Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, u kondigde een leeroffensief aan, waarmee we dit jaar de ‘learning twenties’ zouden lanceren. We hebben in deze commissie al vaak gesproken over het ontbreken van een leercultuur in Vlaanderen. We zeggen dat we een strategie zullen ontwikkelen om dat te veranderen en dat we de mogelijkheden om de leergoesting aan te wakkeren, verder zullen onderzoeken. De Vlaamse Regering is op dat vlak ambitieus en wil de komende jaren stappen vooruit zetten. Belangrijk daarbij is de oprichting van het Partnerschap Levenslang Leren, dat onder het voorzitterschap valt van professor Ans De Vos en dat tegen juni 2021 een ambitieus actieplan voor levenslang leren moet uitwerken.
Leren doen we op verschillende manieren. In de literatuur spreekt men over het formeel, het informeel en zelfs het non-formeel leren. De consultant Charles Jennings werkte het 70/20/10-concept uit. Dat concept beschrijft drie fases in het leerproces. 10 procent leren we door middel van een gestructureerd trainingsprogramma, het formeel leren. 20 procent leren we van anderen door coaching en feedback, het non-formeel leren. 70 procent leren we door ervaring, het informeel leren.
Het model heeft zijn gebreken en we kunnen discussiëren over de wetenschappelijke onderbouw of de percentages. Maar het is toch wel opmerkelijk dat de waarde, die 70 procent, ligt bij het leren door ervaring. Dat is het belang van het informeel leren.
Als het gaat over levenslang leren en het aanwakkeren van die leergoesting wordt er vooral gefocust op de eerste 10 procent, namelijk het volgen van een opleiding, een digitale opleiding of een webinar. Er zijn echter veel meer momenten dat we leren, kennis vergaren en ervaring opdoen. Leren doen we eigenlijk constant, en dus niet alleen tijdens geplande opleidingsmomenten. Ook op de werkvloer wordt er bijgeleerd, ook al zijn we er ons niet altijd van bewust en gebeurt het minder gestructureerd en zonder expliciete begeleiding.
Tussen het formeel en het informeel leren situeert zich het non-formeel leren, bijvoorbeeld door zelfstudie, coaching, e-learning en expertgesprekken. Die vormen wezenlijke onderdelen van de leercultuur. Een leercultuur gaat immers over observeren, experimenteren en oplossingen zoeken. Werknemers en werkzoekenden moeten kunnen aansluiten bij de leervorm die het best bij hen past. Dat kan de motivatie verhogen. In dat opzicht is het belangrijk dat ondernemingen deze vormen van informeel leren actief ondersteunen, promoten en stimuleren. Ze moeten een voedingsbodem creëren waarop het informeel leren zich verder kan uitbreiden.
Hoe wordt het informeel leren tastbaar gemaakt en op welke manier is het zichtbaar in de cijfers over levenslang leren en de leercultuur in Vlaanderen?
Kan het versterken van het informeel leren al dan niet op de werkvloer drempelverlagend en stimulerend zijn om de Vlamingen warm te maken voor het levenslang leren?
Op welke manier wordt het informeel leren meegenomen in de initiatieven van de Vlaamse Regering om de leergoesting aan te wakkeren en de leercultuur in Vlaanderen te versterken?
Minister, hoe zult u de ondernemingen stimuleren om het informeel leren actief op te nemen en eventueel uit te breiden?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Claes, voor de cijfers verwijs ik naar het eerste monitoringsrapport ‘opleidingsdeelname en de opleidingsinspanningen van werkgevers’, dat vorig jaar in juni is verschenen en online ook raadpleegbaar is. Het is een echte aanrader voor iedereen die, zoals u, gepassioneerd is door het thema levenslang leren. In het rapport worden lichtjes andere definities gehanteerd van informeel en niet-formeel leren dan degene die u aanhaalt, maar de essentie blijft wel steeds hetzelfde. De bron van deze definities en cijfers, is de ‘Adult Education Survey’.
Hieruit leren we dat 63,4 procent van de Vlamingen tussen 25 en 64 jaar – op het moment van meting – de voorbije twaalf maanden doelbewust en gepland iets zelf had geleerd. Bij hooggeschoolden loopt dit zelfs op tot 77 procent, tegenover slechts 46,2 procent bij de kortgeschoolden. Kortgeschoolden zijn ook over het algemeen lager taal- en digitaal geletterd, wat informeel leren moeilijker maakt. Van de niet-beroepsactieven leert 47,5 procent in mindere mate op een informele manier, in vergelijking met werkenden en werklozen, bij wie dat 68,8 procent is.
De manieren waarop informeel wordt geleerd, zijn zeer divers. Zo gaat het bijvoorbeeld over iets doelbewust opzoeken op het internet, het lezen van studieboeken of iets geleerd hebben via een vriend of collega. Dat zijn dan niet altijd goede dingen die men leert, maar toch. Naast de computer worden ook andere media gebruikt om informeel te leren. Bijna een kwart van de Vlamingen leerde informeel door het bewust bekijken van beelden of beluisteren van beeld- en/of audiomateriaal.
