Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over het tekort aan betaalbare huurwoningen en de ondersteuning van huurders
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Er is een zekere overlapping met de vorige vraag, maar ik zal ze toch kaderen. Zoals de collega’s hebben gezegd, is er al jaren een tekort aan woningen in Vlaanderen. Dat gaat zowel over de sociale als de private huurmarkt. Dat maakt dat de huurprijzen jaar na jaar verhogen en dat ook woningen in slechte staat – en daar ging de Panoreportage over – toch wel heel snel verhuurd kunnen worden. We zien dat steeds meer Vlamingen geen goede, betaalbare woning vinden en steeds meer mensen komen door de hoge woonkosten in armoede terecht. Dat is belangrijk omdat dat niet altijd zo is geweest. Het is een fenomeen van de laatste jaren dat het net de hoge woonkosten zijn waardoor mensen in armoede terechtkomen. De Panoreportage van vorige week bracht de problemen die we kennen en waar we heel vaak over discussiëren, andermaal in beeld met toch wel schrijnende getuigenissen.
Dat brengt ons terug bij het debat over het recht op wonen en wat ik daarnet ook aanhaalde. Het is een grondrecht. Het is de verantwoordelijkheid en de belangrijkste taak van de minister van Wonen om dat recht op wonen te garanderen. Sinds 2005 spreken we over een wooncrisis. Zo erg is het. Om de wooncrisis het hoofd te bieden moeten er volgens ons twee dingen gebeuren: ten eerste moet het aanbod op de huurmarkt verhogen en ten tweede – om de toenemende armoede tegen te gaan – moeten de wachtende kandidaat-huurders voor een sociale woning, die vandaag met meer dan 150.000 zijn, beter ondersteund worden. Want uit onderzoek blijkt dat het net die categorie van mensen zijn – het zijn ook die mensen die Pano in beeld bracht – die in armoede terechtkomen omdat ze moeten worstelen om de huurprijs op de private huurmarkt op te hoesten. Die is vaak drie keer zo hoog als een sociale woning waarop ze recht en ook nood aan hebben. Dat lukt hun niet.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister. Meer dan 150.000 Vlamingen moeten gemiddeld meer dan 3 jaar wachten op een betaalbare, sociale woning. Dat is toch heel veel. En heb je bijvoorbeeld meer dan 3 kinderen, dan loopt dat in bepaalde centrumsteden zelfs op tot 10 jaar wachten. Die 3 jaar is dus echt een gemiddelde. Steeds meer mensen komen tijdens het wachten in armoede terecht, omdat ze de hoge huurprijs op de private huurmarkt niet kunnen betalen. Welke maatregelen wilt u nemen om ervoor te zorgen dat er minder mensen in armoede terechtkomen terwijl ze jarenlang op een sociale woning wachten?
In het wijzigingsdecreet Wonen wilt u een plafond invoeren voor de bouw van sociale woningen. Met Groen zijn we daar principieel tegen. We gaan daar niet mee akkoord. Dat hebben we in het verleden ook al gezegd. We zullen ons daar altijd tegen verzetten. Maar ik herhaal deze specifieke maatregel die u in de toekomst nog wilt nemen, omdat ik het des te frappanter vind. Als we zien dat er zoveel Vlamingen wachten en als we zien dat de armoede toeneemt, staat een plafond op de bouw van sociale woningen natuurlijk in contrast met de nood aan meer sociale woningen. Daarnet zei u dat u voluit wilt gaan voor sociale woningen als dé piste om de wooncrisis te bestrijden. Ik heb daarnet al aangehaald dat er veel financiële vragen te stellen zijn bij die piste waarop u wilt inzetten, maar ook bij deze. Dit is een principiële maatregel die u het komende jaar wilt nemen. Hoe rijmt u dat? Hoe kunt u een plafond voor sociale woningen zetten voor steden en gemeenten, terwijl u zegt dat u daarop wilt inzetten? Alvast bedankt voor uw antwoorden.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Vorige week hebben we inderdaad met grote ontsteltenis de Panoreportage bekeken. Eén grote constante kwam daarbij naar voren: het tekort aan betaalbare huurwoningen was nog nooit zo groot. Ik zal niet alles herhalen wat collega Moerenhout al aanhaalde, maar die mensen worden aan hun lot overgelaten. Kijk naar het verhaal van Elisia De Schepper, die al jaren met haar gezin op de wachtlijst staat, terwijl ze in een woning wonen die niet conform de huidige regelgeving is: schimmel in de slaapkamer, enkele beglazing, een huisbaas die hen in onwetendheid laat of ze al dan niet op straat worden gegooid en ga zo maar door.
