Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Sinds oktober werden al vijftien filmpjes op de sociale media van minister Somers gezet, telkens met de hashtag #inburgeringwerkt. In deze filmpjes komen mensen van buitenlandse afkomst aan het woord die al enkele jaren in België wonen. Zij moeten enerzijds als rolmodel en/of toonbeeld fungeren voor andere inburgeraars en anderzijds mensen ervan overtuigen dat het Vlaamse inburgeringsbeleid werkt. In acht van die filmpjes figureren mannen uit het Midden-Oosten – namelijk Syrië, Afghanistan, Irak, Libanon –, in één filmpje is er ook een Turkse man te zien, in twee filmpjes gaat het om vrouwen uit Noord-Afrika en in vier filmpjes om vrouwen uit Oost-Europa, Zuid-Amerika en Azië.
De titel van mijn vraagstelling zegt het al: dit is duidelijk een vorm van overheidspropaganda.
Hoewel het de bedoeling is om succesverhalen te laten zien, vallen er toch verschillende opmerkingen te maken. Bij de getuigenissen zitten mensen die werken of gewerkt hebben bij partners van de Vlaamse overheid, zoals Atlas en het Huis van het Nederlands, alsook iemand die werkloos is. Ook komt een persoon aan bod die een door de Europese Unie gesubsidieerde vzw voor vluchtelingen heeft opgericht. Tevens is ook een vrouw te zien die nog steeds de totalitaire en vrouwonderdrukkende hoofddoek draagt, toch niet echt een toonbeeld van integratie en inburgering. Uit de onzekere lichaamstaal van enkele van deze mensen en het knip- en plakwerk bij de montage, valt af te leiden dat er op voorhand een duidelijk script was afgesproken. De minister zette ook een filmpje online met de hashtag #samenlevenwerkt, waarin studente Salma beweert dat ze vaak te horen kreeg dat vrouwen met een migratieachtergrond niet op de universiteit thuishoren.
Op 14 februari zette de minister een dergelijk filmpje met de Turkse Ismaïl online. Hij werkt hier nu als fietsenhersteller en doet zijn job volgens u, minister Somers, met hart en ziel. In het filmpje vertelde Ismaïl dat hij in Turkije advocaat was geweest. Naar verluidt was hij niet zomaar een advocaat, maar wel de procureur van Fethullah Gülen, een islamitische prediker die in het verleden al meermaals betrapt werd op antisemitische uitspraken. Volgens enkele reacties op het filmpje van u, minister, zouden door toedoen van deze man Koerdische journalisten in de gevangenis zijn beland. Hij zou zich tegen het Erdoganregime hebben gekeerd, waarna hij naar België is gevlucht. De vraag is overigens ook of het wel van zo’n succesvolle inburgering getuigt wanneer iemand met een advocatendiploma vandaag fietsen herstelt – met alle respect voor fietsenherstellers. Minister, prompt besloot u om het filmpje met de Turkse Ismaïl offline te halen. Enkele reageerders wezen er ook op dat dat de man nu gevaar loopt, wegens de talloze radicale Erdoganaanhangers in dit land.
Minister, hoeveel en welk budget werd vrijgemaakt voor deze overheidspropaganda?
Hoe worden de figuranten voor deze video's geselecteerd? Zijn ze geselecteerd?
Hoe komen deze duidelijk vooraf opgestelde teksten tot stand? Wie schrijft ze?
Volgden al de personen uit de filmpjes een inburgeringscursus?
Waarom hebt u het filmpje met de Turkse man Ismaïl verwijderd?
Minister Somers heeft het woord.
Collega Van Rooy, ik wil u bedanken voor het zeer goed opvolgen van mijn Twitteraccount. Ik ben blij dat u er tijd voor maakt, er zelfs analyses van maakt en optelt welke filmpjes er zijn enzovoort.
Ik denk dat het mijn recht is om op Twitter dingen in beeld te brengen en beschouwingen te maken als minister en als politicus. Als je verantwoordelijk bent voor Samenleving en Inburgering, vind ik het niet slecht dat een aantal gewone mensen, nieuwkomers van vlees en bloed – geen supersuccesverhalen, maar ook geen dramatisch negatieve verhalen, want negativiteit is al genoeg aanwezig op sociale media – in beeld komen. Ze vormen een deel van de Vlaamse samenleving, hebben een inburgeringstraject doorlopen en zoeken hun plaats in de samenleving. De filmpjes zijn heel gewoon en er staan geen grote budgetten tegenover. Ze worden gemaakt door mensen die rond mij zitten. Er gaan geen overheidsmiddelen naartoe. Er werkt geen bureau aan mee. Het zijn gewone dingen, zoals ik ook andere dingen op mijn account zet.
