Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de personeelsuitval in de woonzorgcentra
Vraag om uitleg over het welzijn van het zorgpersoneel
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, dat corona er diep ingehakt heeft bij alle medewerkers in onze instellingen, zoals de woonzorgcentra en de gehandicapteninstellingen, is een ‘onderdrijving’. Nu de vaccinatie in onze instellingen naar haar einde loopt, is het zeker van belang dat we nu inzetten op het mentale welzijn van onze medewerkers en dat we dat even onder de loep nemen. Het is namelijk een bekend fenomeen dat mensen onder druk zichzelf overstijgen en dat ze dan ook bepaalde problemen, zowel fysieke als mentale problemen, van zich wegduwen. Zodra die externe druk wegvalt, komt de fase van decompressie en komen de problemen die genegeerd werden naar boven, dikwijls dubbel zo hard.
Het is dus van belang dat we onze mensen, ook op een proactieve manier, proberen te helpen in het post-COVID-19-tijdperk en daarom ook een mentaal herstelbeleid op poten zetten, gekoppeld aan een bijhorend plan. Dit is zeker ook van belang om postcovidstress te voorkomen.
Dit kan op verschillende manieren gebeuren, minister, zowel online als offline, door middel van oefeningen, getuigenissen, advies, informatie – het lijstje is lang. Op de markt zijn er verschillende aanbieders van dergelijke trajecten. Maar van groot belang is dat de trajecten en aangeboden gehanteerde strategieën gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek: positieve psychologie, cognitieve gedragstherapie, mindfulness en gezondheidspsychologie.
Minister, mijn vragen aan u zijn dan ook de volgende.
Onderschrijft u het belang van een dergelijk proactief postcovidhersteltraject?
Wilt u inzetten op een postcovidherstelplan om specifiek het mentale welzijn van onze medewerkers in de zorg te verhogen?
Welke financiële en/of logistieke middelen wilt u hiervoor voorzien? Gezien het belang van dergelijke trajecten zou dit een extra motivator zijn voor onze instellingen om dergelijke trajecten op poten te zetten.
Zult u vanuit Zorg en Gezondheid onze instellingen motiveren om dergelijke, belangrijke trajecten, op touw te zetten? Op welke manier zal dat gebeuren? Hebt u hiertoe een tijdspad voor ogen?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Uit een analyse van Acerta, een hr-dienstenbedrijf, bleek dat de cijfers inzake het ziekteverzuim van 28.000 werknemers in de zorgsector enorm hoog zijn en maar liefst 36 procent hoger liggen dan in andere sectoren. In de zorgsector is 13 procent van het aantal werkbare dagen in 2020 verloren gegaan aan ziekte, terwijl dat percentage in de gehele private sector slechts 10 procent bedraagt. Het dienstenbedrijf – Acerta dus – ziet als oorzaak de vele overuren die het zorgpersoneel moest maken en het probleem dat de vakanties niet altijd opgenomen konden worden. Volgens IDEWE, een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, is ook de aanhoudende mentale druk een belangrijke oorzaak van het ziekteverzuim bij zorg- en verpleegkundigen. Ik denk dat we dat allemaal enkel kunnen beamen.
Vele overuren, het niet kunnen opnemen van vakanties en een aanhoudende mentale druk zijn zowel een oorzaak als een gevolg van de nijpende personeelstekorten in de zorgsector. Om hiertegen in te gaan, sloot de Vlaamse Regering na de druk van de sociale partners een zorgakkoord af om de werkdruk te verlichten. Naar aanleiding van de Week van de Zorg stelde minister Beke dat er dankzij het akkoord zo’n vierduizend voltijdse equivalenten bij zouden komen tijdens deze legislatuur.
Minister, ik heb daar enkele vragen over.
De cijfers van Acerta gaan over de hele zorgsector en niet specifiek over de Vlaamse zorgsector. Zijn die cijfers vergelijkbaar met die in de Vlaamse zorgsector, bijvoorbeeld voor de woonzorgcentra? Zijn ze ernstiger of minder ernstig? Hebt u daar zicht op?
Minister, welke oorzaken ziet u zelf voor het hoge ziekteverzuim in de zorgsector? Gaat u akkoord met de bevindingen van Acerta en IDEWE over de hoge druk op het personeel, over het grote aantal overuren en het probleem van het niet kunnen opnemen van vakantie?
