Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Deze vraag sluit aan op de vorige. Het gaat ook onder meer over artificiële intelligentie (AI). De Vlaamse Regering besliste eerder deze maand om 120.000 euro te investeren in de ontwikkeling van een digitale kluis waar elke burger zijn persoonlijke data, zoals gezondheidsgegevens, veilig kan bewaren. Dat zal worden ontwikkeld door een breed partnerschap, waar ook de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) deel van uitmaakt. De bedoeling is om de burger gebruik te laten maken van dienstverleningen, zonder dat hij zich zorgen hoeft te maken over wat er met zijn data zal gebeuren. In zijn persoonlijke kluis – een virtuele kast waar de individuele burger via een app de sleutel van heeft – hoeft hij ook maar één keer zijn gegevens in te voeren, zo staat in de communicatie van VITO te lezen.
Dit is een belangrijke stap in de verdere digitalisering van onze maatschappij, maar we moeten toch blijven waken over de privacy en gebruiksvriendelijkheid van dergelijke toepassingen. Ik heb daarom volgende vragen voor u, minister. Op welke manier verschilt dit van andere, bestaande platformen? Hoe zal deze datakluis gekoppeld worden met andere toepassingen, zoals bijvoorbeeld eHealth, itsme, enzovoort? Wanneer verwacht u dat deze digitale kluis operationeel zal zijn? Op welke manier zal de privacy worden gegarandeerd? Want het is natuurlijk zo dat er veel interessante informatie zal worden bewaard door burgers, en die moet te allen tijde worden beschermd tegen misbruik.
Minister Crevits heeft het woord.
Deze vraag sluit inderdaad nauw aan bij de vorige. Wij zijn met de Vlaamse overheid net ook aan de technologische fundamenten van vertrouwen van burgers aan het werken, met de Solid-technologie (Social Linked Data) en de datakluizen. Vandaag bestaat er nog geen enkele manier om persoonsgebonden data te delen voor onderzoeksdoelstellingen op een wijze waarop een individu zelf zijn of haar data beheert. Het project dat we hier financieren, wil dus een digitaal platform zijn waarin individuen zelf de data over hun persoon kunnen deponeren, en deze data voor onderzoeksdoelstellingen ter beschikking kunnen stellen. In die zin is het dus wel nieuw in vergelijking met bestaande systemen waar bijvoorbeeld een arts alle informatie in een elektronisch patiëntendossier kan inkijken. Onderzoekers moeten nu steeds eerst de begeleidende arts consulteren. In dit platform zou men ook eigen data kunnen toevoegen, zoals onder andere levensstijl, beweging of dieet. Ook dit soort informatie is van belang in onderzoek en ontwikkeling van preventieve en gepersonaliseerde geneeskunde.
Uiteraard moet een dergelijk platform aan zeer strikte eisen van privacy en ethiek voldoen. VITO werkt in dit project ook nauw samen met partners uit de gezondheidssector en met de Koning Boudewijnstichting. Die samenwerking is uniek ten opzichte van grote databedrijven die ongevraagd persoonsgebonden informatie verzamelen en verkopen voor diverse toepassingen. Iedereen die hier instapt zal zelf kunnen bepalen waar zijn of haar data voor gebruikt mogen worden of aan welk onderzoek men wenst deel te nemen. En tot slot, het project heeft dus niet als doel om data te verzamelen en te verkopen, maar net die unieke toepassing om met behulp van die data sneller innovatie te realiseren voor de geneeskunde. Zo kunnen door analyse van grote hoeveelheden data, nieuwe inzichten en toepassingen ontwikkeld worden, bijvoorbeeld ‘biomerkers’ die op een onderliggende ziekte kunnen wijzen.
Hoe zal die datakluis gekoppeld worden met andere toepassingen, zoals bijvoorbeeld eHealth en itsme? Itsme is een manier om veilig toegang tot bepaalde datakluizen te krijgen, maar het is geen platform waarin men zelf eigen data kan beheren. Wel zal er in dit project bekeken worden of er kan samengewerkt worden met itsme om bijvoorbeeld de beveiliging te versterken. Er wordt in een pilootproject ook samengewerkt met eHealth voor de eHealth-loginprocedures. Door samen te werken met dit soort toepassingen kunnen mogelijke misbruiken vermeden worden.
Een heel belangrijke vraag is die naar de operationaliteit. Het project kadert in een slim specialisatietraject onder het Europese Vanguard-initiatief Smart Health, dat door het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) gecoördineerd wordt, samen met Oost-Nederland en Nederlands Limburg. Door het samenvoegen van regionale sterktes met andere Europese regio’s kunnen we een meerwaarde bereiken.
