Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over het openbaar vervoer binnen het complex project Noord-Zuidverbinding Limburg
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Al jaren zoekt Limburg naar een oplossing voor de Noord-Zuidverbinding. Sedert 2018 loopt de onderzoeksfase van het decreet Complexe Projecten Noord-Zuidverbinding. In deze fase is er steeds overleg gepleegd met de verschillende belanghebbenden om zo tot de beste oplossing te komen uit de zeven voorgestelde alternatieven. Ik vind dat positief, omdat zo voorkomen kan worden dat we in een latere fase op een hoop struikelblokken botsen.
Binnen het voormelde decreet wordt niet alleen de ontsluiting van Noord-Limburg over de weg bekeken, maar ook de ontsluiting met het openbaar vervoer. Het verhaal van de doorstroming is namelijk een en-en-verhaal, aangezien we bij de pendelaars ook een modal shift willen bewerkstelligen. Voor het wegtracé ziet het ernaar uit dat we tot een breed gedragen oplossing zullen komen. Voor het openbaar vervoer stel ik echter vast dat het een ander verhaal zal worden. Nog lang voor er sprake was van het decreet Complexe Projecten werd het idee verlaten om het noorden van de provincie Limburg met de tram te ontsluiten. Een betere oplossing zou zijn: de heractivering van spoorlijn 18 Hasselt-Pelt. Maar in de onderzoeksfase blijkt nu dat de alternatieven met de trein afvallen, omdat de trein minder scoort op vlak van reizigerspotentieel, een grotere impact zou hebben op waardevolle natuur, en een onvoldoende hefboom zou zijn voor goederenvervoer op het spoor.
Daardoor blijven nog enkel de alternatieven over van de tram of de sneltram. Nu worden er echter nieuwe alternatieven met trambussen en/of bussen naar voren geschoven. Ik las evenwel in een krant dat zelfs een tram voor de ontsluiting van Noord-Limburg uitgesloten zou worden. De tram zou namelijk Hasselt nooit binnen kunnen rijden. Als de trein en de tram afvallen, blijven er nog weinig alternatieven over. Enkel een trambus en/of gewone bus zouden dan nog soelaas kunnen bieden.
Ik heb hierover volgende vragen. Vindt u dat er te vroeg is afgestapt van de alternatieven met het treintracé op de oude spoorlijn 18 Hasselt-Pelt? Welke alternatieven voor openbaar vervoer ter ontsluiting van Noord-Limburg zullen er nu bestudeerd worden? Dreigen we geen tijd te verliezen of procedurefouten te maken? We voegen nieuwe scenario’s toe na de officiële raadpleging over de alternatievenonderzoeksnota, met zeven tracés, en een publieke raadpleging over de tussennota, met drie tracés? Vindt u dat de ontsluiting van Noord-Limburg via het openbaar vervoer nog gelijk moet lopen met de ontsluiting van Noord-Limburg via de weg of wordt dit nu beter apart bekeken?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Collega Moors, vragen worden gebundeld omdat ze gelijklopend zijn. Maar toen ik u uw vraag hoorde stellen, stelde ik vast dat onze vragen wel heel gelijklopend zijn. Ik denk dat u per ongeluk mijn vraag hebt voorgelezen. Misschien kunt u straks uw eigen vragen nog even toevoegen. Missen is menselijk. Toch vat ik nog even kort mijn vraag samen. Het voorval heeft het voordeel, collega Moors, dat ik zo lang niet hoef te spreken.
Wij hebben al een hele weg afgelegd in het project van de Noord-Zuidverbinding. We moeten toch wel proberen te landen; daar zijn wij het allen over eens. Naar mijn oordeel is de formule van de complexe projecten wel de juiste aanpak, met een heel brede trechtering en vooral een robuustere besluitvorming. Maar bij de Noord-Zuidontsluiting over de weg hebben wij ervoor gekozen daarin ook de ontsluiting met het openbaar vervoer op te nemen, de vroegere lijn 3. Daar zit natuurlijk wel een logica in. De Noord-Zuidverbinding heeft erbij te winnen dat wij inzetten op de modal shift.
