Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Mijn vraag gaat specifiek over een onderdeel van het relanceplan. We weten dat er in dat relanceplan een belangrijk investeringsluik zit, maar er is, wat ons betreft, een zeker zo belangrijk hervormingsluik aan gekoppeld. Onlangs pleitten in De Tijd elf economen ervoor dat we echt wel werk moeten maken van structurele hervormingen, en dan heel specifiek door een vereenvoudiging en modernisering van onze regelgeving. Zo willen ze minder administratieve lasten en een bedrijfsvriendelijkere regelgeving.
Dat pijnpunt kwam regelmatig naar boven in de rapporten van de Nationale Bank van België (NBB), maar ook in internationale rapporten van onder meer de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Ze hebben het er altijd over dat het soms wel heel lang duurt voor vergunningen in orde zijn en dat onze arbeidsmarkt wat overgereguleerd is. Ook de prijsreguleringen in ons land zijn een probleem.
Voor alle duidelijkheid: dit geldt voor nagenoeg alle overheden in ons land, maar dus ook voor de Vlaamse. Ik ben alvast blij dat er toch de intentie is om daaraan te werken in het kader van ons relanceplan.
Ik heb begrepen dat de Vlaamse Regering op 12 maart 2021 een overheidsopdracht over de vermindering van de regeldruk heeft toegekend. Verder is mij daarover nog niet zo veel bekend. Ik moet ook zeggen dat dit luik, dat toch een belangrijk onderdeel is, nog niet echt naar boven is gekomen in onze relanceplannen. Daarom heb ik deze vraag ook ingediend.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot dit hervormingsluik? Werd er reeds een aanpak uitgetekend? Hoe zal die verlopen? Zijn er bepaalde targets vooropgesteld? Kortom: kunt u wat meer details geven over hoe u dit zult aanpakken?
Naast het aanpakken van de bestaande regeldruk, is het ook belangrijk om ervoor te zorgen dat de nieuwe regels meteen ook kwalitatief beter zijn. Is het verbeteren van de regelgevingstechniek voor nieuwe regelgeving ook een onderdeel van uw plan? Welke verbeterpunten ziet u daarin?
Op 12 maart werd die overheidsopdracht toegekend. Kunt u hierover iets meer vertellen?
De eerste resultaten worden verwacht tegen de zomer van 2021. Wat is de ambitie bij deze timing en welk traject is nadien voorzien om de verlaging van de administratieve lasten verder te zetten?
Minister-president Jambon heeft het woord.
De doelstelling om de regeldruk te verlagen was reeds ingeschreven in het regeerakkoord, en is nog nadrukkelijker naar voren gekomen in het relanceplan Vlaamse Veerkracht van de Vlaamse Regering, dat ik vorig jaar bij de Septemberverklaring heb voorgesteld.
We beogen daarmee zowel een verbetering van het ondernemingsklimaat als een slagkrachtige Vlaamse overheid, ten dienste van burgers en bedrijven. Als Vlaamse overheid willen we de klantvriendelijkheid en de oplossingsgerichtheid centraal stellen. In verschillende domeinen wegen regelgevingen en de bijbehorende administratieve procedures op de efficiënte werking van de overheid en op de interacties van burgers en bedrijven met die overheid. Het reduceren van die regeldruk en van de administratieve lasten kan leiden tot belangrijke kostenbesparingen en tot een grotere tevredenheid bij burgers, ondernemingen en overheidspersoneel.
Met het aanpakken van de regelneverij willen we vooral de inhoudelijke regeldruk verlagen: we willen te dwingende en te gedetailleerde gedragsvoorschriften, zowel geboden als verboden, effectief schrappen. De focus ligt dus prioritair op het wegsnoeien van regels die in de praktijk een remmende impact hebben op ondernemers en burgers.
Daarnaast willen we ook verouderde of niet langer nuttige of zinvolle regelgeving schrappen. Dit sluit aan bij het werkprogramma 2021 van de Europese Commissie inzake het reguleringsbeleid, waarin het ‘one in, one out’-beginsel vooropgesteld wordt. Dat beginsel houdt in dat een nieuw ingevoerde administratieve last moet worden gecompenseerd door een oude last voor burgers of bedrijven weg te nemen.
Tot slot willen we ook de gold-plating evalueren, de regelgeving waarin Vlaanderen verder is gegaan in de omzetting of uitvoering van het Europees recht dan vereist is door de Europese richtlijnen of verordeningen.
Naast de vermindering van de inhoudelijke regeldruk willen we ook de belemmeringen wegwerken die voortvloeien uit de uitvoering en de toepassing van de regelgeving. Het gaat dan om administratieve vereenvoudiging: het herbekijken van te ingewikkelde administratieve procedures en formulieren, en het detecteren van een strikte, starre of rigide toepassing van regelgeving in de praktijk.
