Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de zoektocht naar horecapersoneel
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Goedemorgen, collega’s, minister, op 1 mei gaat de horeca terug open. Ik blijf optimist, want ik heb begrepen dat het niet meer in steen gebeiteld staat, maar we moeten proberen er alles aan te doen om die sector, die zo zwaar getroffen is, weer een beetje ademruimte te geven.
We gaan er dus van uit dat de horecasector op 1 mei opnieuw mag openen. Veel horeca-uitbaters staan te popelen om dat te doen. Alleen krijgen we toch steeds meer signalen dat ze wel wat vrezen dat ze geen personeel meer zullen hebben, of onvoldoende personeel. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat die horecasector, maar bijvoorbeeld ook de evenementensector – en zo zijn er nog een paar – maanden dicht is geweest en dat een groot deel van dat personeel, dat vaak tijdelijk werkloos was, natuurlijk ondertussen andere oorden heeft opgezocht. Voor alle duidelijkheid, dat is natuurlijk een goede zaak voor die mensen. We hebben hier vaak gezegd dat het belangrijk is dat mensen eens nadenken over hun loopbaan, dat ze hun tijdelijke werkloosheid nuttig besteden en misschien eens zoeken naar een andere sector. We zien nu dat veel mensen dat waarschijnlijk hebben gedaan. Dat is een goede zaak, maar voor de horeca-uitbater is dat misschien wel een probleem, als hij ervoor wil zorgen dat hij op 1 mei kan opstarten.
Minister, daarom wou ik dit toch eens aankaarten. Bent u op de hoogte van dat mogelijke probleem dat werkgevers zullen ondervinden bij de heropstart? Zo ja, hebt u zicht op de omvang van dat probleem? Hebt u er zicht op welke sectoren dan juist getroffen zullen zijn door zo’n mogelijk personeelstekort? Mijn slotvraag is evident: hebt u al overleg gepleegd met die sectoren? Zo ja, zijn er al maatregelen genomen, of plant u specifieke maatregelen om dit probleem aan te pakken? Als de horeca, maar bijvoorbeeld ook de evenementensector, opnieuw kan starten, dan moeten we er immers echt voor zorgen dat die ook het personeel heeft om te kunnen heropstarten.
De heer Ronse heeft het woord.
Mijn vraag is eigenlijk vrijwel volledig dezelfde als die van collega Ongena, dus ik sluit mij aan bij zijn vragen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor jullie interesse in de horeca. Het is heel goed om naar de toekomst te kijken en ons voor te bereiden op de heropening. Het blijft de ambitie om die op 1 mei te doen. U haalde heel terecht aan dat heel wat werkgevers vrezen dat ze onvoldoende personeel zullen vinden, omdat er heel wat carrièreswitches zijn gemaakt door horecamensen tijdens de coronacrisis. Werkgevers zijn terecht bezorgd en vragen zich af of mensen die overstap nog zullen willen maken. De vrees om menselijk kapitaal te verliezen in de horeca is echt heel, heel groot. Dat wordt ook in onze contacten bevestigd. In de eventsector zien we iets gelijkaardigs, zij het dat onze events natuurlijk vaak een wereldreputatie hebben en dat heel veel mensen daar graag deel van willen uitmaken. Ook daar is er echter een probleem.
De uitstroom uit de sector wordt bevestigd door het Dynam-rapport (Dynamiek van de Arbeidsmarkt) ‘Arbeidsdynamiek tijdens de eerste coronagolf’. Dat is een recent rapport. De sector staat bekend voor zijn heel grote dynamiek en kortlopende banen. Het is wel een sector die zich zeer snel herpakt. Dat is dus positief, maar de coronacrisis duurt al zo lang, is een katalysator en vergroot eigenlijk een aantal kwetsbaarheden die al bestonden. Zowel vanuit VDAB als vanuit ons departement besteden we daar zeker aandacht aan, en zijn er veel nauwe contacten.
Over de corona-impact op deze sector is er in januari een extra schrijven vanuit Horeca Forma gekomen aan collega Weyts en mezelf. Wij hebben dan de samenwerking geïntensifieerd. Er is een werkgroep met VDAB, SYNTRUM, het Departement Werk en Sociale Economie (WSE), het Departement Onderwijs en Vorming en de kabinetten om bijkomende inspanningen te leveren om op korte en lange termijn de instroom in de sector opnieuw te versterken.