Het zijn verhalen van alledaagse mensen, en niet allemaal succesverhalen. Het zijn verhalen van mannen en vrouwen die Nederlands hebben geleerd, die een job hebben gevonden. Het gaat over een tramconducteur, iemand die een kinderopvang is gestart, iemand die in zijn vrije tijd toneel speelt.
Er zijn ook mensen bij die hoogopgeleid zijn, maar in ons land soms een job moeten doen die beneden hun academische mogelijkheden ligt. Ook dat is een deel van de realiteit en legt de pijnpunten bloot. Ik stel vast dat we te weinig inspanningen doen om mensen die hoogopgeleid zijn en daardoor een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de samenleving, voldoende snel in te schakelen.
Het is niet meer dan dat. Ik ben blij dat u het zo belangrijk vindt dat het ook een commissievraag is. Ik ben van plan om in de toekomst verder filmpjes te maken over de dingen waarmee ik bezig ben en die ik belangrijk vind. Daarvoor dient een kanaal als Twitter, of welk ander mediakanaal dan ook.
Over die ene Turkse persoon waar u specifiek naar verwijst, was in de regionale editie van de Gazet van Antwerpen en Het Nieuwsblad een artikel verschenen. Het was een mooi verhaal over iemand die zijn nieuwe plaats had gevonden. Die man was graag bereid om mee te werken. Op een zeker moment heeft die man zelf gevraagd om het filmpje weg te halen. We hebben dat onmiddellijk gedaan, want we respecteren mensen. Dat is er gebeurd. Ik denk dat er inderdaad reacties van deze of gene kant zijn geweest. Als iemand vraagt om het weg te halen, doe ik het met veel plezier. Ik vind dat de evidentie zelf. Het initiatief is gekomen na het artikel dat in de krant heeft gestaan. Men moet natuurlijk soms op mensen botsen en vallen. Af en toe kom ik in mijn werk heel boeiende mensen tegen, ook in mijn privéomgeving, wier verhalen ik interessant vind om te delen: Een pianolerares, iemand die zelf kinderopvang organiseert, een tramconducteur. Het zijn mooie verhalen, verhalen uit het leven gegrepen. Het leven zoals het is: met vallen en opstaan, niet altijd gemakkelijk. De ene spreekt al wat beter Nederlands dan de andere. Allemaal zijn ze inspanningen aan het doen om deel te worden van Vlaanderen en mee Vlaming te zijn.
We leven in een tijd met heel veel negativiteit en verzuring. Ik heb altijd geloofd dat het leven niet enkel negatief is en dat de zon soms ook schijnt. Ik vind dat je ook een aantal positieve dingen mag laten zien in het leven van elke dag. Als je positieve dingen laat zien, laat je ook de manco’s zien. Niet alles gaat vanzelf; mensen moeten soms helemaal opnieuw beginnen, onderaan, mensen moeten soms knokken. Het is niet altijd voor iedereen even eenvoudig. Zelfs na twee jaar inspanningen doen, kan het Nederlands nog moeilijk zijn. Als wij een andere taal zouden leren, zou het ook zo zijn. Maar tegelijk zie je dat het mooie mensen zijn, mensen die een mooi deel kunnen vormen van onze samenleving en op die manier een ander beeld geven dan het zwart-witte beeld dat we te vaak krijgen. Zwart in de zin van heel negatief en angstig en bedreigend, en wit als te positief, ophemelend, het ideale beeld. Daartussen zitten heel veel andere kleuren en die kleuren zijn met vijftien filmpjes van 1 minuut – u hebt die waarschijnlijk ook gechronometreerd, want anders is uw dossier onvolledig – op een eenvoudige manier weergegeven.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, als volksvertegenwoordiger is het mijn job om u in de gaten te houden, op alle mogelijke manieren, zeker ook uw sociale media en zeker wanneer ik denk dat er belastinggeld mee gemoeid is. Zoals u weet, wordt er nogal eens misbruik gemaakt van belastinggeld. Daar liggen de Vlamingen wakker van; sterker nog, daar zijn ze vaak zeer gefrustreerd over.