Ik denk dat u het ermee eens bent, minister, dat het schrijnende taferelen waren die we te zien kregen. Ze roepen nogmaals de vraag op of huurders in penibele situaties wel voldoende steun krijgen of toch voldoende toegang krijgen tot die steun van de Vlaamse overheid.
Mijn eerste vraag is redelijk voor de hand liggend. Wat is uw reactie op de reportage? Bent u ervan overtuigd dat huurders momenteel al voldoende geholpen zijn met de huidige premies en subsidies? Hoeveel mensen worden er momenteel geholpen door het huidige beleid van premies en subsidies?
Professor sociaal beleid Wim Van Lancker haalt aan dat het systeem van tegemoetkomingen zoals in Nederland ervoor zorgt dat een veel bredere groep mensen met de laagste inkomens kan worden bereikt en deze mensen dus beter kunnen rondkomen dan mensen in dezelfde groep hier in Vlaanderen. Op welke manier zult u uw beleid desgevallend aanpassen of effectiever gaan uitvoeren, zodat meer mensen geholpen worden en ook Vlamingen met de laagste inkomens menswaardig kunnen wonen, zonder meer dan een derde van hun inkomen aan huur te moeten uitgeven?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout en mevrouw Blancquaert, bedankt voor jullie vragen. Ik heb ook de Panoreportage gezien met de schrijnende situaties die daar aan bod kwamen. Heel wat zaken zijn daarnet al aan bod gekomen. Dit valt een beetje samen met de vorige twee vragen om uitleg, maar goed.
De thema's die aan bod kwamen zijn natuurlijk al langer gekend. Ons beleid speelt daar al langer op in. Het gaat dan meer specifiek over woningkwaliteit en betaalbaarheid. De donderdag na de reportage hebben we trouwens kunnen meegeven dat we die twee thema's kennen en hoe we daarop inspelen.
De uitdaging is tweeledig: enerzijds inzetten op het aanbod, maar anderzijds ook garanderen dat het aanbod voldoende kwalitatief is. Dat is soms een heel gevoelig en moeilijk evenwicht, zoals we daarnet ook al aangetoond hebben. Dat is de uitdaging.
Enkele zaken waarover we het voor de reportage al enkele keren hadden. Ten eerste is het belangrijk om te blijven onderstrepen dat we ook deze legislatuur weer een recordbedrag in de sociale woningbouw voorzien, zowel voor nieuwbouw als voor renovatie. Dat is daarnet ook aan bod gekomen. Bovendien trekken we dat recordbedrag nog verder op door toevoeging van een deel van de Vlaamse middelen uit het Europees herstelfonds, de relancemiddelen. Zo komen we tot ongeveer 4,5 miljard euro. Daarmee willen we zo snel mogelijk bijkomende sociale huurwoningen bouwen om op die manier een woonoplossing te bieden voor mensen die vanwege hun inkomen niet terechtkunnen op de private huurmarkt. Zo proberen we de druk op het onderste segment van die private huurmarkt te verlichten. Dat is wat ik daarnet al een beetje gezegd heb met die ‘100 woningen, 105 kandidaten’.
Daarnaast bouwen we de sociale huurmarkt ook verder uit via de SVK-werking (sociaal verhuurkantoor). We hebben een nieuwe SVK Pro-oproep gelanceerd – daarnet ook al aan bod gekomen –, op basis waarvan private partijen sociale huurwoningen kunnen en zullen bouwen, die vervolgens voor achttien jaar gehuurd worden door SVK’s. Ook op die manier komen er gedurende minstens achttien jaar nieuwe sociale huurwoningen bij. Ik denk dat dit beleid een zeer nuttig beleid is, omdat de investering in sociale huurwoningen loont op alle vlakken: in de eerste plaats doordat er meer sociale huurders zullen zijn die betaalbaar en kwaliteitsvol kunnen wonen, maar daarnaast ook omdat de bouwsector, die toch een belangrijke economische speler is en ook de impact van de coronacrisis voelt, op die manier ondersteund wordt en kan bijdragen aan de creatie van welvaart, vandaar de 250 miljoen euro die we in het kader van de relance daaraan geven.