Op dit moment lijkt het erop dat wij voor het wegtracé tot een breed gedragen oplossing zullen komen. Dat is een goede zaak. Het is goed dat wij als politici over de partijgrenzen heen ons ideaalbeeld allemaal hebben losgelaten en met de genoemde procedure werken aan een totaaloplossing. Dat is al een hele stap vooruit.
Veeleer ben ik bezorgd om het onderdeel openbaar vervoer.
Ik wil even terugkijken naar het verleden. We zijn vertrokken begin 2000 met het Spartacusplan met drie lijnen. Dan heeft men gezegd dat het via de trein sneller kan gaan via lijn 18. Nu heeft men binnen de scope van het decreet Complexe Projecten de verschillende scenario’s bestudeerd en, zoals collega Moors heeft gezegd, is de trein er ondertussen uitgefilterd vanwege het reizigerspotentieel, de grotere impact op waardevolle natuur enzovoort.
Mijn verwondering was groot toen bij het laatste overleg bleek dat men een aantal andere initiatieven dan de tram zou bestuderen, namelijk de trambus of de bus. Over de trambus hebben we al vaak gediscussieerd, minister. De trambus heeft zeker en vast voordelen als tijdelijke opstap. Hij kan ingezet worden vooraleer hij een volledige vrije bedding heeft, maar dat kan ook een nadeel zijn omdat de volledige vrije bedding er misschien nooit komt. Ik maak er me wel zorgen over. We moeten toch zorgen dat we die snelle verbinding van Noord-Limburg naar Hasselt blijven realiseren. Dat was het uitgangspunt. Ik hoef u niet te vertellen dat ik nog ongeruster werd toen ik ’s anderdaags de krant opensloeg en daar zelfs las dat de tram helemaal niet meer mogelijk zou zijn.
Minister, ik geef nog eens de vier vragen die daarnet al zijn gesteld.
Vindt u dat er te vroeg is afgestapt van het treintracé op de oude spoorlijn 18?
Welke alternatieven zullen er nu bestudeerd worden? Zit de tram er nog daadwerkelijk bij? Nogmaals, dat krantenartikel heeft me toch wel bang gemaakt.
En dan is er de meest cruciale vraag, minister, want we willen een goede oplossing en we willen allemaal vooruit, maar we voegen nieuwe scenario’s toe na de officiële raadpleging over de alternatievenonderzoeksnota en een publieke raadpleging over de tussennota. En nu voegen we nog nieuwe alternatieven toe. Mijn vraag is heel duidelijk: dreigen we daarmee geen tijd te verliezen door opnieuw openbare onderzoeken te moeten organiseren en/of procedurefouten te maken?
Ten slotte, minister, vindt u dat de ontsluiting van Noord-Limburg via het openbaar vervoer nog gelijk moet lopen met de weg in dit decreet Complexe Projecten of moet het eventueel apart bekeken worden om verder snelheid te kunnen maken in het wegtracé en bijkomend studiewerk over het openbaar onderzoek te doen?
Mevrouw Moors heeft het woord.
Ik heb een hectische voormiddag achter de rug. Ik ben met mijn moeder naar het vaccinatiecentrum geweest. Excuseer, ik heb de vraag van collega Ceyssens gelezen en ik vond die zo interessant dat ik ze tot de mijne heb gemaakt. Ik heb nog twee andere vragen voor de minister, die ik kort zal toelichten.
Na de keuze voor de vertrechtering van de oorspronkelijk zeven tracés naar slechts drie, werd er onlangs beslist om weer twee nieuwe alternatieven te onderzoeken voor de Noord-Zuidverbinding in Houthalen-Helchteren. Het gaat daarbij om combinatiealternatieven op de bestaande alternatieven voor de ondertunneling van de Grote Baan. Beide combinaties worden samen met de drie andere alternatieven verder gelijkwaardig onderzocht.