Deze vereenvoudiging zal op haar beurt de motor vormen van een verdere digitale transformatie van de overheidsprocessen die tot doel heeft de dienstverlening naar de burger te versnellen en tegelijk de vooropgestelde planlastverlaging te realiseren.
De screening van de regelgeving die per beleidsdomein verwacht wordt van alle Vlaamse departementen en agentschappen – en die we vatten onder de term ‘schrapsessies’ – moet bovendien in samenhang gezien worden met de screening die van diezelfde instanties verwacht wordt in het kader van de Vlaamse brede heroverweging. Eigenlijk sporen die dingen wel een beetje samen.
Om te beginnen zijn er een aantal overlappende onderzoeksvragen: nazicht van de doeltreffendheid van de bestaande regelgeving; checken op ongewenste neveneffecten van die regelgeving; optimaliseren van de bevoegdheidsverdeling tussen overheden of tussen overheden en de private sector; de efficiëntie van administratieve procedures en lasten; nazicht van het nut van informatieverplichtingen, enzovoort.
Maar het is ook de bedoeling dat de resultaten van de beide oefeningen elkaar versterken. Zo kunnen bijvoorbeeld eventuele vereenvoudigingsopties, die gedetecteerd worden via de zogenaamde ‘citizen journeys’, ook budgettaire besparingen opleveren. ‘Citizen journeys’ zijn oefeningen waarbij voor een aantal concrete levensgebeurtenissen, zoals een geboorte, de aankoop van een woning, de opstart van een eigen onderneming, de verschillende procedures zullen worden doorlopen om zo nog grondiger de Vlaamse overbodige regels te detecteren. Ook het ‘only once’-principe is daar een element in.
De timing voor de beide oefeningen loopt ook parallel. Het ligt dus voor de hand dat de personeelsleden die in de departementen en agentschappen aangewezen worden voor de opvolging van dit project, nauw zullen samenwerken met de deelprojectgroepen in het kader van de Vlaamse brede heroverweging.
Wat uw vragen betreft naar de kwaliteit van nieuwe regelgeving, kan ik bevestigen dat ook hier aandacht aan besteed wordt. We zullen inderdaad nieuwe voorstellen onderzoeken voor een systematische review van nieuwe regelgeving, op basis van de eerdere ervaringen met de reguleringsimpactanalyse (RIA). Dat onderzoek zal mee uitgevoerd worden door de externe consultant, die daarbij onder meer het Deense systeem als referentiekader zal meenemen.
Uw derde vraag ging over de aanbesteding. In uitvoering van het relanceplan wordt deze oefening gezien als een gezamenlijke inspanning van de gehele Vlaamse overheid: de Vlaamse Regering en de Vlaamse administratie. Het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken zal een coördinerende en faciliterende rol opnemen, met externe ondersteuning van een consultant die de Vlaamse Regering op 12 maart heeft aangesteld.
Die externe ondersteuner zal, naast de projectondersteuning, ook inhoudelijke en juridische expertise inbrengen. Hij zal ook begeleidend en eventueel zelfs sturend optreden bij het detecteren van inhoudelijke regeldruk en van administratieve lasten in de Vlaamse regelgeving en bij het formuleren van vereenvoudigingsvoorstellen. De benadering is hier een beetje hetzelfde als bij de Vlaamse brede heroverweging. Als je het helemaal alleen aan de administratie overlaat, moet de administratie bij wijze van spreken haar eigen werking bekritiseren, en dat lijkt mij moeilijk. Het volledig uitbesteden aan mensen van buiten de administratie, die daar eens in vliegen, dat lijkt mij ook geen goede aanpak. Maar je zet wel een externe challenger, een externe driver in om zo de juiste vragen en de juiste opdrachten aan de administratie voor te leggen, en er ook achter te zitten, zodat dat ernstig gebeurt. Ik denk dat een aanpak van die twee invalshoeken samen de juiste weg is.
De externe consultant heeft ook de opdracht om de projectaanpak verder uit te tekenen. Daarbij moet er uiteraard over gewaakt worden dat er geen zware projectstructuren zullen worden gecreëerd naast die van het project van de Vlaamse brede heroverweging. De projectaanpak zal voorgelegd worden aan de stuurgroep. In die stuurgroep zijn de kernkabinetten en een beperkt aantal externe experten vertegenwoordigd, en zullen het Voorzitterscollege en Digitaal Vlaanderen actief worden betrokken, naast de externe consultant en het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken.
Uw laatste vraag heeft betrekking op de timing. Die ziet eruit als volgt: de beleidsdomeinen bezorgen het resultaat van hun schrapsessies aan het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken tegen de zomer van 2021. De voorlopige streefdatum is 21 juni 2021, dat is dus echt aan het begin van de zomer.
