Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
In 2016 vaardigde het Europees Parlement een richtlijn uit met betrekking tot de onderdanen van derde landen die in een Europese lidstaat willen studeren. Specifieker gaat het om de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten en au-pairactiviteiten.
Om de Belgische wetgeving aan deze richtlijn tegemoet te laten komen, moet men maatregelen invoeren die de mobiliteit van studenten binnen de EU mogelijk maakt en een zoekjaar toestaat na hun studies. Dit laatste geeft hun de kans om de arbeidsmogelijkheden of het oprichten van een bedrijf te verkennen binnen de Europese lidstaat van verblijf. Deze tijdelijke verblijfsvergunning zou geen automatisch recht tot de arbeidsmarkt of het recht om een bedrijf op te richten, inhouden.
Deze omzetting van de Europese richtlijn valt in lijn met het verhaal van economische migratie aanvullend op de activering van de Vlaamse arbeidsreserve, opleiding van Vlaamse werkzoekenden, herscholen, inzetten op kwalitatievere jobmatching et cetera. Elk jaar komen er duizenden studenten naar Vlaanderen om te studeren. Dat is heel wat talent dat we misschien kunnen inzetten op onze arbeidsmarkt.
In hoeverre kunt u de toegang tot de Vlaamse arbeidsmarkt regelen voor de derdelandse studenten die tijdens dit zoekjaar hier willen werken?
Hoe zult u de toegang tot de Vlaamse arbeidsmarkt regelen voor de derdelandse studenten die tijdens dit zoekjaar hier willen werken?
Welke impact verwacht u dat de omzetting van deze Europese richtlijn zal hebben op ons economisch migratiebeleid? Welke hervormingen hebt u voor ogen in de loop van de komende maanden?
Zult u hiervoor in overleg treden met de universiteiten en hogescholen?
Hoeveel derdelanders studeren momenteel aan onze Vlaamse universiteiten en hogescholen?
Minister Crevits heeft het woord.
Aan onze Vlaamse hogescholen en universiteiten studeren duizenden studenten van buiten de Europese Unie. De exacte cijfers kunt u terugvinden in de schriftelijke vraag 162 van mevrouw Vandromme aan Vlaams minister Ben Weyts. Ik ga even dieper in op die cijfers. De grootste groep komt uit China. Vorig jaar hadden we maar liefst 771 Chinese studenten in een bachelor- of een masteropleiding; 1611 Chinezen werkten vorig academiejaar aan een doctoraat.
Als je dat bekijkt vanuit een kosten-batenanalyse, heeft het natuurlijk weinig zin om die buitenlandse studenten op te leiden en ze vervolgens te laten gaan. We moeten hier echt een return on investment realiseren, waarbij we dat buitenlands toptalent ertoe aanzetten in Vlaanderen te blijven. Onze economie heeft die topprofielen nodig.
Het zoekjaar is voor mij een van die instrumenten. Concreet betekent dat dat studenten van buiten de EU die in Vlaanderen gestudeerd hebben, een jaar in ons land mogen blijven om een hoogopgeleide job te zoeken of hier een eigen zaak te starten.
U vraagt mij in welke mate ik de toegang tot de arbeidsmarkt kan regelen in dat zoekjaar. Eigenlijk zou je denken dat Vlaanderen daarvoor bevoegd is, want als een economisch migrant een gecombineerde vergunning aanvraagt – dat komt straks aan bod in de vraag van collega De Vreese -, is Vlaanderen bevoegd voor de toelating tot arbeid en de federale overheid voor de toegang tot het grondgebied.
Collega’s, voor het zoekjaar gaat die redenering echter niet op. Studenten zijn nog geen economische migranten. Wat gebeurt er na het afstuderen? Hun verblijf in ons land wordt verlengd. De toegang tot de arbeidsmarkt is gekoppeld aan dat verblijf en is bijgevolg een volledig federale bevoegdheid, waarbij staatssecretaris Mahdi bevoegd is om te bepalen wie toegang krijgt tot het zoekjaar en minister Dermagne dan weer bevoegd is om de toegang tot de arbeidsmarkt tijdens dat zoekjaar te bepalen.
Op het moment dat de afgestudeerde student een volwaardige job vindt en zijn status kan wijzigen naar economisch migrant, wordt de toegang tot de arbeidsmarkt een Vlaamse bevoegdheid. Op dat moment moet er een gecombineerde vergunning aangevraagd worden en begint de procedure te lopen. Ik hoop dat jullie allemaal nog mee zijn. Dat is dus een vrij complex gegeven.
Wat uw tweede tot en met vijfde vraag betreft: het is niet omdat ik zelf niet bevoegd ben om de regelgeving te schrijven, dat ik er geen mening over heb. Ik deel de mening uiteraard met mijn federale collega’s, minister Dermagne en staatssecretaris Mahdi.
Eerst en vooral is het van belang om te bepalen wie toegang krijgt tot het zoekjaar. Zowel vanuit de VLIR als vanuit VLHORA werd erop aangedrongen om dezelfde definitie van ‘hooggeschoold’ te hanteren als binnen de economische migratie. Dat wil zeggen dat je minimaal een diploma hbo5 moet hebben. Ik deel die mening en heb het belang daarvan al geuit bij staatssecretaris Mahdi. Op 26 februari 2021 heeft de federale ministerraad een wetsontwerp goedgekeurd dat dat principe honoreert. Dat is dus positief.