In dit project wordt onder andere samengewerkt met de Finse regio rond Oulu en met Oost-Nederland. Met deze eerste beperkte financiering willen we een businessmodel uitwerken om het initiatief op termijn zelfbedruipend te maken en om nieuwe activiteiten, inclusief nieuwe diensten en toepassingen, te ontwikkelen en verdere investeringen aan te trekken. Het project zit nu in een beginfase, maar volgens de planning zou het via opvolgprojecten na twee jaar operationeel kunnen zijn.
Privacy en data security zijn van de allergrootste bezorgdheden in dit project, en het is dus een onderdeel van de verdere projectontwikkeling om die te verzekeren. In die zin vind ik het dan ook goed dat er wordt samengewerkt met partners uit de gezondheidssector en met de Koning Boudewijnstichting.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, u mag het me niet kwalijk nemen maar ik snap de affiniteit niet van de doelstelling van dit initiatief. Ik heb op mijn iPad een tool staan, CoZo. We hebben ook eHealth. Is het dan de bedoeling dat we zelf gegevens in die tool stoppen? Maar als we dat zelf moeten doen, hoeveel burgers zullen dat dan doen? Is het dan relevant om daar later onderzoek en research op te doen?
Ik zou gedacht hebben dat er links bestaan tussen verschillende platformen zoals CoZo en dat ik dan aan het platform van CoZo de toestemming moet geven om mijn gegevens te gebruiken. Maar als ik de gegevens daar zelf moet instoppen, dan vrees ik niet dat dat zal gebeuren. Ik zie dat zelfs CoZo niet volledig is. U kunt dan zeggen dat u daar niet kunt aan doen, en dat klopt, maar we hebben wel een platform waar gegevens in staan. Ik zou dan veronderstellen dat het gewoon de burger is die toestemming geeft om meer te doen met die gegevens maar niet dat we dan zelf in een aparte tool nog eens gegevens moeten inbrengen. Het is die affiniteit van de doelstelling van deze kluis die ik niet goed snap.
De heer De Roo heeft het woord.
Zoals ik het heb begrepen, is het voornamelijk de bedoeling om een aantal nuttige data te combineren met een betere privacy, waarbij eindgebruikers zelf toegang kunnen geven op het platform. Maar ik ben natuurlijk ook benieuwd naar het antwoord van de minister.
Zoals de minister ook heeft gezegd, is het effectief heel belangrijk om die privacy als essentieel te beschouwen. Er lopen heel veel initiatieven. Mijn bijkomende vraag gaat over de samenhang met de verschillende andere initiatieven. Met dit initiatief zitten we voornamelijk in de scope van de gezondheidszorg, maar we weten ook dat op Vlaams niveau met een aantal andere toepassingen ook breder wordt gewerkt, bijvoorbeeld binnen het Vlaams datanutsbedrijf. Er zijn ook een aantal spelers die uit eigen beweging een soort niche of een aantal typedocumenten en datakluissystemen hebben geïntroduceerd, bijvoorbeeld het Belgisch notariaat.
Minister, kunt u de verhouding tussen dit initiatief binnen het regionaal platform, maar ook binnen het Vlaams datanutsbedrijf, verder toelichten? Op welke manier zullen de verschillende initiatieven inzake datakluizen die er nu zijn en die wellicht nog zullen toenemen, worden gecoördineerd?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het nuttig zou zijn dat er eens een toelichting gegeven zou worden over de Solid-technologie, die eigenlijk alles op een andere manier gaat bekijken. Ik heb het genoegen gehad om vanuit de Gentse gremia, in aanwezigheid van de rector, een uur ondergedompeld te worden in Solid. Nu is het zo dat ontwikkelaars al onze gegevens gebruiken en er van alles mee doen. Als je daarentegen vertrekt vanuit een kluis waarin gegevens opgeslagen zitten, en waarin mensen zelf toelating kunnen geven om al dan niet gebruik te maken van gegevens – bijvoorbeeld in het kader van gepersonaliseerde geneeskunde –, dan is dat de wereld zoals hij hoort te zijn. Dan zitten je gegevens niet overal en worden ze niet te pas en te onpas gebruikt, al dan niet met jouw medeweten. Dat is dus een totaal andere benadering.