Daarnaast zetten we ook hard in op de minimale kwaliteit van de woningen. Dit is cruciaal voor de veiligheid en gezondheid van de kwetsbare bewoners zelf. Jullie kennen wellicht de contouren van dit beleid. Het kwaliteitsbeleid is reeds de vorige legislatuur hervormd en is per 1 januari 2021 in werking getreden. Met deze hervorming hebben we meer focus gelegd op grotere gebreken. Er is een mediacampagne lopende. We moedigen ook lokale besturen aan om het conformiteitsattest verplicht te stellen. En voor de slechtste gevallen worden de wooninspectie en het parket ingeschakeld. Die handhaving gaan we in de toekomst overigens verder aanscherpen. We gaan ook naar administratieve handhaving: zaken die het parket niet behandelt, zal Wonen-Vlaanderen opvolgen.
De vraagstellers polsen ook naar mijn intenties inzake de huursubsidie en huurpremie. Dat werd de voorbije legislatuur al uitgebreid: de doelgroep van beide subsidiestelsels werd uitgebreid en de tussenkomsten werden verhoogd. In 2021 wordt hiervoor een recordbedrag van 103 miljoen euro uitgetrokken, bijna 48 miljoen euro meer dan in 2018. In dat jaar werd 57 miljoen aan beide subsidieregelingen samen uitgegeven. In januari 2021 werden 18.174 huursubsidies en 13.724 huurpremies uitgekeerd. In vergelijking met 5 jaar geleden zijn dat 11.211 begunstigden extra, of een stijging van 54 procent.
Ik vind het voorstel om een huurpremie toe te kennen aan alle kandidaat-huurders voor een sociale woning, geen goed voorstel, zoals daarjuist al aan bod is gekomen. Het op dergelijke grote schaal toekennen van huursubsidies zal de prijzen in het ondersegment van de private huurmarkt opdrijven, waardoor andere groepen weer uit de markt worden geprijsd. Het is trouwens niet zo moeilijk te begrijpen waarom ook verhuurders het initiatief zouden steunen. Dat lijkt mij redelijk evident. Wanneer er op grote schaal huursubsidies of huurpremies worden verstrekt, gaan de huurprijzen namelijk omhoog en dragen de huursubsidie en huurpremie niet meer bij aan de betaalbaarheid, integendeel.
Daarom kies ik er vooral voor om te investeren in de structurele oplossing van sociale huisvesting. Elke euro kun je namelijk maar één keer uitgeven. Ik steek die euro dan liever in de bouw van sociale huurwoningen, omdat dit duurzamer is besteed en veel langer zal bijdragen aan de betaalbaarheid van het wonen voor de meest zwakke huishoudens. Dat is de vergelijking die ik daarnet ook al gemaakt heb. Als je 100 woningen hebt en 105 kandidaten, dan vallen er 5 af. Die mensen geef je dan een subsidie, wat begrijpelijk is, omdat die mensen in de meest precaire woonsituatie zitten. Maar dan vallen er weer 5 anderen af, want je hebt nog altijd maar 100 woningen. Op die manier, met huurpremies en -subsidies, krijg je dat niet opgelost. Je gaat dan wel opnieuw de vraag krijgen om de huurpremies en -subsidies te verhogen – jullie zullen dat begrijpelijkerwijs onmiddellijk vragen in de commissie –, maar zo krijg je natuurlijk een verdelend effect dat geen oplossing ten gronde biedt.
Mijnheer Veys, wat uw vraag van daarnet betreft: u hebt gelijk, want we treden daar ten dele op die markt en verhogen zo het aanbod, maar door de demografische evolutie en door migratie stijgt de vraag zodanig snel, dat het aanbod uit de privé niet kan volgen.
Wij gaan daarnaast dan een aanbod doen vanuit de publieke sector met sociale woningen en SVK’s, maar dat betekent niet dat we de markt verstoren. We zouden de markt pas verstoren op het moment dat ons aanbod vanuit de sociale woningbouw ervoor gaat zorgen dat we hoger zitten dan de vraag. Dan zou er een marktverstorend effect zijn, en dat is natuurlijk niet de bedoeling. U weet ook dat we, door de uitdaging die voor ons ligt, daar nog lang niet zijn. In die zin maak ik me er zeker geen zorgen over. Laat ons zeggen dat het een aanvaardbare correctie is op de markt die we vanuit sociaal oogpunt als overheid absoluut moeten maken.
