Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in de aanloop naar de digitale versie van de bouwbeurs Batibouw gaf minister Diependaele aan dat zo’n 400.000 bijkomende wooneenheden nodig zullen zijn tegen 2050. Gezinsverdunning en bijkomende huishoudens zijn hiervoor de belangrijkste drijfveren. De Vlaamse Regering investeert de komende jaren dan ook fors in woningbouw en renovatie van het bestaande patrimonium. 9 miljard euro en de koppeling van de woon- en renovatienoden aan het relancebeleid moeten zowel op de sociale als op de private woningmarkt zorgen voor voldoende energie-efficiënte en kwalitatieve woonentiteiten.
In oktober 2015 keurde het Vlaams Parlement mijn voorstel van resolutie over het faciliteren van nieuwe woonvormen en opdelen van bestaande woningen goed. Minister, in uw beleidsnota Omgeving geeft u aan dat het ruimtebeslag voor woningen druk zet op de resterende openbare ruimte, en ik citeer: “Vanuit de verwachte demografische evoluties en veranderende economische factoren blijft er een aanhoudende ruimtevraag. Hierbij is er een zichtbare trend van verhoging van het ruimtelijk rendement binnen bestaand ruimtebeslag: kleinere kavels, toenemend aandeel vergunningen voor renovaties.”
U geeft zelf al aan dat we toekomstgericht minder oppervlakte zullen moeten innemen per kavel. Wat ik mis in uw beleidsnota, zijn concrete initiatieven over het opdelen van woningen binnen het bestaande woonpatrimonium.
In Vlaanderen staan heel wat oude en/of onderbenutte villa’s die vaak heel wat open ruimte innemen. Versoepelingen op het vlak van regelgeving om opdelen van woningen te faciliteren, dringen zich dan ook aan. Vandaag wordt dat nog te vaak verhinderd door verouderde verkavelingsvoorschriften, die bijvoorbeeld expliciet eisen dat er enkel eengezinswoningen worden gebouwd.
Minister, in welke mate is het opdelen van woningen voor u prioritair in het terugdringen van ruimtebeslag door woningen?
Welke initiatieven werden er door uw voorganger en uzelf genomen ter uitvoering van de parlementaire resolutie die het opdelen van woningen wil faciliteren?
Hoe zult u lokale besturen bijkomend stimuleren hun beleid af te stellen op het creëren van bijkomende wooneenheden via het opdelen van bestaande woningen?
Hoe verloopt het overleg met minister Diependaele over het opdelen van woningen? Hoeveel overlegmomenten werden hier de voorbije jaren reeds over georganiseerd?
Op welke manier onderzoekt uw departement hoeveel extra wooneenheden via het opdelen van bestaande woningen gecreëerd kunnen worden tegen 2050?
Kunt u ons vandaag inzicht verschaffen in het huidige gezamenlijke effect van het hele gamma aan maatregelen rond rendementsverhoging, zoals aanpassingen aan de Codextrein? Wanneer kunnen we de koppeling van bijkomende ruimtelijke informatie met de analytisch samengestelde dataset verwachten? Is dergelijk inzicht niet van cruciaal belang bij de verdere uitwerking van de beleidskaders van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, verdichting kent verschillende vormen: inbreiding, opsplitsing van woningen, kavels en appartementen. We moeten vooral aandacht hebben voor de kwaliteit en de omgeving. Mensen hebben nood aan ruimte om te kunnen thuiswerken, ontspannen, elkaar te ontmoeten en te kunnen spelen. In reeds sterk verdichte gebieden zal dus ook een oefening met het oog op ontpitting en vergroening noodzakelijk zijn.
Ik wil daarom inzetten op een gedifferentieerd woonaanbod met alle vormen van woningen en appartementen, met aandacht voor kwaliteit en openbaar groen. De overheid en de bouwsector moeten ook daarbij partners zijn. Creativiteit is nodig om een antwoord te bieden op de vraag naar extra woongelegenheden. We moeten daarbij ook rekening houden met de demografische evoluties, met meer senioren, eenoudergezinnen, samengestelde gezinnen, alleenstaanden.
Het opdelen van bestaande eengezinswoningen of het stelselmatig vervangen van woningen door appartementen is voor mij geen doelstelling op zich. Het vormt wel een onderdeel van de strategie om het ruimtelijk rendement te verhogen en zo de druk op de open ruimte te verminderen.