Het overleg heeft geresulteerd in een actieplan, dat nu wordt uitgerold en dat eigenlijk volledig steunt op de goede samenwerking met de sector zelf. De opvolging gebeurt periodiek door mijn kabinet. Ons volgende overleg is gepland voor volgende dinsdag. Na deze mededeling zie ik alweer een paar vragen komen.
Ik geef u nu al een aantal acties mee die wij volgen. Ik zal u het volledige plan ook bezorgen, voor zover u dat nog niet zou hebben gehad. Het risico is dat er dan alweer een aantal vragen komen, maar kom.
Om de komende vacatures in te vullen, zet VDAB onder meer in op individuele beroepsopleidingen (IBO’s). Werkgevers worden actief benaderd met betrekking tot het binnenhalen van personeel op IBO-basis. Er komt ook een uitbreiding van het opleidingsaanbod horeca voor werkzoekenden, zowel voor korte als voor lange opleidingen. Die opleidingen richten zich tot mensen met ervaring, bijvoorbeeld tijdelijk werklozen die zich willen bijscholen, maar ook tot mensen zonder ervaring die een nieuwe uitdaging in de horeca willen.
Er zijn ook digitale infopakketten ontwikkeld om mensen te informeren over de belangrijkste horecaberoepen. Ook Horeca Forma, het sectorfonds van de horeca, doet er alles aan om werknemers die dat wensen in de sector te houden.
Ik heb er goede hoop in dat de sector zijn weerbaarheid zal tonen. We zien op dit ogenblik ook een lichte positieve trend in het aantal vacatures dat VDAB ontvangt voor de horecasector. Dat heeft rechtstreeks te maken met het perspectief op heropening. De sector kende een heel zware dip in november 2020 met slechts 201 ontvangen vacatures bij VDAB, nu zijn er opnieuw 576. Dit blijft wel de helft minder dan vorig jaar, maar het aantal stijgt opnieuw en 1 mei is daar natuurlijk niet vreemd aan. Ik hoop dat heel veel mensen die al een half jaar geen café of restaurant meer hebben gezien, nu al restaurants aan het boeken zijn en dat de solidariteit in dit verband heel groot is. Dat was ook zo na de eerste golf. Ik hoop dat deze combinatie van factoren ervoor zal kunnen zorgen dat er voldoende volk wordt aangetrokken in de sector.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, het is heel goed om te horen dat men aan de slag is gegaan en dat er een actieplan klaarligt. Daarbij is het cruciaal dat alle betrokken sectoren, waaronder VDAB en de sector, zelf goed samenwerken. Het is heel belangrijk dat we de mensen uit de horeca en de evenementensector kunnen aangeven dat we hen zullen bijstaan. Ze willen heropenen, maar vrezen dat het door een gebrek aan personeel niet zal lukken.
Ik ben natuurlijk nieuwsgierig naar het actieplan. Ik wil u vragen het mij te bezorgen. Ik zal dan zien of daar nog bijkomende vragen over moeten worden gesteld.
Het is in elk geval duidelijk dat het cruciaal zal zijn om misschien een tandje bij te steken, specifiek voor deze sectoren. In het lijstje met knelpuntberoepen had VDAB al gesignaleerd dat daar mogelijk een probleem zou komen. Dus misschien is het ook een idee om een systeem van ‘fast tracks’, zoals dat ook bestaat voor sommige andere knelpuntenopleidingen, toe te passen, al was het maar tijdelijk, specifiek voor deze sectoren die zwaar worden getroffen en die klaarstaan om te heropenen.
U hebt al verschillende maatregelen genomen. Ik denk dan aan de heropstartlening. Men is zich dus bewust van de nood aan maatregelen om de heropstart mogelijk te maken maar liquide middelen alleen zijn niet genoeg, men moet ook handen, personeel hebben. Vandaar mijn suggestie om dit eens te bekijken.
We hebben vandaag jammer genoeg nog altijd 190.000 werkzoekenden in Vlaanderen. Ik denk dat velen onder hen echt wel geschikt zijn voor of zouden kunnen meehelpen in de horeca. Misschien kunnen we die sectoren via een dergelijk systeem van ‘fast tracks’, waarbij specifiek voor die vacatures een tandje bij wordt gestoken, sneller een opleiding wordt gegeven en kort op de bal wordt gespeeld, extra hulp bieden.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik zou daar graag nog een stapje verder in willen gaan. Ik wil beginnen met de vaststelling dat het toch enorm zuur zou zijn dat een horecazaak die eindelijk opnieuw mag opengaan, daar onvoldoende personeel voor zou hebben. Dat mogen we echt niet laten gebeuren, zeker nu niet en ook zeker niet in de wetenschap dat we met een grote groep inactieven zitten – en het gaat voor alle duidelijkheid over mensen die inactief zijn tegen wil en dank.