In hetzelfde monitoringsrapport wordt aangegeven dat de niet-schoolse aanpak van informeel leren ervoor kan zorgen dat individuen deze vorm van leren als positief ervaren, wat kan bijdragen tot een sterkere leercultuur. Geen wonder dat het de nodige aandacht krijgt in de conceptnota ‘De lerende samenleving’. Dat is een nota van minister Weyts en mezelf. We willen niet alleen het formeel leren stimuleren, maar ook het niet-formeel en informeel leren. Dit is een belangrijke opdracht voor het Partnerschap Levenslang Leren, een opdracht die ze nu ook oppakken.
Een meer concreet initiatief dat ik tot slot graag vermeld, is de overheidsopdracht Leergoesting, via het Europees Sociaal Fonds (ESF), waarmee we in Vlaamse organisaties leer- en didactische principes willen introduceren via concrete leertrajecten, die een positief effect hebben op de motivatie van de medewerkers om te leren en op het leerrendement. Ook informeel leren zit hierin vervat. De ondernemingen zullen daar vanaf het najaar gebruik van kunnen maken.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik heb deze vraag gesteld om de klemtoon te leggen op het informeel leren, want vaak gaan we daar al te snel aan voorbij. Het lijkt evident, maar dat is het niet. Het is opvallend dat we heel veel leren maar dat ook beseffen. Ik vind het belangrijk om dat te benoemen. Van nature uit zijn we altijd nieuwsgierig, willen we altijd dingen bijleren. Ik vind dat we dat moeten uitspelen. Als we onszelf kunnen motiveren, als het vanuit onszelf komt, dan kost het ook minder moeite om bij te leren. Ik hoop, minister, dat dit ook wordt meegenomen in de toekomstige plannen over het geplande opleidingsoffensief dat de komende maanden en jaren wordt uitgewerkt.
Ik moet zeggen dat mijn verwachtingen hooggespannen zijn voor het ambitieus actieplan rond levenslang leren, en ik hoop dat we daarin verfrissende en ook vernieuwende elementen kunnen terugvinden om de leercultuur in Vlaanderen te versterken en aan te wakkeren. Ik hoop dan ook dat we het onderste uit de kan gaan halen om de Vlaming te overtuigen tot het levenslang leren, of het ‘pitch leren’, zoals wij het hier in onze commissie vaak noemen.
Juni 2021, dit jaar, staat dan ook met stip in mijn agenda genoteerd. Daarover had ik ook een bijkomende vraag: kunt u misschien nog toelichten hoe ver het staat met dat Partnerschap Levenslang Leren? En wat is de huidige stand van zaken, op dit moment? Want ik hoop alvast dat we ook vanuit deze commissie ons steentje kunnen bijdragen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel collega, voor de zeer interessante vraag. Dank u wel, minister, voor de toelichting. Er zijn misschien nog een aantal puntjes die ik wil aanbrengen, minister.
We leren graag, en we leren ook graag in de mooiste provincie van Vlaanderen. Ik wil een aantal voorbeelden geven van wat ik zie in mijn eigen provincie, specifiek in de Westhoek dan, waar de provincie van plan is zelf een Westhoekimpulsplan te maken. Een van de speerpunten daarvan is net het levenslang leren. Men probeert daar een model van satellieten op te zetten, en het lijkt me goed dat we ook dat model van zeer dichtbij gaan bekijken, omdat de participatiegraad van volwassenen in levenslang leren sterk gelinkt is met de nabijheid van het aanbod. Dat zou ik dus graag meenemen, en ik vraag me af hoe we werk kunnen maken van de nabijheid van het levenslang leren.
Daarnaast is er ook het Strategisch Plan Geletterdheid. Ook in West-Vlaanderen hebben ze daar een specifiek plan voor opgemaakt. Daar wordt trouwens binnenkort een bevraging opgemaakt over hoe men kijkt vanuit het formeel leren – volwassenenonderwijs en leerplichtonderwijs – en in tweede instantie het informeel leren. Ik denk dus dat er binnenkort heel wat data beschikbaar komen. Mij lijkt het wel interessant om daarnaar te blijven kijken. Maar ik ben ervan overtuigd dat u dat zeker zult doen. Dank u.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Claes, binnen dat partnerschap zijn de werkgroepen nu aan de slag, heel concreet, om acties op te zetten. Er zitten altijd vertegenwoordigers in van werk en onderwijs. Die discussies verlopen goed. Er wordt ook telkens teruggekoppeld. Ik verwacht daar dus wel resultaten van.
Collega Vandromme: hoe zou ik een initiatief van de mooiste provincie van Vlaanderen durven torpederen. Ik ben dus in blijde verwachting van de resultaten, en zeker ook bereid om te kijken of dit een aanpak is die voor herhaling vatbaar is.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het was heel kort, maar het is alvast positief dat die gesprekken goed lopen. Maar misschien is het een suggestie voor deze commissie om daarover tegen de zomer een hoorzitting te organiseren. We zullen dat misschien straks tijdens de regeling der werkzaamheden nog een keer aankaarten. Dank u wel alvast, voor het antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.