Minister, u wilt vierduizend bijkomende voltijdequivalenten in de zorg inzetten. Dat is zeer goed en zeer nodig. Is er een concreet plan om dit waar te maken? Is er een timing? Hoeveel zullen er dit jaar bij komen, hoeveel zullen er de volgende jaren bij komen? Hoe ziet u dat dit jaar concreet, gezien het probleem van de lege bedden?
Zal er een verhoging komen van de personeelsnorm? Hoe zal deze norm evolueren voor het zorgpersoneel? Zal er een verhoging van de personeelsnormen komen voor het logistiek of ander ondersteunend personeel? Ik denk dat dat heel belangrijk is voor het ontlasten van de mensen.
Kunt u een inschatting maken van het aantal personeelsleden dat in 2021 reeds is aangeworven in de zorgsector? Hoeveel personeelsleden zijn er reeds vertrokken of gestopt?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg gaat over een thema dat gelijkaardig is aan dat van de twee vorige sprekers. Vorige week was het de Week van de Zorg. Op 15 maart bracht Acerta cijfers naar buiten waaruit bleek dat in 2020 het ziekteverzuim bij het zorgpersoneel een derde hoger lag dan bij het personeel in de private sector. Daarnaast waren er de enquêtes in het kader van de ZorgSamen Barometer en Power to care, die keer op keer aantonen dat het fysieke en het mentale welzijn van de medewerkers in onze zorgsector sterk onder druk staan.
Het sociaal akkoord met de zorgsector was een dringende en nodige maatregel. Dat biedt niet alleen betere loonvoorwaarden voor wie in de zorg werkt maar voorziet ook maatregelen om de werkdruk te verlichten. Er is ook het online platform www.dezorgsamen.be, dat al heel vroeg in deze coronacrisis gelanceerd werd, een bijzonder belangrijk initiatief om psychosociale ondersteuning te bieden aan mensen die dag in, dag uit werken in de zorgsector.
Het zorgpersoneel staat al enige tijd in de vuurlinie en draagt daar ook de gevolgen van. Dat beginnen we ook te zien in alle mogelijke enquêtes. Het is natuurlijk ook onze verantwoordelijkheid om te zorgen voor dat zorgpersoneel.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister.
Werd ondertussen al het zorgpersoneel in de ziekenhuizen gevaccineerd? Wat is de vaccinatiegraad in de ziekenhuizen?
Werd ondertussen al het zorgpersoneel in de residentiële zorgvoorzieningen – bijvoorbeeld voorzieningen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), de revalidatiecentra en de woonzorgcentra – gevaccineerd?
Hoe schat u de problematiek van dat hoge ziekteverzuim bij zorgpersoneel in?
Minister, de vragen van collega Jans sloten niet alleen deels aan bij de vragen van de gedachtewisseling over de vaccinatiestrategie, maar ook bij die van de andere vraagstellers.
Minister Beke heeft het woord.
Geen enkel probleem, voorzitter. Ik ben soepel, dat weet u, of toch op dit vlak.
Uiteraard onderschrijf ik het belang van het post-COVID-hersteltraject. De coronacrisis heeft een belangrijke impact op de mensen die tewerkgesteld zijn in zorg en welzijn.
Door de duur van de crisis en de verhoogde werkdruk die dit met zich meebrengt, komt het mentale welbevinden heel sterk onder druk te staan.
Daarom is het belangrijk om een gepast aanbod aan psychosociale ondersteuning te voorzien, want de druk op het personeel zal ook na de crisis nog een tijd aanhouden. Om die reden is er ondertussen ook al een breed hulpaanbod uitgebouwd, gaande van zelfzorg tot laagdrempelige eerstelijnshulp tot meer intensieve psychologische hulp.
Dan kom ik tot de vragen over het inzetten en voorzien van middelen. Ik verwijs hierbij naar de verschillende initiatieven die ik in de loop van 2020 al genomen heb, dankzij het plan ‘Zorgen voor Morgen’, dat in 2021 verder uitgebouwd zal worden, om het personeel in zorg en welzijn te ondersteunen.
Ik som enkele initiatieven op. Er is www.dezorgsamen.be, dat ondertussen uitgegroeid is tot een heel belangrijk online platform voor iedereen die werkt in welzijn en zorg. Via de website wordt onder meer gepeild naar het psychosociaal welzijn van medewerkers en worden tools en informatie aangeboden om de mentale veerkracht te ondersteunen. Alle aangeboden informatie op de website is bijeengebracht door experten en wetenschappelijk gefundeerd. Het Steunpunt Geestelijke Gezondheid is trekker voor de verdere uitbouw en verduurzaming van de website.