Ik ben dus natuurlijk nogal teleurgesteld over uw antwoord. U bent zeer vaag en u doet er een beetje lacherig over dat ik daar een vraag over stel, met dat chronometreren enzovoort. Maar u zegt dat er geen overheidsmiddelen waren, geen bureau. Wie betaalt het dan wel en hoe wordt het allemaal geregeld? Ik krijg daar geen antwoorden op. Ik heb u gevraagd hoe de figuranten voor deze video’s worden geselecteerd. Hoe worden die gespot of gescout? U doet alsof u die toevallig tegenkomt als u de tram neemt, maar daar geloof ik natuurlijk geen fluit van. U hebt daar een opdracht voor gegeven, neem ik aan, om die mensen te zoeken en te vinden. Dat kan bijna niet anders. Aan welke instanties hebt u die opdracht gegeven, hoe zijn die tot bij u gekomen? Ik zou daar toch een antwoord op willen.
Hoe komen die teksten tot stand? Als ik de studente Salma hoor beweren dat ze vaak te horen kreeg dat vrouwen met een migratieachtergrond niet op de universiteit thuishoren, dan geloof ik daar geen fluit van. Dat wordt hier niet gezegd, er is niemand die dat zegt, integendeel. Er wordt voortdurend het tegenovergestelde gezegd: wie een migratieachtergrond heeft, moet gaan studeren, die moet werken – en terecht overigens. Ik vond het verwerpelijk om die studente iets anders te horen zeggen. Met mijn slecht karakter – zoals u weet – kan ik niet anders dan daaruit opmaken dat dat teksten zijn die zorgvuldig zijn geschreven met woorden die in de mond van die personen worden gelegd.
Dan is er tot slot dat filmpje over de Turkse Ismaïl. U gaat daar ook op geen enkel moment in op wat ik heb verteld. Dat was te zien op sociale media, hij zou banden hebben met Fethullah Gülen, sterker nog, hij zou die verdedigd hebben. Hij zou bedreigingen hebben gekregen van Turkse moslims in Vlaanderen die het Erdoganregime steunen. Daardoor is dat filmpje allicht verwijderd. Misschien kunt u daar nog eens dieper op ingaan, minister. Want daarnet hebt u niet geantwoord op een deel van mijn vraag.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik krijg ook regelmatig eens te horen: ‘Amai, u spreekt goed Nederlands.’ Ik kan u verzekeren dat dat altijd heel grappig is als je weet dat ik gewoon hier geboren ben en in het Nederlands ben opgevoed. Maar misschien kan ik ook eens in een filmpje figureren, je weet nooit.
Er wordt hier kritiek gegeven op de inhoud van die filmpjes. Er valt natuurlijk iets te zeggen over hoe ze gemaakt worden en wie precies in beeld wordt gebracht. Dan heb ik het voornamelijk over het in beeld brengen van religieuze tekenen. Maar laat ons ook duidelijk zijn: als we niet in staat zijn om succesverhalen aan te reiken en de meerwaarde van ons inburgeringstraject op die manier aan te tonen, dan zijn we toch ook ver gekomen. We zien dat we jaarlijks enorme bedragen steken in die trajecten, en terecht. Op die manier zorgen we ervoor dat die nieuwkomers toch hun zelfredzaamheid verhogen, en dat zien we ook in die filmpjes. Dat zijn mensen die in onze samenleving passen en die daar ook vaak actief hun bijdrage toe leveren. Maar ik denk dat we de kritiek van de vraagsteller natuurlijk moeten lezen in het licht van het feit dat veel nieuwkomers vaak net niet in onze samenleving willen passen.
Ik vind het heel jammer dat elke poging om positieve effecten van ons inburgeringsbeleid te brengen, afgedaan wordt als propaganda waar een reukje aan is. Ik wil daarmee natuurlijk ook niet zeggen dat er geen negatieve effecten zijn aan migratie. Collega Van Rooy, u weet heel goed dat ik de laatste zal zijn om dat te beweren. Maar ik vind toch ook dat we niet blind mogen zijn voor de positieve verhalen, los van wat ik al gezegd heb over het in beeld brengen van hoofddoeken, want daar heb ik het ook niet zo op gemunt.