Intussen is er ongerustheid gegroeid over de inrichting van het openbaar vervoer voor de ontsluiting van Noord-Limburg. Volgens het Spartacusplan uit 2004 zou lijn 3 van Hasselt naar Lommel oorspronkelijk een sneltram krijgen. Maar omdat de afstand te groot was om een klokvaste verbinding te krijgen, is in 2013 beslist om spoorlijn 18 Hasselt-Neerpelt te heropenen en een trein te laten sporen op Spartacuslijn 3. In de procedure van het complexe project Noord-Zuid is de trein afgevallen – dat hebben we allemaal al begrepen –, vooral omdat het tracé door waardevol natuurgebied loopt, maar ook omdat een tram meer reizigers zou trekken. Bijgevolg werd er weer overgegaan op een sneltram, over de Grote Baan in Houthalen-Helchteren en langs de N74 richting Pelt. Maar nu blijkt uit een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) dat een trambus of regiobus toch meer voordelen zou hebben dan een sneltram. Een bus of trambus is vooral flexibeler en sneller inzetbaar. De tram geraakt al niet in Hasselt, of er zou een nieuwe spoorbrug over het Albertkanaal moeten komen. Het kostenplaatje was nogal groot en de realisatietijd lang. Dat leidt ertoe dat we het voordeel van de trambus zouden nemen. Die wordt trouwens ook ingezet op Spartacuslijn 2, Hasselt-Maasmechelen.
Als we doorheen de jaren iets hebben geleerd, minister, is het wel dat de keuze van het vervoersmiddel minstens zo belangrijk is als de tracékeuze. Dat brengt me tot de twee volgende vragen.
Waarom werden de twee nieuwe alternatieven niet eerder in rekening gebracht?
Hoe reageert u op de conclusie uit de kosten-batenanalyse die stelt dat een trambus of regiobus toch meer voordelen zou hebben dan een sneltram?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen. Jullie weten dat wij op 11 maart nog een politieke stuurgroep rond deze zaak gehad hebben in het Provinciehuis van Limburg, maar het is goed om er nog alle aandacht aan te geven. Jullie weten allemaal dat ik het liefst vandaag hier met jullie zou willen debatteren over het voorkeursbesluit, de tweede formele beslissing in het kader van het decreet Complexe Projecten, omtrent het complexe project Noord-Zuid. Maar helaas zijn we nog niet zover.
De timing is al geschetst. Op 30 juni 2017 heeft de Vlaamse Regering beslist om het hele verhaal van de Noord-Zuid, de mobiliteitsproblematiek, op te nemen in de procedure complexe projecten. Zo wil men in het kader van cocreatie, in het kader van draagkracht en van inspraak, zorgen voor een versnelling van dit infrastructuurproject. Op 18 maart 2018 werd de eerste formele beslissing genomen, met name een startbeslissing. Het verdere verloop kent u. Het is nu uitkijken naar de volgende formele beslissing, met name een goedkeuring door de Vlaamse Regering van een voorkeursbesluit. Maar zoals u weet zijn we zover nog niet.
In oktober 2020 heeft men – na onderzoek van de zeven alternatieven die opgenomen waren in de alternatievenonderzoeksnota – beslist om te gaan vertrechteren. Dat is een tussenprocedure, zal ik maar zeggen, waaromtrent ook een tussennota werd opgesteld. Men vond zeven alternatieven te veel om daarmee een heel geïntegreerd onderzoek, inclusief de MER-procedure, te doorlopen. Vandaar het voorstel om te vertrechteren van zeven naar drie redelijke alternatieven. Die drie redelijke alternatieven zijn u bekend: twee doortochtalternatieven op de Grote Baan – met oplossingen met tunnels en dergelijke – en één oostelijk alternatief met een nieuwe omleidingsweg. Nu, omdat dat wijzigingen waren aan de alternatieve onderzoeksnota, heeft men het toch goed geacht om daaromtrent opnieuw inspraak te laten plaatsvinden, opnieuw een publieke raadpleging te houden, alsook advies in te winnen bij alle mogelijke stakeholders en partners. Dat heeft men gedaan. Uit de reacties op deze tussennota is dan het voorstel gekomen om een aantal combinatiealternatieven uit te werken.
Zo kom ik gelijk aan de eerste vraag die jullie beide stellen over het feit dat hier nu twee nieuwe alternatieven voorliggen, en of dat dan niet de procedure hypothekeert, voor vertraging zorgt, en dergelijke.