Ik denk dat de regelgeving daarvoor voldoende mogelijkheden biedt. Ik stel vast dat meer en meer projecten gerealiseerd worden om bijvoorbeeld oude, vrijstaande villa’s op ruime percelen te vervangen door projecten met meerdere woongelegenheden, ofwel in de vorm van gekoppelde woningen met tuin ofwel via kleinschalige meergezinswoningen. Maar alles hangt natuurlijk af van de context en de omgeving.
Over de vragen uit het voorstel van resolutie – een zeer goede resolutie trouwens – waar u naar verwijst en die betrekking hebben op mijn beleidsdomein Omgeving, verwijs ik in eerste instantie naar de wijzigingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) die in 2018 zijn doorgevoerd. Deze aanpassingen zijn ingevoerd om die ruimtelijke rendementsverhoging mogelijk te maken. Het werd immers mogelijk gemaakt om vergunningen te verlenen die afwijken van de stringente voorschriften. Het is aan de lokale besturen om hier slim en correct mee om te gaan. Maar het decretaal kader is er, en op die manier kunnen woningen worden opgesplitst of vervangen door projecten met een hogere densiteit. Maar zoals ik zei, is het belangrijk om dit niet ‘blind’ toe te passen en steeds rekening te houden met de woonkwaliteit en de omgevingskwaliteit.
Zeer veel gemeenten denken na over het ruimtelijk beleid dat ze wensen te voeren en over het vraagstuk van verdichting en ruimtelijk rendement dat hieraan gekoppeld is. Mijn administratie ondersteunt deze lokale besturen die advies vragen over plannen, verordeningen en regelgeving. We zullen de goede projecten wat meer moeten delen met elkaar, want er gebeurt heel veel.
Daarnaast werk ik ook aan een wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening die de meldingsplicht voor het zorgwonen zal verruimen.
Mijn administratie overlegt op regelmatige basis met de administratie van het agentschap Wonen-Vlaanderen. Dit overleg gaat niet specifiek over het opdelen van woningen maar draagt wel bij tot een betere afstemming tussen het omgevingsbeleid en het woonbeleid. Het een heeft met het ander te maken, vandaar dat we geregeld samenzitten met administratie en kabinet.
Het Departement Omgeving beheert sinds kort enkele indicatoren die verband houden met ruimtelijk rendement en die dus ook over de evolutie van verdichting gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de bebouwingsdichtheid per hectare, gemiddelde bouwhoogte per hectare, vloeroppervlakte, inwonersdichtheid enzovoort.
Ook in de recente studie ‘Ruimtelijke analyse van transformaties van panden in Vlaanderen’ in opdracht van het Departement Omgeving werden cijfers gegeven over de evolutie op het vlak van verdichting. Het Ruimterapport 2018 haalt aan dat voor elke gesloopte wooneenheid ongeveer 2,2 wooneenheden in de plaats komen. Dat is een verdubbeling.
De evoluties met betrekking tot vergunningen en verkavelingen worden systematisch gemonitord. Zo houdt het departement een beeld op evoluties met betrekking tot woningtype, kavelgroottes, nieuwbouw versus verbouwing, transformaties van gebouwen. Het is echter – zeker op deze korte termijn – niet mogelijk om de precieze impact van de aanpassingen van de VCRO-trein in kaart te brengen, omdat in het Omgevingsloket niet bijgehouden wordt of de vergunning gebaseerd is op de bepalingen inzake 15 jaar oude bijzondere plannen van aanleg (BPA’s) of verkavelingen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw reactie op deze toch wel belangrijke vraag, vind ik persoonlijk. Dank u wel voor het compliment op de resolutie die in 2015 werd goedgekeurd. Het is altijd leuk om een compliment te krijgen.
Minister, u hebt gelijk dat woonkwaliteit en groene ruimte in de omgeving cruciaal zijn. Ik sta daar volledig achter. Voor mij kunnen nieuwe woonvormen en het opdelen van bestaande woningen in kleinere woonentiteiten hand in hand gaan. Het kan inderdaad niet blindelings, want er moet altijd een goed en doordacht beleid zijn, zodat zowel de woonkwaliteit als omgevingskwaliteit kan worden gegarandeerd.