De heer Veys heeft het woord.
Collega’s, dat filmpje van Ismaïl was mij ook opgevallen, en niet enkel dat filmpje maar ook enkele andere. Er is mij vooral in die filmpjes iets opgevallen. Minister Somers gaf mee dat het belangrijk is om ook de manco’s mee te geven en te tonen. En dan gaat het over mensen die van buiten de EU komen, die hoogopgeleid zijn maar hier, helaas, onder hun niveau moeten werken. Ik ben daar op een bepaalde manier ervaringsdeskundige in: ik heb twee jaar als bouwvakker gewerkt en mijn collega was voorheen adjunct-museumconservator. Dat zorgt voor een slechte situatie op de arbeidsmarkt.
Als we dat probleem wat in detail bekijken, zien we dat de helft van de personen die buiten de EU zijn geboren en hogeropgeleid zijn, hier onder hun niveau moeten werken. Dat is niet goed voor hen, want ze worden minder betaald en zijn doorgaans minder tevreden over hun job. Ze kunnen ook niet met vertrouwen solliciteren, omdat hun diploma hier niet erkend wordt. Het is ook niet goed voor de arbeidsmarkt, want er kan daar een verdringingseffect optreden ten opzichte van korter geschoolde mensen.
Mijn fractieleider heeft de minister van Onderwijs daarover een vraag gesteld, want wij zijn ervan overtuigd dat de erkenning van diploma’s cruciaal is. We lezen dat onder meer ook in de adviescommissie Economische Migratie, het adviesorgaan van de minister zelf. Uit die vraag blijkt dat de meeste mensen gemiddeld vier maanden moeten wachten, maar dat is ook de maximumtermijn. Als dat het gemiddelde is, moeten heel veel mensen – ongeveer de helft, zeg ik voor het gemak – langer wachten dan die maximumtermijn.
In dat advies spreekt men van een administratieve rompslomp. Ik gebruik bewust dat woord, omdat dat iedere minister wel triggert om iets te doen. In die zin wilde ik minister Somers vragen wat hij van plan is, wat hij daaraan kan doen. Want het zou goed zijn dat die procedure versimpeld zou worden. En als je het aanvraagt in Vlaanderen zou dat ook in de Duitstalige en Franstalige Gemeenschap van toepassing moeten kunnen zijn. Het Brusselse Gewest heeft ook iets dergelijks in hun regeerakkoord gezet. Minister, ik had u dus graag gevraagd wat u daaraan zult doen, wat we mogen verwachten. Ik neem aan dat u ook niet blij bent met de huidige situatie?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de drie collega’s voor hun vraagstelling. Ik wil eerst en vooral collega Sminate bedanken voor haar tussenkomst, omdat ik inderdaad denk dat dat de juiste invalshoek is. Als we niet op de lijn staan dat we elke vorm van instroom van mensen per definitie als vijandig en negatief willen ervaren, en niet de positie willen innemen dat inburgering op voorhand een mislukking moet zijn, dan moeten we ook de moed hebben om mensen te laten zien die positief willen bijdragen aan onze samenleving. En daarmee zeggen we niet dat migratie altijd gemakkelijk is, en dat elke vorm van migratie positief is. Dat is juist, mevrouw Sminate. Maar we zeggen wel dat een samenleving altijd een in- en uitstroom van mensen zal hebben. De mensen die erbij komen en zich op een goede manier willen inpassen, mogen gezien worden en mogen zich laten zien. Ze kunnen inspirerend zijn voor anderen om de handen uit de mouwen te steken, en om bij te dragen tot een positief samenleven.
Ten tweede waren er de vragen van collega Van Rooy. Ik wil het nog eens herhalen: de mensen die we daarvoor hebben gezocht waren bijvoorbeeld mensen die op Ring TV zijn geweest, en ik heb ook over Gazet van Antwerpen verteld. Ook mijn omgeving en ikzelf kenden een aantal mensen die zeiden: ‘Dat is iemand die interessant is, praat daar eens mee.’ Het zijn bijvoorbeeld ook mensen die al eens zijn opgevoerd in het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII), om op de een of andere manier iets publieks te doen. Maar er is aan niemand een opdracht gegeven, er is daar geen euro toebedeeld aan opdrachten of taken, of aan communicatiebureaus of aan wie dan ook. Laat dat duidelijk zijn.