De ondersteuning, huurpremie en huursubsidie wordt heel selectief ingezet. De doelgroep van de huursubsidie en huurpremie is nu afgebakend voor een bepaalde doelgroep, maar niet de hele doelgroep maakt gebruik van de huursubsidie en de huurpremie. Dat is de fameuze ‘non-take-up’. We onderzoeken hoe we dit kunnen verbeteren. We gaan ook in overleg met de verhuurders om hun meer kennis te geven over huurpremies en huursubsidies. De sector heeft naar aanleiding van de reportage van Pano trouwens al initiatieven genomen om dat te doen.
Rest mij nog de tweede vraag van collega Moerenhout. De beslissing om voortaan enkel nog sociale woonbeleidsconvenanten te sluiten in gemeenten met nog geen 15 procent sociale huur, maakt deel uit van het regeerakkoord. Eind 2019 waren er 254 gemeenten waar het gerealiseerde en geplande sociaal huuraanbod lager dan of gelijk is aan 9 procent, 41 gemeenten hebben een aandeel tussen 9 procent en 15 procent en 5 gemeenten hebben een aandeel dat hoger ligt dan 15 procent. Via het bindend sociaal objectief (BSO) streeft de Vlaamse overheid een evenwichtige spreiding en uitbreiding van het sociaal huuraanbod na. In dat opzicht vind ik het een legitieme keuze om de middelen voor sociale huisvesting bij voorrang in te zetten in steden en gemeenten met een lager aandeel sociale huurwoningen. Ik zie dan ook geen reden om deze bepaling te wijzigen. Dankzij het ministerieel besluit van 15 december 2020 hebben initiatiefnemers ook de mogelijkheid tot externe financiering om bijkomende sociale huurwoningen te realiseren zodra het BSO bereikt is of de planner van het woonbeleidsconvenant is opgebruikt. Ik vind de spreiding dus absoluut te verantwoorden. In het regeerakkoord is ook opgenomen dat, als een gemeente hardleers is en niet bereid is om te investeren, wij een initiatief kunnen nemen. De tegenproef is daar evengoed van toepassing.
Afsluitend wil ik nog een ruimere beschouwing maken, los van de concrete cases uit de reportage. Voor alle duidelijkheid: ik kan me niet uitspreken over de individuele gevallen. Ik denk dat het de bedoeling van de reportage is om de ruimere problematiek aan te kaarten, maar het gaat in veel gevallen ook over een inkomensproblematiek. Vanuit het woonbeleid proberen we ook daarop in te zetten. We proberen bijvoorbeeld ook niet-beroepsactieve sociale huurders zich te laten inschrijven bij VDAB om hen aan te zetten om een job te zoeken. We nemen die initiatieven om via het woonbeleid een effect te hebben op de inkomensproblematiek, al zijn de mogelijkheden via Wonen eerder beperkt.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik wil een nuance maken bij uw laatste opmerking. Het gaat natuurlijk niet alleen over een inkomensproblematiek. In de reportage zijn ook verschillende alleenstaande vaders en moeders met verschillende kinderen aan bod gekomen. Met één loon iets degelijks vinden op de huurmarkt, is moeilijk. Er is het voorbeeld gegeven van een appartementje van 600 euro met honderden aanvragen. Het gaat dus niet enkel over een inkomensproblematiek.
Minister, ik heb u niet gevraagd of u het idee genegen bent om de huurpremie uit te breiden. Ik weet dat u die idee niet genegen bent, want dat hebt u vorige week in alle mogelijke media gezegd. Mijn vraag was wat u dan zou doen. Als u dit niet genegen bent, wat gaat u dan doen voor al die mensen die vandaag aan het wachten zijn op een sociale woning en die ondertussen in armoede leven? Het zijn er vandaag veel en hun aantal neemt toe. Die alarmbellen gaan al jaren af. Wat gaat u dan wel doen voor die mensen? Ik heb dat niet gehoord in uw antwoord. U hebt geantwoord dat er een recordaantal investeringen in sociale woningen op de planning staat en dat u gaat inzetten op de kwaliteit van de woningen via een verhoogde inspectie. De reportage heeft heel duidelijk getoond wat we al wisten. Wat gebeurt er als er een inspecteur langskomt? Het pand wordt ongeschikt of onbewoonbaar verklaard. De huurders moeten vertrekken en zij zijn de slachtoffers.