Qua timing heb ik heel duidelijk aan De Werkvennootschap gezegd dat we eindelijk vooruit moeten. Daarom heb ik ook nog even de timing geschetst van het verleden tot nu, van juni 2017 tot vandaag, april 2021. Ik denk dat het tijd is dat we finaal komen tot die tweede formele beslissing. De Werkvennootschap weet dat, en zij hebben ook aangegeven dat ze zeker alles op alles zetten om zo snel mogelijk over te gaan tot een ontwerp van voorkeursbesluit.
De combinatiealternatieven zijn er specifiek gekomen, enerzijds door de adviesverlenende instanties, maar anderzijds ook door de publieke raadpleging. Daar heeft men van de twee of drie bestaande alternatieven die er waren, een aantal combinaties gemaakt. Men zegt daarbij heel duidelijk: het gaat hier niet om nieuwe alternatieven, maar telkens om een combinatie van bestaande alternatieven. Omdat het niet om nieuwe alternatieven gaat, is De Werkvennootschap van oordeel dat dit sowieso juridisch in orde zou zijn. Ik wil daar zelf persoonlijk niet mijn hand voor in het vuur steken. Jullie weten dat ook in andere procedures complexe projecten, die reeds meermaals hier in deze commissie aan bod zijn gekomen, meerdere partijen richting de Raad van State zijn getrokken. Wat er ook van zij, ik denk dat wij hier geen garantie hebben dat hier niemand naar de Raad van State kan gaan. En dat ondanks het feit dat we reeds vier jaar aan het onderzoeken zijn en reeds heel wat inspraakprocedures hebben georganiseerd.
Dus als u mij vraagt, collega Ceyssens, of dat volledig robuust is en of we juridisch volledig safe zitten, begrijpt u dat ik daar moeilijk een sluitend antwoord op kan geven. Ik hoop alleszins dat we snel richting een voorkeursbesluit kunnen gaan, zodat we naar een volgende fase kunnen in het kader van deze procedure, namelijk de uitwerkingsfase.
Dan kom ik bij de MKBA inzake het vervoersmiddel. Ik blijf erbij dat het vervoersmiddel in dezen op dit ogenblik ondergeschikt is. Er zijn een aantal vragen gesteld rond het niet in aanmerking nemen van de oude spoorlijn 18, een element dat inderdaad naar voren kwam in de tussennota en de vertrechteringsprocedure. Men heeft de piste van de oude spoorlijn 18 verlaten. Zowel uit de publieke raadpleging als uit de adviesronde is gebleken dat het niet selecteren van de treinoptie op de oude spoorlijn 18 niet in vraag is gesteld. Daar is dus consensus over, zou men kunnen zeggen.
Bijkomend is het toch nog belangrijk dat er wordt gezocht naar mogelijke alternatieven, omdat er wel altijd duidelijk vooropgesteld is dat het moet gaan om een hoogwaardige openbaarvervoersverbinding.
Mijnheer Ceyssens, u hebt volkomen gelijk als u zegt dat het staat of valt met die vrije bedding. Als we straks praten over enkel een trambus of een andere vorm van hoogwaardig openbaar vervoer (HOV), maar die is niet in een vrije bedding gelegen, dan zal dat weinig soelaas brengen en dan zal het mensen zeker niet verleiden om het openbaar vervoer te nemen en de auto te laten staan. Dat moet zeker allemaal voor ogen worden gehouden.
Zover zijn we vandaag nog niet, voor alle duidelijkheid. Het is nu in eerste instantie zaak om richting een voorkeursbesluit te gaan. Dat betekent: een tracé vastleggen. In het kader van het geïntegreerd onderzoek dat op dit ogenblik lopende is, alsook de MER-procedure daarrond en de maatschappelijke kosten-batenanalyse, zal men moeten kijken wat straks finaal het beste hoogwaardige openbaarvervoersmiddel is dat hier zal worden ingeschakeld. Maar het allerbelangrijkste is en blijft natuurlijk welk tracé men finaal gaat vastleggen voor deze reeds lang gevraagde Noord-Zuidverbinding.