Sinds november 2020 is er een uitbreiding van 4,8 miljoen euro op jaarbasis toegevoegd aan de subsidie-enveloppe van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) . We vragen aan de CGG’s om bij de inzet van deze bijkomende middelen onder andere bijzondere aandacht te besteden aan de medewerkers binnen de zorg- en welzijnssector en aan de mantelzorgers.
Er is ook een specifiek project opgestart dat voorziet in mobiele support door de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Het betreft gespecialiseerde ondersteuning vanuit de CGG’s voor organisaties waar de ondersteuning van het psychosociaal welzijn tijdelijk niet door de organisatie zelf gegarandeerd kan worden.
De Vlaamse Regering heeft op 17 juli 1,5 miljoen euro extra toegekend aan de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) voor de versterking van hun aanbod aan psychosociale bijstand op de eerste lijn. Een van de prioritaire doelgroepen waarop deze uitbreiding zich richt, zijn medewerkers in de welzijns- en gezondheidszorg en de thuiszorg die voor hulp en ondersteuning niet direct terechtkunnen binnen hun eigen werkcontext.
Ik wil ook nog verwijzen naar initiatieven die door mijn collega, minister Vandenbroucke, op het federale niveau zijn ontwikkeld, met name betreffende de psychologische ondersteuning of begeleiding voor personeelsleden in de ziekenhuizen en het pilootproject voor de ondersteuning van werknemers in een vroegtijdig stadium van een burn-out door het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico’s.
Wat de middelen betreft die hiervoor worden ingezet, verwees ik voor Vlaanderen al naar de versterking van de middelen voor de CGG’s en de CAW’s, die ondertussen recurrent gemaakt zijn, en naar het actieplan ‘Zorgen voor Morgen’, waarin zowel middelen vanuit de coronaprovisie als vanuit de relance worden voorzien.
We horen u niet meer, minister.
Het aanbod van de mobiele support van de CGG wordt bekendgemaakt via de zorgraden van de eerstelijnszones.
De Outbreak Support Teams van Zorg en Gezondheid hebben een specifieke opleiding gekregen over de detectie van nood aan psychische ondersteuning en kunnen tijdens hun interventie bij residentiële voorzieningen doorverwijzen naar de juiste kanalen of zelf al basisinformatie meegeven.
Binnen de Taskforce Zorg is er ook nog steeds de werkgroep Psychosociaal Welzijn, waarin diverse stakeholders elkaar regelmatig ontmoeten om plannen uit te wisselen, goede praktijken te bespreken en initiatieven bekend te maken.
Mevrouw Vandecasteele, het agentschap Zorg en Gezondheid verzamelt voor de Vlaamse zorgvoorzieningen geen data zoals Acerta dat doet rond het ziekteverzuim. Wel is het zo dat de woonzorgcentra in het kader van de opvolging van COVID-19 een aantal gegevens doorgeven met betrekking tot aanwezigheden. Zo wordt gevraagd hoeveel personeelsleden er afwezig zijn door bevestigde en vermoedelijke COVID-19-besmetting, door een quarantaine of om een andere reden voor een periode korter dan een maand. Op basis van deze cijfers zien we dat de gemiddelde totale afwezigheid van maart 2020 tot heden 3,7 procent bedraagt. De afwezigheid om een andere reden bedraagt gemiddeld 2,3 procent en de afwezigheid door besmettingen of quarantaine door COVID-19 gemiddeld 1,4 procent. Het zal niet verbazen dat op het moment dat de besmettingen in het algemeen hoog zijn, ook het totaal aantal afwezigheden stijgt en het aandeel afwezigen door een covidbesmetting en -quarantaine daarbij groter wordt.
Op basis van deze cijfers, die dus verschillen van het onderzoek waarnaar u verwijst en dat gebaseerd is op andere cijfers, zien we wel een lagere afwezigheidsgraad, en zien we tegelijk ook een belangrijke invloed door COVID-19. Er zijn uiteraard ook aanzienlijke verschillen tussen woonzorgcentra, aangezien de besmettingen niet elk woonzorgcentrum even hard treffen.