Ten tweede is het belangrijk om de toegang tot de arbeidsmarkt tijdens het zoekjaar te regelen. Het zoekjaar is een heel belangrijke stap om ons als Vlaanderen in een concurrentieel sterke positie te plaatsen ten opzichte van onze buurlanden. Want op dit moment moet een student die afstudeert en niet direct een job heeft, terug naar het buitenland. Dit geeft absurde toestanden. Ik geef een voorbeeld: een student studeert af in juni en kan in oktober starten met een onderzoek via een beurs. De universiteit kan de student in juni niet in dienst nemen wegens niet voldoende middelen. Dan moet deze persoon voor drie maanden terugkeren naar het thuisland. Daarmee lopen we het risico dat de student bijvoorbeeld naar Nederland trekt, waar het zoekjaar al bestaat. Nu zal hij in Vlaanderen kunnen blijven tot hij start met werken.
Ik wil een brede invulling van de notie ‘werken tijdens het zoekjaar’. Ook VLIR en VLHORA zijn die mening toegedaan. Dat houdt in dat een afgestudeerde een jaar de tijd krijgt om een hoogopgeleide job te vinden, maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat hij tijdens dit zoekjaar financiële problemen krijgt en een beroep moet doen op bijvoorbeeld het OCMW.
Om over en weer gereis én financiële problemen te vermijden, zou het goed zijn dat ze toegang krijgen tot onze arbeidsmarkt zonder dat er hier beperkingen worden opgelegd. Zo zouden ze bijvoorbeeld een paar maanden als magazijnier kunnen werken. Dat is geen hoogopgeleide job, maar ze kunnen zo in hun levensonderhoud voorzien.
Wanneer ze na één jaar geen hoogopgeleide job gevonden hebben, kennen ze de spelregels en moeten ze terug naar het land van herkomst. Ik heb het belang hiervan, in het kader van onze concurrentiële positie, benadrukt in een brief aan minister Dermagne. Vorige week is er daarover interfederaal overleg geweest en werd mijn principe onderschreven. Minister Dermagne zal in opvolging van dit overleg een wetsontwerp voorbereiden.
Het gaat hier, collega's, vooral om topprofielen die we in Vlaanderen nodig hebben, dus een zekere soepelheid lijkt me in het zoekjaar gerechtvaardigd te zijn.
Dank u wel voor uw antwoord. Ik denk inderdaad dat er een bijzonder groot potentieel is voor de Vlaamse arbeidsmarkt bij die studenten. Het zijn hooggeschoolden met een bijzonder interessant profiel voor onze arbeidsmarkt. We hebben daarover ook al in het verleden in deze commissie gesproken met toenmalig minister Muyters, en ik ben blij dat hetgeen toen al een stukje was aangekondigd, compleet aan het worden is. Nederland is ons al voor met het zoekjaar. Dat wijst erop dat er in heel veel landen een gelijkaardige interesse is.
Ik heb nog een bijkomende vraag, minister. Kan VDAB een actieve of proactieve rol opnemen om die afgestudeerde studenten te helpen in het bemiddelingsproces waar ze doorheen moeten om aan de slag te gaan bij de Vlaamse bedrijven en universiteiten met knelpuntvacatures?
De heer Ronse heeft het woord.
Het is een mooie vraag van collega Bothuyne. Het is een relevant thema. Ik heb daar een paar kleine vragen over. Bestaan er vandaag studies of rapporten waarin de nadelige effecten van het ontbreken van dat zoekjaar in kaart werden gebracht, zodat we kwantitatief ook kunnen zien hoeveel toptalenten we hebben gemist?
Het gaat niet alleen over het vinden van een job, maar ook over het opstarten van een bedrijf. Hoe wordt dat dan gezien? Dat is natuurlijk veel vager. Als een student afstudeert – zoals in het voorbeeld dat de minister gaf – en pas in oktober kan starten en moet terugvliegen, en als die zegt dat hij een bedrijf wil starten, hoe gaan we bepalen dat we zeker zijn dat persoon x of y werkelijk een bedrijf zal starten? Geldt dat dan ook voor alle typen bedrijven? Of gaan we daarin een bepaalde selectie maken? Dat interesseert me ook omdat er daar meer vaagheid is dan in het vinden van een job, en zeker in het kader van Working in Belgium – collega Maaike De Vreese heeft daar straks trouwens ook een vraag over –, waar we actief inzetten op actieve migratie vanuit bedrijven. Dat verhaal zou ik nog eens graag willen horen.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de magnifieke vraag, voorzitter, en voor de magnifieke bijvraag. Er is weer een nieuwe term gelanceerd.
Het klopt inderdaad, collega Bothuyne, dat het zoekjaar in Nederland al is ingevoerd. Het is van belang om geen talent aan hen te verliezen. De VDAB kan zeker steun aanbieden om een job te zoeken tijdens het zoekjaar.
Collega Ronse, we hebben geen studies over hoeveel toptalent we zijn misgelopen, maar we krijgen wel bedrijven die ons signaleren dat het de wereld op zijn kop is dat de mensen terug moeten en dan moeten terugkeren. Het is vanuit die situaties en vanuit het feit dat Nederland een toch niet onbelangrijke concurrentiële positie heeft ten opzichte van ons – de taal, onder andere, is dezelfde – dat we die sprong moeten maken.
Wat de zelfstandigen betreft: als je een bedrijf wilt opstarten, moet je een beroepskaart krijgen en jullie weten – we hebben het er al over gehad – dat er een nieuw beleid aan komt dat decretaal wordt vertaald en waarbij we de focus leggen, mijnheer Ronse, op start-ups en scale-ups. Er is over die hele procedure al discussie geweest in het parlement, waarbij we drempels willen opwerpen voor kortgeschoolden of kebabzaken, maar niet voor de innovatieve scale- en start-ups.
Collega’s, dit wordt zeker vervolgd. Hier zit een opportuniteit voor onze arbeidsmarkt en voor veel van onze bedrijven. Ik ben blij dat de minister er werk van maakt en ik ben benieuwd naar de eerste resultaten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.