Ik wil u ook nog iets meegeven dat ook duidelijk in het stuurgroepcomité van 11 maart aan bod is gekomen. Jullie weten dat er op vraag van Infrabel een ‘quick scan MKBA’ is opgemaakt, om te kijken of spoorlijn 18 al of niet in aanmerking zou moeten worden genomen. Uit die scan bleek dat, als men de vergelijking trein versus tram maakt, de tram duidelijk gunstiger scoort dan de trein.
Verder zijn er ook andere variaties onderzocht, zoals een trambus en andere varianten. Daar gaan we voorlopig niet op vooruitlopen, want ik denk dat we beter wachten op de MKBA over het finale voorstel over welk openbaarvervoersmiddel het zou moeten worden, de finale studies en de gedetailleerde maatschappelijke kosten-batenanalyse die op dit ogenblik lopende is. Die heeft enerzijds betrekking op het hele Noord-Zuidcomplex, met name de wegverbinding als dusdanig, maar zal anderzijds ook een vergelijking maken tussen de diverse soorten hoogwaardig openbaar vervoer.
Mijnheer Ceyssens, u vroeg naar de ontsluiting van de Noord-Zuid via de weg, dan wel apart. U weet wat in de startbeslissing is opgenomen. De doelstelling van het complexe project is duidelijk om te komen tot een duurzame, geïntegreerde mobiliteitsoplossing ten voordele van de gehele regio en het betrokken gebied in het bijzonder. Iets verder leest u ook nog een specifieke doelstelling, namelijk een antwoord bieden op de huidige en de toekomstige mobiliteitsvraagstukken in de regio, daarbij rekening houdend met alle mogelijke vervoersmodi, duurzaam vervoer, multimodaal karakter en dergelijke meer, focussen op een vlotte en veilige verbinding, aandacht hebben voor het doorgaand en het dwarsend verkeer, zowel het lokale als het bovenlokale verkeer, zowel het personenvervoer als het vrachtvervoer, en dan komen tot een geïntegreerd project, afgestemd op de ruime omliggende of onderliggende wegen en andere infrastructuren.
Dus, kortom: het is een globaal en geïntegreerd project, waar we opnieuw zo snel mogelijk een voorkeursbesluit moeten hebben. Dus welk voertuigtype het zal worden, is ondergeschikt aan de vraag welk tracé finaal geselecteerd zal worden in het kader van het ontwerp van voorkeursbesluit. Welk HOV daar kan komen, is dus ondergeschikt. Ik weet, en dat weten jullie ook, dat als het gaat over een spoorverbinding met een bovenleiding, er een probleem is op de brug op het Albertkanaal ter hoogte van Hasselt. Opnieuw: ik ga hier niet vooruitlopen op eender welke mogelijke beslissing rond een ontwerp van voorkeursbesluit. Ik denk dat we wat dat betreft het best het geïntegreerde onderzoek en de maatschappelijke kosten-batenanalyse afwachten en dan wel een weloverwogen en doordachte beslissing aan jullie gaan voorleggen.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, ik zou van de gelegenheid willen gebruikmaken om de Limburgse eenheid in de verf te zetten. Als collega Ceyssens en ik zo verder blijven werken, zal dat geen probleem zijn. Ik zou willen pleiten voor een maximale betrokkenheid van alle Limburgse overheidsniveaus. Ik denk daarbij aan de vervoerregio Limburg. Hebt u al overleg gehad met de vervoerregio Limburg over deze problematiek? Zo ja, wat is hun standpunt?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Collega Moors, ik ben het helemaal eens met u, dat we eensgezind moeten zijn in Limburg en dat we dat vandaag ook zijn.
Minister, ik ben het ook helemaal met u eens dat het ‘vooruit’ moet gaan. Op dat vlak hebt u volledig onze medewerking. Ik denk ook dat we op het vlak van de wegen echt een draagvlak hebben om een breed gedragen beslissing te kunnen nemen en dat het ook vooruit moet gaan. Maar in de beslissing moet ook een vrijliggend tracé zitten voor het openbaar vervoer, want anders hebben we niks. Of dat voertuig nu uiteindelijk over sporen of op banden rijdt of zich misschien zoals een hovercraft voortbeweegt, als het maar over een vrije bedding op een acceptabele tijd van Noord-Limburg naar Hasselt kan gaan. Het uitgangspunt was vroeger 27 minuten, niemand zal het erg vinden als er enkele minuten van afgaan. We zullen pas een modal shift hebben als men in Noord-Limburg zegt: ‘Ik wil snel in Hasselt zijn, dus ik stap op het openbaar vervoer.’ Ziet u het nog altijd haalbaar om daar binnen afzienbaar korte tijd een vrijliggend tracé te hebben? Indien nee, blijven we dit dan aan elkaar koppelen, waardoor we onvermijdelijk vertragingen gaan hebben op het wegtracé? Dat willen we natuurlijk ook niet hebben.