Uit de autorapportage in het kader van de covidopvolging door de residentiële jeugdhulpvoorzieningen die door Opgroeien erkend of georganiseerd worden, blijkt dat de gemiddelde afwezigheid van personeel het voorbije jaar 2,7 procent bedraagt. De gemiddelde personeelsafwezigheid door een vermoedelijke of een bevestigde covidbesmetting bedraagt 0,6 procent in de jeugdhulpvoorzieningen. Ook hier merken we variatie tussen voorzieningen en in de tijd, met een hoogste prevalentie van 2,27 procent eind oktober.
Het VAPH heeft geen zicht op het ziekteverzuim. Voorzieningen moeten wel doorgeven welke personeelsleden in een bepaalde maand niet actief zijn, maar de reden wordt daarbij niet gevraagd. Het kan ook gaan om andere redenen dan ziekteverzuim.
Het afgelopen jaar heeft de zorgsector een zeer zwaar jaar doorgemaakt, daar zijn we ons allemaal van bewust. We hebben het in deze commissie al vaker gehad over de impact van de gezondheidscrisis op onze voorzieningen en op de medewerkers in die voorzieningen, maar ook over de werkdruk in deze sectoren in het algemeen.
We sluiten nu samen met de sociale partners een omvangrijk sociaal akkoord waarin er niet enkel aandacht is voor koopkracht, maar waarin ‘meer handen’ en een betere work-lifebalance ook heel belangrijke thema’s zijn in het kwaliteitsluik van dat akkoord.
In het kader van VIA6 (Vlaams Intersectoraal Akkoord) liggen er een aantal pistes op tafel om de instroom van zorgpersoneel te versterken en meer flexibiliteit in de personeelsnormering van de woonzorgcentra te bieden. Zodra er een beslissing is genomen, kan ik u hieromtrent meer informatie geven. Het VIA6-akkoord zal zeker een impact hebben op de personeelsinzet en de mogelijke aanpassingen aan de personeelsnormen die daaruit voortvloeien.
Zoals ik u eerder informeerde in de commissie Welzijn van 2 februari en mijn antwoord op uw schriftelijke vraag van 5 februari, verwijs ik in dit verband ook naar de wetenschappelijke studie over de personeelsnormen in de woonzorgcentra die momenteel loopt en waarvoor een eindrapport in de loop van 2022 wordt verwacht. Deze studie zal ons inzichten moeten bieden in de tekorten aan personele inzet en de types van taken waarvoor op dit ogenblik tekorten worden vastgesteld in de woonzorgcentra.
Het agentschap heeft geen realtime informatie over de personeelsbewegingen in de woonzorgcentra. Wel vraagt het jaarlijks voor de periode 1 juli tot 30 juni de personeelsgegevens op in functie van de financiering. Vanaf de tweede helft 2021 zullen we hier zicht op hebben voor de periode juli 2020 tot en met juni 2021.
Daarnaast vraagt het agentschap sinds 2020 statistieken op bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), met als basis de sectorcode 604 die de voorzieningen sinds het eerste kwartaal 2019 in de aangifte van de sociale zekerheid meegeven in toepassing van VIA5. De kwartaalaangiften moeten uiteraard door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verwerkt alvorens wij die ontvangen. Hierop zit een doorlooptijd van ongeveer zes maanden. De gegevens voor het eerste kwartaal 2021 zullen we ook in het najaar ontvangen. In beide gevallen zullen we enkel de totalen tussen kwartalen kunnen vergelijken en dus niet het aantal individuele personeelsbewegingen zoals aanwervingen en vertrekken, maar wellicht worden er wel trends op dat niveau zichtbaar.
Mevrouw Jans, de vaccinatiecampagne binnen de ziekenhuizen ging in de week van 18 januari officieel van start. Op 19 maart kregen al minstens 117.408 medewerkers, dat is 80,9 procent, een eerste vaccin en hebben al minstens 32.551 medewerkers een tweede dosis ontvangen.
De voorbije weken hebben de woonzorgcentra als eerste sector hun grootschalige vaccinatiecampagne tegen COVID-19 met succes afgerond. Op basis van de registraties van de woonzorgcentra zelf kregen minstens 74.606 medewerkers een eerste vaccin en minstens 72.648 medewerkers ook al een tweede dosis.