Mijn vraag is in die zin heel concreet. Minister, kunnen we, op het moment dat de horeca heropent, geen traject organiseren in het kader van werkplekleren of tijdelijke werkervaring, voor langdurig werkzoekenden in sectoren zoals de horeca?
Ik heb nog een tweede bijkomende vraag. U kent mijn stokpaardje, het verhaal van het ‘co-sourcen’, het uitlenen van werknemers. Er zullen nog altijd tijdelijk werklozen zijn in heel wat sectoren. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de souvenirwinkels en de chocoladewinkels in steden zoals Brugge. Het zou ideaal zijn indien we die mensen nu al warm zouden kunnen maken om tijdelijk in de horeca actief te zijn op het moment dat die heropent. Ziet u daar mogelijkheden?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de vragen die de collega’s zonet hebben gesteld. Net als collega Ongena hoop ik heel erg dat de horeca op 1 mei kan heropenen. Ik heb daarbij een persoonlijke bedenking. Politici uiten dikwijls uitspraken die heel goed bedoeld zijn, die gericht zijn op het motiveren van mensen. Ik denk aan uitspraken als: ‘Als we nu heropenen, is het de bedoeling om niet opnieuw te sluiten.’ Er worden perspectieven in het vooruitzicht gesteld, wat op menselijk vlak begrijpelijk is. Maar ik denk dat men zich van dat soort uitspraken moet onthouden. Een van de grootste demotiverende factoren die ik hoor rondom mij – na de mokerslag die vele mensen gisteren gekregen hebben – is: ‘Er werd ons beloofd dat dit niet opnieuw zou gebeuren en nu gebeurt het toch weer.’ Ik begrijp dat. Het zou, puur politiek, heel gemakkelijk zijn om nu keihard te schieten op die uitspraken, waarvan ik wel begrijp waarom ze toen gedaan werden. Maar ik denk dat we nu heel voorzichtig moeten zijn en dat we niet twee keer dezelfde fout mogen maken. Ik denk dat politici moeten begrijpen dat ze gewoonweg niets kunnen beloven en dat iedereen zijn best moet doen, zodat men zo snel mogelijk weer perspectief kan geven.
Minister, ik wil u ook een vraag stellen over jobstudenten. In het verleden werd er vaak gesproken over het optrekken van het aantal uren dat jobstudenten mogen werken. Ik denk dat er nu wel een extra mogelijkheid is om studenten in te schakelen in de horeca, bijvoorbeeld tijdens de vakantieperiodes. Ik kan me perfect inbeelden dat daar tijdens de zomervakantie veel nood aan zal zijn, maar evenzeer daarna, in september en tijdens de andere schoolvakanties. Momenteel wordt de piste onderzocht om daar flexibel mee om te gaan, zodat studenten tijdens de zomervakantie een belangrijkere rol zouden kunnen opnemen door het aantal werkuren op te trekken. Wat vindt u van deze piste? Vindt u dat een goed idee? Waarom wel of waarom niet?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik begrijp dat de focus hier vooral ligt op het vast personeel in de horeca. Maar ik zie nog een ander probleem. U weet natuurlijk dat binnen de horeca heel veel gebruikgemaakt wordt van flexi-jobs en studentenjobs. Flexi-jobbers die momenteel werkloos zijn, staan nu voor het probleem dat ze die flexi-job niet mogen uitoefenen, net omdat ze werkloos zijn. Dat wil ook zeggen dat de werkgever binnen een aantal maanden voor grote problemen komt te staan. Wie als flexi-jobber aan het werk wil gaan, moet namelijk in de drie kwartalen die voorafgaan aan die job, minstens vier vijfde gewerkt hebben. Dat wil dus zeggen dat wie nu werkloos is en dat de laatste drie kwartalen was, daardoor zijn flexi-job niet zal kunnen hervatten.