Het project waarover de vraag nu gaat, heeft dus eigenlijk zo’n Solid-technologie als brede basis, en het ‘We Are’-platform is daar een voorbeeld van. Het is dus een totaal andere filosofie en basisarchitectuur. Het is de burger zelf die eigenaar is, niet de exploitant van de software. Het gaat over het belang van de koppeling van data en databanken; vandaar dat in het project van VITO de samenwerking met onder andere de zorgverstrekkers, zoals huisartsen, zo relevant is.
We zijn momenteel ook in gesprek om, in het kader van de relance, in te zetten op die Solid-technologie, om daar meer onderzoek en innovatie rond te doen en om daar ook een aantal toepassingen rond te ontwikkelen, in de zorg, maar bijvoorbeeld ook in de media. Dus, collega, je kunt eigenlijk niet koppelen, omdat het een andere benadering is van de zaken, waarbij je eigenlijk vertrekt van het eigenaarschap van jouw gegevens. Je vertrekt dus niet vanuit degene die toevallig je softwaresysteem beheert, wat nu natuurlijk volop bezig is. Voor het datanutsbedrijf – dat weet u – is het de minister-president die in de lead zit. Wij ondersteunen dat vanuit innovatie voor O&O, bijvoorbeeld via imec en UGent, en ook via de pilootprojecten van VITO, VDAB, maar ook in de mediasector. Het gaat dus over een andere manier van het benaderen van gegevens.
Toen ik zelf die uiteenzetting over Solid kreeg was mijn voornaamste vraag: ‘Ja maar, de wereld draait nu toch compleet anders?’ Van alles wat je doet – ik sport nu weer wat meer – worden ergens gegevens opgeslagen, en ik houd mijn hart vast voor wat er allemaal met die gegevens gebeurt. Men weet het maar half. Maar dit hier, dat is echt de omgekeerde wereld. Men heeft mij toen ook gezegd dat dat een andere kijk vraagt op al die gegevens. In die zin zou ik het niet slecht vinden – want ik ben daarin maar een leek, maar ik vind het wel een interessant gebeuren – dat u eens een uur de mensen van Solid en van de universiteiten laat uitleggen wat dat precies is, en wat dat verschil in denken naar gegevensbeheer en gegevensverwerking allemaal betekent.
De heer Gryffroy heeft het woord
Ja, ik denk dat dat inderdaad iets nuttigs zou kunnen zijn, en misschien zelfs gecombineerd met wat we zonet van plan waren eventueel te bespreken: artificiële intelligentie. Want dat zit er uiteraard heel dicht tegenaan. Misschien moeten we dat dan bekijken samen met de minister-president zelf, want u zei het zelf al: het datanutsbedrijf zit bij hem, en jullie ondersteunen dat vanuit het oogpunt van innovatie. Zij zijn ook bezig met een aantal zaken, dus moeten we misschien eens bekijken hoe we de informaticawereld, die bij de minister-president zit, eens kunnen samenbrengen met wat er hier besproken werd over die Solid-technologie, over dat platform, die persoonlijke kluis. Ik denk dat dat wel een nuttige en interessante oefening zou kunnen zijn. Ik weet dat ze bij de minister-president ook hard aan het werken zijn. Al die verschillende dataplatforms hebben een eigen silo. Hoe ga je horizontaal al die verschillende silo’s verbinden, als ik het zo mag uitdrukken? Ik denk dat we allemaal over hetzelfde bezig zijn, maar dat we dit het best eens apart kunnen behandelen.
Ik wil opmerken dat wat wij nu doen, naadloos de verbinding maakt met datgene wat de minister-president doet. Die technologie behoort tot mijn bevoegdheid. Het vraagt een andere manier van kijken naar gegevensverzameling en -verwerking. Dat is de grote ‘shock’ met wat nu allemaal al loopt.
Ik zou willen voorstellen om op een middag in deze commissie eens de mensen uit te nodigen waaraan de minister refereert om toelichting te geven. We kunnen misschien ook aan de minister-president vragen om iemand af te vaardigen.
Dat is echt zeer interessant. Ik was een uur, of anderhalf uur, lang echt gefascineerd door wat men daar allemaal vertelde. Maar ik was ook sceptisch. Ik begrijp dus zeker het scepticisme van collega Gryffroy. Maar op het einde van het verhaal was ik helemaal mee. Ik vind het zeer, zeer boeiend.
Er is hoop voor ons allemaal, zelfs voor collega Gryffroy. De commissiesecretaris zal proberen de gegevens vanuit het kabinet te verkrijgen en op die manier op een middag een vergadering te beleggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.