We stellen wel vast dat momenteel nieuwe woonvormen of het opdelen van grotere woningen in kleinere entiteiten vaak nog voor problemen zorgen door verouderde verkavelingsvoorschriften en andere. Het loopt helemaal niet van een leien dakje.
Minister, er is nog wetgevend werk nodig. Na de resolutie van 2015 heeft de voormalige minister een proefproject opgestart als antwoord op de resolutie. Er werden toen 28 projecten geselecteerd. Intussen is al een eerste evaluatie gebeurd en er is een vervolg, maar voor mij moet er nog een vervolg komen, om zowel uit nieuwe woonvormen als uit het opdelen van woningen te leren en de wetgeving te versoepelen.
Wat ik ook wel een goed idee vind, is het delen van de ‘good practices’. Dat is een deel van de proefomgeving. Wat dat betreft, zou het een goede zaak zijn om dat te delen.
Wat de VCRO betreft: zorgwonen is destijds ingevoerd. Ik ben er voorstander van om dat uit te breiden naar kleiner wonen, naar nieuwe woonvormen tout court. Ik hoop dat we daarin nog stappen vooruit zullen zetten.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u het woord ‘kwaliteit’ in de mond nam. Dat moet altijd centraal staan in dit hele verhaal. Mevrouw De Vroe, ik ga mee in uw redenering dat we moeten kijken waar we woningen kunnen opdelen en dat we kleiner gaan wonen. Op het terrein stel ik vast dat we moeten opletten dat die nobele gedachte niet wordt misbruikt voor commerciële doeleinden zonder kwaliteit. Dat is heel dikwijls het geval bij een voorbeeld dat u aanhaalde van de oude villa die niet verkocht geraakt. Daar moeten we net niet gaan opdelen, want dat gaat dikwijls over oude verkavelingen, vaak met een grote tuin. Die woningen lenen zich slecht om op te delen. Daar haal je weinig kwaliteit uit. In zulke gevallen moeten we de verkaveling misschien herbekijken en kan een nieuwbouw veel kwaliteitsvoller zijn. Dikwijls is het uit commerciële overwegingen dat men de villa toch liever gaat opdelen. Daar mogen we zeker niet aan tegemoetkomen.
Bij het opdelen van woningen moeten we altijd kwaliteitseisen laten vooropstaan. Anders komen we terug in de fase waar de gemeenten vroeger altijd tegen vochten, namelijk de huisjesmelkerij die overal ontstond. Dat is in geen enkel geval de bedoeling van ons allen.
Minister, ik heb ook genoteerd dat u bezig bent met zorgwonen in de tuin, met de aanpassing van de VCRO. Kunt u al iets meer zeggen over de timing daarvan?
Mevrouw De Coninck heeft het woord
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord. Het opdelen van woningen mag niet zomaar een vrijgeleide zijn om een zeker rendement te creëren, en dan vooral een financieel rendement. Het gaat om verdichten. In deze commissie hebben wel al meermaals gezegd dat we slim moeten verdichten op goed gelegen plaatsen. Het mag niet de bedoeling zijn dat we met de grote villa's gelegen langs linten op slechte plaatsen de densiteit verhogen, want dan realiseren we de bouwshift niet.
Ik ga er zeker mee akkoord om die grote woningen in vraag te stellen. Wanneer ze goed gelegen zijn, kunnen we de verkaveling of het perceel zelf in vraag stellen. Minister, kunt u bevestigen dat de ligging en de parameters die we belangrijk vinden in de bouwshift, zijnde gelegen langs voorzieningen, zeker zullen worden meegenomen in het voorbeeldenboek van ‘good practices’?
Minister, ik ben blij dat u aandacht hebt voor woonkwaliteit. Ik wil vragen om er voldoende aandacht voor te hebben dat elke woonentiteit toch een buitenruimte heeft, een terras of een stuk tuin. In de coronacrisis hebben we gezien dat dat toch belangrijk is en onderdeel van de kwaliteit van een woning.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega's, we bereiken hier een tamelijk grote eensgezindheid. Minister, ik wil u hartelijk danken voor uw antwoord. Het woord ‘kwaliteit’ is hier al vaak gevallen, zowel woonkwaliteit als omgevingskwaliteit. In het BRV ligt de uitdaging in het compact bouwen en het kwaliteitsvol verdichten.