Ik wil ook wel duidelijk onderstrepen dat het voor een stuk tot de autonomie van een politicus behoort, zelfs van een minister, om voor zichzelf uit te maken wat hij op zijn sociale mediakanaal zet en niet zet, en op welke manier hij daar vorm aan denkt te moeten geven.
Ik vind dit een belangrijke manier omdat we op een niet-naïeve manier moeten laten zien dat in de diversiteit in onze samenleving ook mooie en positieve verhalen zitten.
Mevrouw Sminate, we gaan zeker met u geen filmpje over inburgering maken, want dat hebt u niet nodig want u bent een deel van onze samenleving. Dat zou wat gek zijn. Maar ik zal het voorstel om samen met u een filmpje te maken alleszins meenemen. Ik ga nadenken hoe, over welk thema en in welke context. Ik zal daar met u persoonlijk contact over opnemen om te kijken wat er al dan niet mogelijk is.
Nog even naar de vraag van de heer Veys, die zegt dat je een aantal mensen laat zien die hooggeschoold zijn en die hier beneden hun niveau werken: ik weet dat. Dat heeft iets bitterzoets, als ik dat mag zeggen. Het bittere is – wat u terecht zegt – dat mensen die een zeker talent en knowhow hebben, niet voor 100 procent worden gevalideerd. Maar het zoete daaraan is dat mensen zelfs bereid zijn om serieus onder hun niveau toch opnieuw een weg te zoeken en de kansen te grijpen die er zijn, ook al zijn dat misschien te bescheiden kansen, zowel voor hen als voor de samenleving, maar dat ze daar toch aan willen bijdragen. Ik denk dat we het erger zouden vinden als iemand met een universitair diploma uit een ander land hier komt en zegt: ‘Zolang ik geen universitair werk kan hebben, doe ik niets.’ Wat je hier ziet, zijn mensen die, verdorie, ook al vinden ze geen job op hun niveau, toch bereid zijn om de handen uit de mouwen te steken. Ik heb heel veel respect voor zulke mensen.
Iemand van die mensen uit een van de filmpjes – ik ga niet zeggen welk – heeft ook laten weten dat hij die job graag doet. Het is niet omdat je een universitair diploma hebt, dat je in die handenarbeid in dit geval of die andere job geen levensvreugde en plezier kunt vinden. Maar dat neemt het probleem niet weg dat u terecht aankaart. Dat is de reden waarom we in het nieuwe inburgeringsbeleid een individueel inburgeringscontract nastreven waarbij we samen met VDAB veel meer focussen op: wat zijn uw mogelijkheden? Wat zijn uw vaardigheden? Wat zijn uw capaciteiten? Welke diploma’s hebt u? Hoe kunnen we die sneller valoriseren, homologeren, inschakelen?
Maar ook daar moeten we ook een nuance aanbrengen. Het is niet omdat je in Turkije bijvoorbeeld een advocaat bent, dat je binnen de drie maanden aan de balie kunt beginnen als je naar hier komt. Dat kan gewoon niet. Je hebt een heel ander rechtssysteem bestudeerd. Misschien is het niveau van de universiteit ook heel anders. Dus het gaat toch nog altijd een werk van inschaling, van bijstuderen, van inwerken, van vervolmaken en dergelijke meer zijn. Maar we moeten daar meer doen en de weg daarnaartoe is het individuele inburgeringscontract, waarbij we op maat van de betrokken persoon gaan kijken ‘hoe kunnen we uw capaciteiten maximaal valoriseren?’, voor de persoon zelf in de eerste plaats, maar evenzeer voor Vlaanderen.
Stel dat er een burgerlijk ingenieur van een derde land komt. Ik neem dat voorbeeld maar even. Ook al is het universitaire niveau in het land van afkomst niet even hoog als bij ons, misschien kan die persoon wel met een jaar bijstuderen op het niveau komen van een universitaire burgerlijk ingenieur en hebben we iemand die we absoluut kunnen gebruiken in onze economie en in onze industrie en die veel meerwaarde gaat creëren. Het is dat wat we moeten doen. De individuele inburgeringscontracten zijn vooral belangrijk, niet alleen voor laaggeschoolden, maar vooral voor hooggeschoolden. De hooggeschoolden zijn een minderheid, maar diegenen die binnenkomen, moeten we maximaal proberen te valoriseren. Daar zit dat inburgeringsplan bij.