Ik blijf zeer bezorgd over het feit dat er nieuwe alternatieven bestudeerd worden. Er waren zeven alternatieven: twee met trein en vijf met tram. Daar komen nu alternatieven met trambus of bus bij. Ik merk aan uw antwoord dat u er zelf ook niet van overtuigd bent dat dat juridisch robuust genoeg is om de toets te doorstaan. Die worden toegevoegd nadat we die zeven alternatieven bekeken hebben en nadat we de tussennota nog eens publiek hebben laten raadplegen. Kan dat niet aangevochten worden als een procedurefout? We willen allemaal vooruit, maar iets wat ons het meeste tijd kan kosten is natuurlijk nog eens een vernietiging. Dat willen we echt vermijden als de pest. Minister, ik wil toch mijn bezorgdheid nog eens meegeven aan u, dat dat zeker en vast nog eens goed onderzocht wordt. Ik heb daar de grootste bezorgdheid over.
Ten slotte, als we aan het spreken zijn over Spartacus, wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om gewag te maken van geruchten over een toenemende bezorgdheid in Nederland over de vooruitgang van lijn 1 van het project. De gedeputeerde voor Mobiliteit van Noord-Limburg is intussen iemand anders geworden.
Wilt u afronden, collega Ceyssens?
Jawel, voorzitter. Minister, hebt u nog contact gehad met Nederland om af te spreken over de verdere afwikkeling van het project?
De heer Keulen heeft het woord.
Zoals collega Ceyssens meen ik dat wij in Limburg moeten beseffen dat dit de laatste kans is. Nu kunnen wij het over de Limburgse eenheid van hier tot daar hebben, en ik ben daar altijd een pleitbezorger van geweest en ik heb dat op het terrein proberen waar te maken. Maar als je denkt dat dit in Brussel geforceerd kan worden … Limburg moet ook zelf mee willen. Als die Noord-Zuidverbinding nog niet gerealiseerd is, heeft dat alles te maken met de tegenstand van een aantal Limburgers. Ik zeg dat met een bloedend hart, als Limburger.
Voorts sluit ik mij aan bij de oproep naar De Werkvennootschap: avanti! Tempo! Maak verdomme werk ervan! Het voorkeursbesluit wordt nu pas eind 2022 verwacht. Dat moet veel vroeger. Ik ben iemand die als burgemeester, als minister maar ook als collega van oordeel was: liever een telefoon te veel, en een vergadering te veel, dan een te weinig, om draagvlak te hebben. Maar op een zeker ogenblik moeten alle partners wel beseffen dat het geduld op is, en dat er ook op dat vlak klare wijn moet worden geschonken. Ik vrees overigens dat wij nooit het punt gaan bereiken dat niemand meer in Limburg zal procederen. Als wij daarop wachten, maken wij onszelf iets wijs.
Het is belangrijk, minister, dat als wij niet op het spoor zitten van een trein of een sneltram, wij toch een vrije baan moeten hebben, hetzij voor bussen, hetzij voor trambussen. Anders zal uw openbaar vervoer nooit ofte nimmer een volwaardig alternatief zijn. Dit is een dossier waar ondertussen ook de geloofwaardigheid van de politieke klasse aan gekoppeld is. Na 45 jaar hebben de mensen het ongeveer gehad. Je kunt jaren met de menukaart zitten te toveren en te zwaaien en de mensen gek maken met gastronomie, maar als mensen honger hebben, is op het einde zelfs een frituur gastronomie. Hier moeten toch op korte termijn knopen worden doorgehakt en keuzes worden gemaakt.
De heer Danen heeft het woord.