Dankzij de enorme inzet van directies, besturen, medewerkers, coördinerende raadgevende artsen (CRA’s), arbeidsartsen, vrijwilligers en tal van anderen zijn we erin geslaagd een heel hoge vaccinatiegraad te bereiken bij bewoners en personeel. Op www.laatjevaccineren.be vindt u in cijfers een terugblik op deze bijzonder geslaagde campagne.
Midden februari startte ook de collectieve COVID-19-vaccinatie van personeel en/of personen die verblijven in een andere residentiële voorziening. De eerste vaccinatieronde in deze voorzieningen werd ondertussen ook al afgerond. In de week van 15 maart werd gestart met de toediening van de tweede dosis, zodat tegen eind maart de vaccinatiecampagne in de voorzieningen grotendeels afgerond zal zijn. De tussentijdse cijfers, gebaseerd op registraties van de voorzieningen zelf, wijzen uit dat ook hier een hoge vaccinatiegraad bereikt zal worden.
Zowel voor de woonzorgcentra als voor de andere voorzieningen werd ondertussen voor de personeelsleden die het collectieve vaccinatiemoment binnen de voorziening gemist hebben, een procedure uitgewerkt. Ook voor nieuwe personeelsleden wordt een oplossing uitgewerkt.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U haalt heel wat initiatieven aan die ontwikkeld zijn in de covidpandemie. Het zijn goede initiatieven. Deze commissie heeft het er al uitgebreid over gehad.
Mijn vraag gaat niet over die gepersonaliseerde aanpak, zoals De ZorgSamen, dat je naar die webstek kunt gaan en bepaalde dingen kunt doen. Het is belangrijk om het einde van de vaccinatie als een soort kantelmoment in onze woonzorgcentra aan te grijpen om trajecten op te zetten binnen onze instellingen. Op die manier kunnen we instellingbreed inzetten op mentale weerbaarheid en gezondheid. Dat kan een dubbel doel dienen: enerzijds voor de medewerker, die een pad naar betere mentale gezondheid krijgt en anderzijds voor de instellingen, die door de gegevens die ze verkrijgen, door de metingen, veel beter kunnen inschatten hoe het zit met de mentale veerkracht en gezondheid van die medewerkers. Dat mogen we niet zomaar wegzetten.
Wilt u binnen de instellingen geïntegreerde trajecten inzetten voor de mentale veerkracht? Wilt u daarvoor een extra inspanning doen? Wilt u die mensen ondersteunen qua logistiek, met financiële middelen?
De collega's hebben hier vragen gesteld over ziekteverzuim, maar ik denk dat de goedkoopste manier om ziekteverzuim te voorkomen, zorgen voor veerkracht en mentale gezondheid is.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik vind de intentie om meer personeel in te schakelen zeer goed. Ik hoor dat er in het kader van de onderhandelingen rond VIA6 ook gesproken wordt over het eventueel wijzigen of verhogen van de personeelsnormen. Binnenkort zullen we daar meer over te weten komen. Hebt u zicht op de timing daarvan? Is dat iets voor de komende weken of moeten we nog langer wachten?
Er is een studie rond personele inzet aan de gang, die zeer belangrijk is. Op welke termijn verwachten we die? Ik stel die vragen omdat het personeel in de woonzorgcentra al heel lang op zijn tandvlees zit. Als men het aan de mensen zelf vraagt, is er maar heel weinig geloof dat er personeel bij komt omdat ze er weinig van zien. Er moet snel werk van worden gemaakt. Er is ‘no time to waste’, zeker als we weten dat het inzetten van voldoende personeel ook ander personeel zal aantrekken.