Minister, ik hoop dat u daarover overleg pleegt met uw federale collega’s, om eventueel een versoepeling van de regels toe te staan, zodat de flexi-jobbers hun job van voorheen opnieuw kunnen uitoefenen als de horeca opnieuw opent. Zoals u weet, werkt niet iedereen met vast personeel wegens de hoge kostprijs daarvan. Daarom maakt men gebruik van flexi-jobs of studentenjobs. Alleen al wegens die hoge kostprijs zie ik een probleem voor horeca-uitbaters die hun zaak opnieuw zullen openen – hopelijk op 1 mei, maar daar vrees ik een beetje voor. Bent u bereid om dat overleg aan te vatten met uw federale collega’s en ervoor te zorgen dat wie vroeger een flexi-job uitoefende en nu ongewild werkloos is geworden, die job weer kan hervatten? Dat impliceert natuurlijk een versoepeling van de wetgeving daarover, op het vlak van de drie kwartalen tewerkstelling. Zult u dat gesprek met uw collega Dermagne aanvatten, minister?
De heer Buysse heeft het woord.
We kunnen natuurlijk niet blind zijn voor de beslissingen van gisteren en ik wil die koppelen aan deze twee interessante vragen. Wat ik de voorbije 24 uur vooral gehoord heb van mensen uit de horeca, is de vraag om ervoor te zorgen dat er niet pas beslist zal worden op 26 april – binnen een maand dus – of de horeca al dan niet opengaat 4 dagen later.
Want praktisch heeft dat enorm veel repercussies: op het personeel dat geactiveerd moet worden, maar ook de bestellingen, reservaties, alles wat erbij kan komen. Men zegt dat men – bij wijze van spreken – liever tien dagen later opent, als men maar de tijd krijgt om alles voor te bereiden. Want de kans is ook nog reëel dat het Overlegcomité zegt dat men mag opengaan, maar dat er nog extra maatregelen aan gekoppeld zijn. Men vraagt dus, minister, dat u de tolk zou zijn van die bezorgdheid, om niet te wachten tot de laatste dag, en dan te zeggen: ‘Over vier dagen zijn dit de voorwaarden.’ Dank u voor uw eventuele toezegging.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal starten met de opmerkingen van collega Buysse, en die koppelen aan de opmerkingen van collega Annouri. Dat doe ik niet zo vaak.
Dit is net de spagaat waar we tussen zitten, collega’s. Je kunt niet vandaag op een overlegcomité beslissen dat over drie dagen een sector opengaat. Je moet tijd geven. Dat is de reden waarom we 1 mei genoemd hebben: opdat de sector zich zou kunnen organiseren, mensen reservaties kunnen maken, er personeel gezocht kan worden. Dat staat een beetje haaks op het beloof-niet-te-veelprincipe. Wij moeten daar een evenwicht vinden. We moeten deadlines zetten voor wanneer men mag openen. En als je laat openen, dan is het natuurlijk zoals de sector van de contactberoepen vroeg: liever een week later, dan vier weken later opnieuw moeten sluiten. En nu zitten we toch in zo’n situatie, die ik ook zelf niet gewild heb.
Ik lees nu van motivatiepsychologen alles wat ik op de kop kan tikken. De ene psycholoog motiveert op een andere wijze dan een andere. Maar het is heel moeilijk. Collega Buysse, ik ben het eens met uw zorg, maar ik ben het ook eens met collega Annouri, die vraagt om niet te veel te beloven, omdat de ontgoocheling dan groter is. Ik zeg niet dat dat niet meer zal gebeuren. Maar ik zal er zeker over waken, collega Buysse, dat we niet op 28 april gaan beslissen of men op 1 mei wel of niet zal mogen openen. Dat zal sowieso veel vroeger gebeuren, want er zijn vroeger overlegcomités gepland. Maar het is een heel heikel evenwicht, omdat het natuurlijk een gezondheidsprobleem betreft. Het gaat over een virus dat meer of minder woekert, en we hebben in de voorbije maanden geleerd hoe een kleine stijging tot exponentiële explosies kan leiden. Vandaar dat we nu ook vroeger ingrijpen dan in het verleden.
Dan, terug naar het personeel. Collega’s, wat ik nog niet gezegd heb in mijn eerste antwoord – en hiermee antwoord ik op collega Ongena, en collega Ronse, denk ik? – is dat voor mij het werkplekleren dé plaats is om duurzaam personeel te vinden. In het kader van de sectorconvenanten hebben we daar extra budgetten voor uitgetrokken. De duale addenda zijn ook net afgesloten, en daarbij krijgt de horeca een van de hoogste bedragen om jongeren aan te trekken om aan duaal leren te doen in de horeca. Dat zijn dus twee extra kanalen die aangeboord kunnen worden die zeer interessant zijn. Het zijn vormen van werkplekleren waar ik in geloof.