Ik hoop dat wij inderdaad meer delen dan wij denken. Ik maak mij ook veel zorgen over de realisatie van het project. Wij werken met alle partijen goed samen in dat project. Ik deel de bezorgdheid van de collega’s Moors en Ceyssens over het onderdeel openbaar vervoer. Wij zijn vertrokken van een fantastisch goed project, namelijk het tramproject Spartacus lijn 3. Dan kwam het idee van een treinverbinding, dan toch weer een tram, en nu blijft alleen nog een bus over. Overigens rijdt er al een bus. Als we die verbinding echt hoogkwalitatief willen maken, moeten wij echt een vrije baan hebben. Minister, wilt u voor die vrije baan uw volle gewicht in de schaal werpen? Wat ik echt niet begrijp, is dat men nu pas weet dat men in Hasselt het kanaal moeilijk over kan met een trein of een tram. Dat kan ik heel moeilijk geloven, minister. Bent u daar al langer van op de hoogte?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijn dank aan de vraagstellers, die daarmee ook benadrukken dat het eindelijk moet vooruitgaan. Wij delen allen die mening.
Mevrouw Moors, wat betreft uw specifieke vraag over de vervoerregio Limburg: ik zit zelf niet in de vervoerregio en ik bepaal daar ook niet de agenda. Ik neem aan dat die wordt bepaald in overleg met de ambtelijke en de politieke voorzitter. Wat dat betreft kan ik u wel zeggen dat in het hele complexe project Noord-Zuidverbinding Limburg zowel het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), dus de ambtelijke voorzitter, het Agentschap Wegen en Verkeer, het provinciebestuur, dus de politieke voorzitter, als de betrokken lokale besturen overal gehoord worden. Ik denk niet dat het expliciet besproken is in de vervoerregioraad, maar het is aan die raad, die heer en meester is over de agenda, om dat eventueel te agenderen. Los daarvan is er altijd een heel brede consultatie geweest.
Dan kom ik tot de bedenking van de heer Ceyssens over de nieuwe alternatieven, met name de combinatiealternatieven. Dat moet ik onmiddellijk corrigeren, want dat zijn geen nieuwe alternatieven. We hebben de vertrechtering gehad van zeven naar drie alternatieven. Daarover is er een publieke raadpleging geweest en dat is voorgelegd aan de diverse adviesinstanties. Op basis daarvan, en meer in het bijzonder het advies van de gemeente Houthalen-Helchteren en anderzijds ook van het technisch-ontwerpende onderzoek, en uit milieuoverwegingen heeft men ervoor gekozen om op basis van de twee alternatieven nog een aantal combinatiealternatieven te maken. De combinatiealternatieven hebben niets met het vervoersmiddel te maken, maar wel met bepaalde tunnels, doortochten en dergelijke meer voor de twee alternatieven over de doortocht op de Grote Baan. Dat wil ik eerst even meegeven.
De combinatiealternatieven zijn er specifiek gekomen op advies van de gemeente Houthalen-Helchteren. Die had een heel lijvig advies gegeven op de tussennota. Maar ook door het ontwerpende onderzoek en de milieuoverwegingen heeft men beslist om de combinatiealternatieven mee op te nemen in het verdere geïntegreerde onderzoek en in de verdere MER-richtlijnen (milieueffectenrapport). Is dat juridisch wankel? Ja dan neen. Ik heb daarnet al gezegd dat ik daarvoor mijn hand niet in het vuur steek. De Werkvennootschap geeft duidelijk aan dat ze die combinatiealternatieven helemaal heeft opgenomen in het overwegingsdocument, in de geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota en ook in de aanvullende MER-richtlijnen. Wat dat betreft, maakt De Werkvennootschap zich sterk dat dat voldoende onderbouwd is en dus juridisch robuust zou zijn. Maar zoals ik daarstraks al heb gezegd, kan ik daar zeker niet mijn hand voor in het vuur steken. Er zijn al meerdere beroepen richting Raad van State gegaan in andere procedures over complexe projecten. Ik kan inderdaad geen 100 procent garantie geven.