Wat die betrokken persoon betreft, herhaal ik nogmaals, mijnheer Van Rooy: die man heeft een mooi interview gegeven met een foto in de regionale editie van twee van onze nationale kranten, in het Nieuwsblad en in de Gazet van Antwerpen. Regionaal zijn dat vergelijkbare kranten. Ik heb dat verhaal gelezen. Dat was in mijn regio. Het speelde zich af in Mechelen. Ik vind dat een mooi verhaal. Ik breng dat verhaal ook. We hebben dat verhaal gebracht. Die man heeft daar reactie op gekregen en zelf gevraagd om dat filmpje te verwijderen. Op zo’n moment doe je dat ook. De verdere beschouwingen daarbij zijn: die man werd in 2017 erkend als politiek vluchteling, dus die heeft een erkenning als politiek vluchteling. Die is legaal in ons land. Dat is ook een federale bevoegdheid.
Die heeft een inburgeringscursus gevolgd zoals het hoort. Dat is iemand die legaal en correct in ons land aanwezig is en op zo’n moment, als je zo’n verhaal leest, dan ben je daardoor geïnspireerd. Ik vind dat een mooi verhaal, een bitterzoet verhaal, mijnheer Veys. Bitterzoet, want beneden zijn niveau, maar ook zoet: aan de slag zijn, op eigen benen staan, inkomen verwerven voor zichzelf en zijn gezin.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, wat dat laatste betreft, legt die Turkse man natuurlijk het probleem bloot dat er buitenlandse conflicten worden geïmporteerd. Hij is een verdediger van Fethullah Gülen. Erdoganaanhangers, die helaas met velen zijn in Vlaanderen, vinden dat niet zo fijn. En die hebben – zo lezen we toch op de sociale mediakanalen – bedreigingen, hatelijke berichten aan zijn adres geuit. Qua ‘succesverhaal’ over integratie en inburgering kan dat tellen. Het levert onze samenleving gewoon problemen op: buitenlandse problemen die hier in onze straten en op onze sociale media worden uitgevochten.
Hoe die teksten tot stand komen, zal dan wel voor eeuwig een raadsel blijven, want ik ga ervan uit dat die niet zijn uitgevonden door de mensen in kwestie, uiteraard zonder hen tekort te willen doen. Maar goed, wie schrijft die dan voor hen? Wie bepaalt wat er daarin wordt gezegd? Ik heb naar die Salma verwezen, de flauwekul die ze daar vertelt. Dat ze regelmatig te horen zou hebben gekregen dat vrouwen met een migratieachtergrond niet op de universiteit thuishoren, dat is gewoon flauwekul. Dat is het bevestigen van dat slachtofferriedeltje dat je helaas al te vaak nog hoort.
Wie mijn Twitter goed volgt – minister Somers, misschien kunt u me even terug nauwgezet volgen –, zal zien dat ik ook regelmatig positieve verhalen over mensen met een migratieachtergrond tweet. Over de kernfysicus Hamid Aït Abderrahim met Algerijnse roots heb ik recent nog getweet. Ik doe dat zelf ook. Ik leg de lat natuurlijk wel wat hoger. Mijnheer Veys heeft daar terecht op gewezen. U hebt gezegd: ‘Dat zijn geen supersuccesverhalen, maar ook geen dramatische verhalen, maar uiteindelijk is het allemaal heel triestig.’ U geeft dat zelf toe. De niveaus van de universiteiten zijn vaak anders in de landen van andere continenten. De studie is totaal anders. Het hele verhaal dat dat zo’n grote verrijking zou zijn, kan natuurlijk de prullenbak in, want de energie en de kost die we daarin moeten steken, in de hoop dat daar iets uitkomt dat minstens even kwaliteitsvol is als in het land van herkomst, dat is natuurlijk het bewijs dat immigratie en integratie ons niets opleveren, maar wel heel veel kosten.
Tot slot verwijs ik naar de vrouw Ayaan Hirsi Ali, die zegt: ‘We moeten vooraf testen of een migrant succesvol kan zijn en zolang dat niet gebeurt, zullen we helaas veel van dit soort triestige verhalen kunnen lezen en te horen krijgen.’
De vraag om uitleg is afgehandeld.