Er is opgeleid personeel nodig. Er zijn initiatieven genomen, bijvoorbeeld voor zijinstromers, om extra personeel aan te werven. Is er zicht op hoeveel personeel gestart is met die opleidingen, wanneer die opleidingen afgerond zijn en wanneer dat personeel – vooral de verpleegkundigen – klaar zal zijn om naar de woonzorgcentra te gaan? Kunt u daar meer informatie over geven?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik stel vast dat er inderdaad een gepast en ruim aanbod is voor mensen die werken in de zorg en in de voorzieningen binnen onze brede zorgsector voor wat betreft psychosociale ondersteuning. Daar gaat veel aandacht naartoe. Dat is al heel vroeg in de coronacrisis opgepikt. Ik hoop dat het een van de goede zaken zal zijn dat we na dit hele coronaverhaal zullen overhouden en waarmee we verder aan de slag kunnen gaan. Ik herinner mij nog goed dat heel vroeg in de crisis, in het heetst van de strijd in de woonzorgcentra, vanuit de CGG’s de mobiele teams met psychologen ter beschikking werden gesteld. Het was ook nieuw voor hen om zomaar mensen toe te laten binnen hun voorziening, waarbij personeelsleden, medewerkers en bestuurders echt in overleg gingen en gingen vertellen wat er hen op dat moment heel erg bezighield. Ik merk dat het door dat volhouden, binnen de voorzieningen de deuren wat meer openstaan om psychosociale hulp binnen te laten. Ik hoop dat we dat in de toekomst kunnen verankeren in onze voorzieningen. Het VIA6 was nodig. Ik hoor spreken over personeelsinzet en personeelsnormen. Dat zal een groot verschil maken.
Voorzitter, voor de rest ga ik over de vaccinaties niets zeggen want dan maak ik mogelijk misbruik van uw soepelheid en dat wil ik vermijden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, het is een zeer brede vraag waarbij het inhoudelijk in alle richtingen gaat. Ik wil inzoomen op de mentale en psychische situatie van ons zorgpersoneel en onze mantelzorgers. Ik verwijs naar De ZorgSamen. Zij bieden op hun website, een screener aan met een vragenlijst die aangeeft of het voor een iemand interessant is om professionele hulp te zoeken. Er is gewerkt aan dat systeem. Het moest in januari operationeel zijn. In hoeverre is dat operationeel? Wordt dat gebruikt of niet?
De Vlaamse klinische psychologen zijn niet mee opgenomen in het plan van Zorgen voor Morgen of De ZorgSamen. Toch krijgen ze heel wat vragen van zorgverleners. Kunnen zij niet terugvallen op de middelen van De ZorgSamen? Kunt u alsnog de Vlaamse klinisch psychologen daarin opnemen?
Dankzij het protocolakkoord geestelijke gezondheidszorg van 2 december 2020 kan Vlaanderen 1132 vte’s eerstelijnspsychologen inzetten. Die bepaling wordt momenteel op federaal niveau met het RIZIV geregeld. Op de plenaire vergadering van 24 februari liet u weten dat er een Vlaamse werkgroep wordt opgericht om de invulling en inzet van deze psychologen te bepalen. Wat is daar de stand van zaken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, naar de ondersteuning van het personeel in de zorg is de voorbije periode terecht veel zorg gegaan. Dat is absoluut nodig. Zowel de preventiediensten op het werk, voor wie dat een belangrijke opdracht is, als de mobiele supportteams gaan heel sterk uit van die werkomgeving. Het aanbod is dus niet louter individueel, maar men gaat aan de slag met de teams, de afdelingen enzovoort.
De financiering binnen de Vlaamse sociale bescherming laat toe dat psychologen voor onbepaalde duur ook als loontrekkenden kunnen worden ingezet in de woonzorgcentra. Dus vanuit de voorzieningen zelf zijn er mogelijkheden om hen in te zetten.
Ik heb vastgesteld dat rond mentaal welzijn zowel werkgevers als werknemers zelf hun verantwoordelijkheid hebben opgenomen, samen met preventieartsen, de comités preventie en bescherming op het werk enzovoort. Wij willen dat maximaal ondersteunen. Ik verwijs naar onze maatregel. We hebben dat ook gedaan. Het is belangrijk dat het gebeurt op een manier dat iedereen een stukje zijn verantwoordelijkheid daarin opneemt.
Collega De Martelaer, wij zetten al sinds 13 maart extra personeel in via de covidcompensatiemaatregelen. Dat gaat over ongeveer 250 euro extra per bewoner per kwartaal, tot zelfs 750 euro per woonzorgcentrum met een zware uitbraak. Kandidaten voor ‘Help de helpers’ die interesse hebben om naar een zorgjob te worden toegeleid, naar een opleiding tot zorgkundige of naar andere zorgopleidingen, kunnen dat. We zien ook dat er in toenemende mate interesse is in die jobs.