U zegt dat het vooruit moet gaan, mijnheer Ceyssens, en u en ook de anderen, ook de heer Keulen en de heer Danen, willen garanties over de vrije baan. Ik blijf erbij dat we voor eender welk vervoersmiddel moeten kiezen voor een vrije baan. Vandaag liggen er nog altijd diverse alternatieven voor. Er is vandaag nog geen duidelijkheid over of het nu gaat over een omleidingsweg, over de nieuwe weg langs de oostelijke variant of over een doortocht op de Grote Baan. Ik kan en mag daar vandaag niets over zeggen. Het is op dit ogenblik aan de studiebureaus en aan De Werkvennootschap om zo snel mogelijk een ontwerpvoorkeursbesluit voor te leggen. Jullie weten dat ik dat liever vandaag dan morgen heb. Ik ga niet vooruitlopen op eender welk ontwerpvoorkeursbesluit, maar ik hoop wel dat we dat zo snel mogelijk hebben en dat we ons dan finaal kunnen uitspreken. Vervolgens komt er een openbaar onderzoek en dan kunnen we overgaan tot die volgende zeer belangrijke fase, met name de uitwerkingsfase. Dan zal het voor alle omwonenden en voor alle rechtstreeks betrokkenen heel duidelijk worden wat het zal zijn.
Ik heb in het verleden ook al een paar keer de opmerking gemaakt dat we hier ook moeten voorkomen dat er een procesvermoeidheid ontstaat. Het is een dossier dat al decennialang meegaat, dat weet iedereen. Dus nogmaals: ‘Avanti!’, of hoe je het ook wilt noemen. Die zaak moet vooruit, en ik ga me nu niet uitspreken over welk openbaarvervoersmiddel het moet zijn. Ik wil wel zeker garantie hebben – ongeacht of het een vervoersmiddel met sporen of bovenleiding is, met rubberen banden of wat dan ook – dat het met vrije bedding zal zijn. Dat is nodig als men een antwoord wil bieden aan de huidige maar ook de toekomstige mobiliteitsproblematiek en aan de leefbaarheidsaspecten in heel de regio. Ik heb eerder al de criteria genoemd zoals die zijn opgenomen in de startnota. Ik denk dat we allemaal deze criteria willen en moeten honoreren. Nogmaals, daar moeten we voor gaan: een antwoord op de gehele mobiliteits- en leefbaarheidsproblematiek in heel de regio rondom de Noord-Zuid.
Ik zal de boodschap dus andermaal overbrengen aan de werkvennootschap: ‘Avanti!’, zoals sommigen het hier noemen. En we hopen dat we zo snel mogelijk een ontwerpvoorkeursbesluit hebben. Dank u.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. We gaan allen het dossier met de nodige aandacht blijven volgen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Dank u wel, minister. U hebt me ergens verkeerd begrepen, denk ik. U spreekt over de combialternatieven. Dat is inderdaad niets meer dan het combineren van een aantal alternatieven, dat lijkt me geen nieuw element. Maar wat niet bestudeerd is in de openbare onderzoeken die gepasseerd zijn, dat zijn de pistes die bekeken worden met de trambus of met de bus. Dat is een ander concept, met andere haltes. Daar maak ik me grote zorgen over, in het kader van de procedure. Ik wil u ook met aandrang vragen om dat goed juridisch te laten checken door De Werkvennootschap, want het zou dramatisch zijn mochten we daar in de toekomst op juridische zwaktes botsen. Dat zou ons pas heel veel tijd kosten. Ik begrijp dat u gaat voor een voorkeursbesluit waarin ook een vrije baan is voorzien voor het openbaar vervoer. U loopt er niet op vooruit waar die moet liggen, maar dat juich ik toe. Het is heel belangrijk dat die vrije baan inderdaad voorzien is.
Ten slotte, over Spartacuslijn 1 hebt u niets gezegd. Dat begrijp ik ook, want daar ging de vraag vandaag eigenlijk niet over. Maar, gelet op de ontwikkelingen aan de andere kant van de grens is het misschien toch nuttig dat u eens contact opneemt met gedeputeerde Carla Brugman. Ik begrijp dat zij, na het aftreden van gedeputeerde Mackus, de bevoegdheid Mobiliteit overneemt, en het is nuttig ervoor te zorgen dat de violen gelijk gestemd blijven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.