Ik ben blij dat u zegt dat we ook nog meer ‘good practices’ moeten delen. Websites en publicaties zijn interessante pistes die we daarvoor moeten bewandelen. Hierbij zou ik ook nog uw aandacht willen vragen voor de opleiding architectuur. Ondertussen is daar ook al meer aandacht voor, maar de uitdaging voor ons is zeker ook hun uitdaging. Zij zijn inspirerend voor eventuele ontwikkelaars en potentiële bouwers en zullen uiteindelijk het verhaal moeten afwerken. Zij kijken niet alleen naar wat betrouwbaar is, maar proberen ook steeds rekening te houden met de omgeving. De omgeving is minstens even belangrijk als de woning als het gaat over compact bouwen. Dat is met elkaar verbonden. Misschien zijn er nog mogelijkheden in de opleidingen architectuur om daar aandacht voor te vragen. Hoe kijkt u daarnaar?
Minister, in het verleden hebben we een conceptnota gemaakt rond zorgwonen. U gaf net aan dat u al initiatieven hebt genomen rond mobiel zorgwonen. Ook daar moeten we oog hebben voor de kwaliteit, en moeten we Vlaamse ‘koterijen’ vermijden. De handhaafbaarheid van heel dat concept is een belangrijk issue om in het oog te houden. Mobiel zorgwonen kan een meerwaarde betekenen voor het creëren van de woonmogelijkheden, maar zeker ook voor de nabijheid van zorg. Wat is daar de stand van zaken?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Bij het pleidooi van zowat iedereen om kwaliteitsvol wonen na te streven wil ik me heel hard aansluiten. We hadden het over de woonkwaliteit, maar ook over de omgevingskwaliteit. Ik wil daar extra aandacht voor vragen. Mevrouw De Coninck spreekt over tuin of terras in de private sfeer. Wij steunen de idee dat dat in de private sfeer moet zijn, niet. Voor ons betekent aandacht voor open ruimte dat dat in de private sfeer kan zijn, maar als dat niet lukt, moet het in de publieke ruimte voldoende aanwezig zijn. Daar moeten we heel veel aandacht aan besteden. We zien dat heel veel plattelandsgemeenten wel bezig zijn met de verdichtingsopdracht, maar veel te weinig aandacht besteden aan de kwaliteitsvolle publieke ruimte. Net daar hebben we de mogelijkheid om ermee bezig te zijn, want dat nadien doen, is veel moeilijker en veel duurder. Het is superbelangrijk dat we daar nu de juiste beleidskaders voor aanbieden.
Minister, er zijn een aantal beleidskaders aangekondigd om de bouwshift te kunnen realiseren. Wat is de stand van zaken in de opmaak van die beleidskaders, waar we allemaal op zitten te wachten, om ervoor te zorgen dat we de kwaliteitsvolle woonkwaliteit en de publieke ruimte kunnen garanderen?
De heer Pieters heeft het woord.
Kwaliteitsvol wonen, wie kan daartegen zijn? Het moet natuurlijk op een comfortabele manier gebeuren. Minister, hebt u ook aandacht voor grotere woningen en samenwoonvormen, of dat nu in dichtbebouwd gebied is of in landelijk gebied, om bepaalde gebouwen interessant te maken voor deze vorm van wonen?
Minister, ik wil me nog even aansluiten bij bedenkingen van collega's die hebben gewezen op de nood van verdichting, die aan de ene kant een nuttige en noodzakelijke evolutie is waar we absoluut op moeten inzetten, maar aan de andere kant om dat te doen met iets meer aandacht voor de effecten op de omgeving dan vroeger is gebeurd bij het volbouwen van Vlaanderen. Het heeft weinig zin om dit opnieuw te doen als een soort van commerciële oefening waarbij men probeert om zeer slecht gelegen locaties alsnog te behoeden voor waardeverlies, terwijl ze allang door de tijd zijn ingehaald en men daar beter zijn conclusies uit zou trekken.