Samen met de resultaten van de ‘citizen journeys’ moet dat resulteren in een eerste vereenvoudigingsagenda, die uiterlijk tegen het zomerreces 2021 aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring wordt voorgelegd. Dat is dus tegen 16 juli 2021 – tenzij ik het zomerreces van de Vlaamse Regering wat uitstel, dan heeft men meer tijd.
Op basis van deze eerste vereenvoudigingsagenda kunnen de vakministers vanaf het najaar 2021 regelgevingstrajecten opstarten, of nieuwe, vereenvoudigde administratieve procedures uitwerken. Die moeten een hoop complexe procedures vervangen. Een tweede vereenvoudigingsagenda voorzien we ten laatste tegen het zomerreces 2022. Het is dus een interactieve oefening.
Het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken zal instaan voor de monitoring van de voortgang van de regelgevingstrajecten. Eind 2022 zal een monitoringsrapport aan de Vlaamse Regering meegedeeld worden. Het Vlaams Parlement zal daar dan natuurlijk ook kennis kunnen van nemen.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw heel omstandig antwoord. Het is heel duidelijk dat er een duidelijke strategie in zit, dat er een plan van aanpak op tafel ligt om iets te doen aan dit belangrijke onderdeel van de relance: zorgen dat we onze regeldruk eens grondig tegen het licht houden.
Ik heb twee bijkomende vraagjes. U hebt zelf verwezen naar het ‘one in, one out’-principe. Ik weet dat we met Vlaanderen onze RIA hebben. Ik herinner mij dat we vroeger een dikke en een dunne RIA hadden. Nu zijn de resultaten van die RIA toch geen onverdeeld succes, zal ik maar zeggen. Ik denk dat we daar inderdaad eens goed moeten naar kijken. Misschien is dat ‘one in, one out’-principe iets wat we moeten omarmen. U hebt er al naar verwezen: dat zou Europees wel wat aangemoedigd worden. Maar lees ik daarin dat het ook effectief een ambitie is van de Vlaamse Regering om dat principe echt tot zich te nemen, en dat echt als uitgangspunt mee te nemen? Dat zou een goede zaak zijn: voor we iets nieuws invoeren, gaan we iets ouds afschaffen. Dat klinkt misschien wat kort door de bocht, maar daar komt het wel wat op neer.
Ten tweede is Vlaanderen geen eiland, zeker niet in onze federale staat. We hebben onlangs met het unieke loket Working in Belgium gezien dat we erin geslaagd zijn om zowel Vlaams als federaal goed samen te werken. Uiteindelijk is het toch de bedoeling dat het voor burgers en ondernemers of bedrijven allemaal wat eenvoudiger wordt, los van wie nu allemaal bevoegd is. Mijn bijkomende vraag is of er ook een traject is voorzien om eens met de federale overheid samen te zitten, en eens na te gaan of, daar waar er nog gedeelde bevoegdheden zijn, men het zeker naar buiten uit kan vereenvoudigen in procedures en dergelijke meer. Hangt daar ook een pendant aan om echt met de federale overheid samen te werken? Welke onderdelen zouden dat dan zijn?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Ongena, voor mij mag dat ook ‘one in, two out’ zijn. De regeldruk moet verlagen, en als we enkel ‘one in, one out’ doen dan blijft het hetzelfde, zij het met andere regels, die hopelijk eenvoudiger zijn. Ik hoop echt wel dat we toch tot drastische vereenvoudigingen kunnen komen.
De samenwerking met het federale niveau is op dit moment niet voorzien. Maar volgens mij zal dat uit het monitoringrapport naar voren komen. Als blijkt dat we door die en die en die afspraken met het federale niveau te maken de zaken nog meer kunnen vereenvoudigen, dan sta ik er natuurlijk volledig voor open om dat gesprek ook met de federale overheid aan te gaan. Maar op dit moment, in de eerste fase, doen we eerst aan navelstaarderij.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik volg u. Dat wordt ook wel eens ‘eerst voor eigen deur vegen’ genoemd. Ik kijk uit naar de opsomming die dan tegen de zomer wordt gemaakt, en het monitoringrapport dat de volgende stap wordt. Ik denk dat het zeker nuttig is om, zodra die rapporten er zijn, dat ook meteen te agenderen en er misschien een gedachtewisseling over te houden. U had dat zelf ook al aangekondigd. Ik kijk dan ook wat naar de richting van de voorzitter van deze commissie; ik weet niet in welke commissie we het anders zouden kunnen doen. We kunnen ook een vraag om uitleg indienen, maar het is misschien nuttig dat we dat vanuit het parlement wat actiever kunnen opvolgen. Maar dat is maar een suggestie. Alvast bedankt.
Bedankt, collega Ongena. We nemen uw suggestie mee en we zullen ons daarover beraden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.