Wat is gezegd over de klinische psychologen, klopt niet. Er is een brede groep van initiatiefnemers achter De ZorgSamen, en de Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen is daar deel van. Zij hebben actief meegewerkt aan de opstart van De ZorgSamen. Nadien hebben ze andere keuzes gemaakt, ik vermoed omdat er voor hen andere belangrijke prioriteiten zijn. Alle respect daarvoor. Maar ze maken nog altijd deel uit van de stuurgroep van De ZorgSamen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat we allemaal zullen blijven inzetten op het geestelijk welzijn van de medewerkers in alle instellingen. Het is een blijvend aandachtspunt. Ik wil u toch vragen om zeker oog te hebben voor vernieuwende trajecten die binnen onze instellingen worden ontwikkeld en daar dan ook de nodige financiering voor te voorzien.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Op de vloer wordt vandaag nog steeds een hoge mate van flexibiliteit gevraagd. Heel veel mensen in de woonzorgcentra krijgen bijvoorbeeld de 15e van de maand hun rooster door voor de komende maand. Het is heel moeilijk om dingen te plannen. Het is vandaag nog altijd heel moeilijk om aaneensluitend vakantie te vragen. Daarnaast is er het probleem van de lege bedden en de personeelsdruk. Tijdelijke werkkrachten worden gestopt omdat er te weinig gevulde bedden zijn.
Neen, wij financieren die. Wat zegt u toch allemaal?
Minister, dan moet u echt eens spreken met de mensen op de werkvloer. Ik ken concrete verhalen van mensen die voelen dat de werkgevers zeggen dat er te weinig bedden zijn en dat ze voorzichtig moeten zijn. Tijdelijke mensen worden gestopt. Er worden minder stagiairs aangeworven. De druk op de mensen die vandaag aan het werken zijn, is er en blijft er. Zij voelen de druk van de instellingen die bijvoorbeeld zeggen dat ze op hun tandvlees zitten. Er is bijvoorbeeld de commerciële instelling Vulpia, die zegt dat ze het moeilijk hebben met hun cijfers, dat het heel moeilijk gaat en dat ze dreigen slechte cijfers te hebben.
Dus de mensen voelen die druk vandaag nog altijd. Dan moet u maar met de mensen gaan spreken, als u het niet gelooft, minister. Ik wil aangeven dat die problemen vandaag nog steeds zeer acuut zijn, dat die mensen echt wel uitgeput raken en dat er dringend maatregelen nodig zijn.
Daarnaast stel ik me vragen over het bereik van ‘Zorgen voor Morgen’ en de mobiele support teams: als ik met mensen op de vloer spreek, dan heb ik nog niemand gehoord die daar ervaring mee heeft. Ik zou ook graag weten hoeveel bereik die site eigenlijk heeft. Die site is goed, maar hij moet ook actief gebruikt worden. En dan die mobiele support teams: hoeveel zijn er daarvan, en hoeveel woonzorgcentra hebben die effectief bereikt?
U zult een nieuwe vraag moeten indienen, collega Vandecasteele.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Wel, we hebben hier een bekommernis geuit, en ik heb de indruk dat de minister in zijn antwoord een heel arsenaal heeft opgesomd van maatregelen en initiatieven die werden genomen, ondanks de covidcrisis, al van in het prille begin, zowel naar de individuele medewerkers als naar de voorzieningen toe.
Het verbaast mij wat u zegt, mevrouw Vandecasteele. Ik wil hier nu geen debat van maken, maar ik denk dat er heel wat structureel ondernomen is. Vroeger was er een wachtlijst voor woonzorgcentra. Ik vind het heel belangrijk – en dat wordt hier ook ongeveer elke week herhaald – dat we ervoor zorgen dat de woonzorgcentra geen financiële zorgen hebben, dat de lege bedden en lege kamers worden gefinancierd. Daarom is er ook die rust in de sector, omdat de mensen echt wel met hun kerntaken bezig kunnen zijn. Het VIA6-akkoord: ik herinner me het moment waarop dat werd afgesloten, ik herinner me dat wij het er allemaal over eens waren dat we structurele maatregelen zouden nemen. En wat zien we nu vandaag? Dat we structurele maatregelen nemen voor personeelsnormen, en daarnaast ook echt wel oog en oor hebben voor de psychosociale ondersteuning van de mensen op de werkvloer. Ik vind dat er hier heel veel knappe dingen gebeuren, en dat in het midden van een gezondheidscrisis, dat we oog hebben – en dat moet ook – voor de medewerkers in de zorg. Ik hoor daar ook veel mensen, die met hart en ziel werken, en die wel beseffen dat er veel goede dingen gebeuren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.