Verdichting kan voor een aantal locaties een optie zijn, net zoals mobiele zorgwoningen een oplossing kunnen zijn. Ik wil toch oproepen om ons een beetje te behoeden voor de eindeloze creativiteit die er in Vlaanderen bestaat om op alle mogelijke manieren met grond en vastgoed geld te verdienen zonder om te kijken naar de effecten op de onmiddellijke omgeving of op eventuele volgende generaties. Laat ons dat alstublieft doen met oog voor de nodige nabijheid van voorzieningen en voor de kwaliteit van de publieke ruimte in de eerste plaats, en pas in de tweede plaats voor het belang van een eigenaar die een door de tijd ingehaald pand alsnog te gelde wil maken. Soms kan iets er beter niet staan en kan men daar beter de gevolgen uit trekken.
Minister Demir heeft het woord.
Ik heb in mijn antwoord heel duidelijk gewezen op het feit dat verdichting goed is, maar de kwaliteit is even belangrijk. Je kunt een woning niet overal opsplitsen. Het hangt ook af van de context, de kwaliteit die daarmee gepaard gaat en, waar collega Tobback net op wees, natuurlijk ook het effect op de omgeving. Misschien is het nuttig dat ik die zaken nog eens goed onder de aandacht breng, dat we de ‘good practices’ van lokale besturen met elkaar delen.
Het is niet de bedoeling dat dat mogelijk is voor om het even welke woning voor lucratieve doeleinden. Daar ben ik het helemaal mee eens. Want dan gaan we dezelfde fout maken, maar dan in de omgekeerde richting. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Ik zal sowieso nog eens nagaan bij mijn administratie of we daar voldoende attent voor zijn. Ik neem deze suggestie dus zeker mee.
Het decreet Zorgwonen zit nu bij de Raad van State. We verwachten het terug tegen 1 april, en dat is geen aprilgrap. Dan komt het naar de Vlaamse Regering en natuurlijk naar het parlement.
Collega De Coninck, het is natuurlijk de gemeente die vergunningen aflevert en die de afweging moet maken van kwaliteit, effect op de omgeving enzovoort. Ik zal in het voorbeeldenboek hiervoor zeker aandacht vragen. Dat is een goed instrument. Daar moeten we zeker nog eens goed naar kijken, naar de context, de omgeving, de randvoorwaarden, het effect op het publieke groen enzovoort. Dat heb ik gehoord van verschillende collega's hier.
Mevrouw Rombouts, ook de architecten en stedenbouwkundigen nemen we mee. Ik heb gesproken over de overheid samen met de bouwsector, maar we rekenen natuurlijk ook een beetje breder. Ook dat is een welgekomen suggestie.
De beleidskaders zijn in opmaak, collega Schauvliege. We zijn nu al weken volop bezig met de stikstof en de omzendbrief. We hopen dat we het ontwerp nog dit jaar kunnen voorleggen aan de Vlaamse Regering en het parlement, en dat we daarover in discussie kunnen gaan omdat de beleidskaders een belangrijk element zijn.
Er zullen heel wat algemene suggesties naar de lokale besturen gaan, maar er zullen ook een aantal verplichtingen in zitten. Dus we gaan dat op een goede manier moeten doen. Die oefening is in opmaak. Dit jaar staat het sowieso nog op de agenda.
Voor de rest ben ik het eens met hetgeen gezegd is. Er is inderdaad de nood om aandacht te hebben voor die verschillende punten.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik zal me uiteraard volop blijven inzetten, zodat er een gepast regelgevend kader zal worden gerealiseerd voor het flexibele gebruik van bestaande woningen, zeer in het bijzonder met betrekking tot samenhuizen en het opdelen van woningen. Daar stelde ik mijn vraag ook over.
Het is belangrijk dat de Vlaamse Regering daartoe een grondige evaluatie uitvoert en een herziening van alle legislatieve bepalingen die het flexibel gebruik van woningen bemoeilijken of verhinderen. Het is uiteraard heel belangrijk om daar steeds op toe te zien, en te zorgen dat bepaalde minimumnormen gegarandeerd worden inzake veiligheid, groene woonomgeving, woonkwaliteit, maar ook de woonoppervlakte van het pand zelf. Zo kunnen mogelijke misbruiken worden voorkomen. Maar ik zal daar met mijn collega’s heel hard op blijven inzetten, want dat is heel belangrijk, in het kader van vereenzaming, in het kader van betaalbaarheid, en op vele andere vlakken. Ik blijf daar volop op inzetten.
En hoe meer we samenwonen, hoe veiliger we zijn voor de wolf. Dat wil ik ook niet onvermeld laten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.