‘Fast tracks’ – of hoe u het wilt noemen, collega – zijn belangrijk, maar ik vind het belangrijker dat elke horeca-uitbater weet welke de instrumenten zijn waarop hij zich kan beroepen om snel jongeren te krijgen. Daarom vind ik de individuele beroepsopleidingen, het ‘pure’ werkplekleren, en het duaal leren zeer interessant. Ook het duaal leren in het volwassenenonderwijs kan daarin op termijn een superinteressante piste worden. Daar sta ik dus zeker ook voor open.
Collega Ronse, al vond ik uw voorbeeld een beetje ongelukkig, het tijdelijk uitlenen vind ik zéér interessant. Het is heel, heel moeilijk om werkgevers over de brug te krijgen om mensen uit te lenen, omdat men bang is dat men ze dan definitief kwijt is. Het voorbeeld van de chocolade in Brugge vond ik wat minder interessant, omdat ik ervan uitga dat als de terrassen en de cafés opnieuw opengaan, dat er dan ook meer chocolade gekocht zal worden, omdat er veel meer passage zal zijn. De chocolatier zal dan ook niet graag zijn personeel uitlenen. De toeristische winkels zijn een terecht voorbeeld, denk ik, maar er zijn ook andere andere sectoren waar er vrij veel tijdelijke werkloosheid is. Ik wil daar zeker bij de werkgevers nog een oproep rond doen.
Collega Malfroot: uw opmerking is zeer terecht. Het overleg met het federale niveau wordt gevoerd, want het zou inderdaad kunnen dat op die manier een aantal mensen tussen schip en wal vallen, terwijl de sector hard nood heeft aan werkkrachten. Dat gaan we dus zeker ook bekijken.
Jobstudenten en uren, collega Annouri, zal ik bij de federale collega’s opnemen. Ik weet niet hoe groot het probleem is, want veel jobstudenten hebben nog niet veel uren kunnen doen. We moeten eens bekijken of het nodig is om dat tijdelijk, voor één jaar, bijvoorbeeld nog op te trekken om de horeca uit de nood te helpen. Dat zal ik nog eens met de sector bij de Federale Regering aankaarten.
De heer Ongena heeft het woord.
Als er één les is die we moeten leren uit corona, is het dat alles onvoorspelbaar is, en dat enkel het virus de wet dicteert. Desalniettemin blijven we hoopvol dat we de horecasector op 1 mei weer heropstarten, dat de evenementen stilaan hun activiteiten kunnen hervatten. Daarom is het actieplan zo goed, minister. Daarmee kunnen we nagaan hoe men aan personeel geraakt. We moeten de vinger goed aan de pols houden. Het actieplan moet goed worden geëvalueerd en opgevolgd.
Ik blijf erop aandringen dat VDAB nagaat hoe men specifiek, al is het tijdelijk, voorrang geeft aan het invullen van de knelpuntvacatures in die getroffen sectoren. We hebben 190.000 werklozen. Daar zitten ongetwijfeld mensen bij die via een snelle opleiding aan de slag kunnen in die sectoren. Laat ons die kans grijpen.
Het zou te zot zijn om de horeca te laten starten op 1 mei, terwijl de helft geen personeel heeft. Dat zou een enorm gemiste kans zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb daar een beetje een wrang gevoel bij. Ik ken mensen die tijdelijk werkloos zijn, universitair geschoold zijn en werk zoeken. Ik ken ook winkeliers die een tijd geleden handen en voeten te kort kwamen om het vele werk te kunnen bolwerken. Als ik de tijdelijk werklozen vroeg waarom ze daar niet konden gaan werken, zeiden ze dat ze daar niet voor gestudeerd hadden. Op bepaalde momenten, in de economische crisis waar we nu in zitten, met een sociale zekerheid die zeer hard onder druk staat, moet het credo ‘à la guerre comme à la guerre’ worden gehandhaafd. We moeten dat kunnen doen. Ik hoop echt dat mensen in werkloosheid – tijdelijk of klassiek – werkplektrajecten aangeboden krijgen in sectoren die schreeuwen om mensen.
Ik ben ook heel blij dat u ingaat op onze suggestie om het delen van mensen te stimuleren in sectoren waar het serieus nijpt. Ik hoop dat mijn voorbeeld van de Brugse souvenir- en chocoladewinkels niet klopt en dat het bij hen ook een bommetje zal zijn vanaf begin mei. Laat ons hopen dat u gelijk hebt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.