Die vrezen die inspectie. Waarom? Dan staan ze weer op straat, dan moeten ze weer een nieuwe woning vinden. Daar knelt het schoentje. Dan kom je in die mallemolen terecht dat je met een beperkt budget per appartementje honderden aanmelders hebt en dus weer niet naar een andere woning kunt doorstromen en dat er ook niemand verantwoordelijk is voor die mensen. Dat is het grote probleem. Hier schiet het huidige beleid tekort, want die mensen worden niet geholpen. Oké, u bent niet voor de uitbreiding van huurpremies, maar wat dan wel? Het feit dat dat segment van mensen geen woning vindt, dat die in de penarie zitten, in de armoede, is wel degelijk uw verantwoordelijkheid. Daarom hoor ik graag wat u wel doet, want wat u nu hebt gezegd, is onvoldoende.
Mijn laatste bijkomende vraag gaat over de non-take-up van de huurpremies die vandaag wel worden uitgereikt. Dat zijn we aan het onderzoeken. Mijns inziens is dat al onderzocht in 2018 door de Vlaamse Woonraad. Men heeft daar prima opgelijst wat de redenen waren. Heel vaak komt het neer op administratieve formaliteiten, bijvoorbeeld termijnen aanpassen. Er werden sowieso al heel wat concrete adviezen gegeven door de Woonraad. Mijn vraag of oproep aan u is: zet die om in beleid, ik denk niet dat er andermaal een onderzoek moet komen.
En er is al een aantal jaren een roep om die beperkte huurpremie die er vandaag is semiautomatisch toe te kennen, omdat dat natuurlijk de meest efficiënte manier is om die non-take-up tegen te gaan. Ook in armoedeonderzoeken merken we dat dit het meest efficiënte middel is om mensen tijdelijk uit die armoede te halen en dan kunnen ze hopelijk verder doorstromen. Mijn bijkomende vraag is: bent u ook bereid om te onderzoeken hoe het mogelijk is om semiautomatisch de huurpremie toe te kennen?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, als we kijken naar die hele problematiek – het structurele probleem rond die sociale huisvesting, die ellenlange wachtlijst, die erbarmelijke levensomstandigheden enzovoort –, denk ik dat we ook een groot deel van wat aan de basis ligt van al die miserie moeten durven te benoemen. We zijn er dan ook van overtuigd dat de spanning die momenteel heerst op onze woningmarkt alleen maar zal toenemen zolang wij een erbarmelijk beleid rond migratie blijven voeren. Veel collega’s zullen het waarschijnlijk niet heel graag horen, maar je moet geen kernfysicus zijn om te zien dat het alleen maar binnenlaten van te veel mensen op een te kleine ruimte zoals Vlaanderen ervoor zal zorgen dat Vlaanderen al vlug volgebouwd zal worden. Dan mag je nog zo veel woningen bijbouwen als je wilt, voor de Vlamingen die de dag van vandaag in een penibele situatie zitten, en die onze hulp nodig hebben, zal het niets uitmaken zolang onze grenzen wagenwijd blijven openstaan om die armoede te importeren.
Ik denk dat onze prioriteiten duidelijk moeten zijn – de prioriteiten van mijn partij zijn alvast duidelijk, bij de andere partijen trek ik dat soms toch een beetje in twijfel –, we moeten toch duidelijk stellen dat we eerst onze eigen mensen moeten helpen alvorens we het OCMW van de hele wereld spelen. Uiteraard, minister, ben ik er mij van bewust dat het hier om een federale bevoegdheid gaat. Ik kijk alvast uit naar de stappen die u als Vlaams minister van Wonen zult ondernemen om die import van armoede stop te zetten om zo Vlamingen in nood de kans te geven die ze werkelijk verdienen.
De heer Veys heeft het woord.
Mevrouw Blancquaert, je moet er inderdaad geen kernfysicus voor zijn, maar een basisnotie statistiek is niet te veel gevraagd. Alle onderzoeken wijzen uit dat gezinsverdunning een veel grotere driver is voor de wachtlijsten dan migratie. Ik zou voorstellen dat je stopt om kwetsbare mensen tegen nog meer kwetsbare mensen uit te spelen, en dat we eens echt zoeken naar oplossingen voor meer sociale woningen, daarvoor hoor ik uw fractie hier nooit pleiten.
Minister, over de vluchtelingen en de huursubsidies heb ik ook nog een vraag naar aanleiding van uw reactie na de Panoreportage. In oktober werd voor het eerst in Antwerpen gecommuniceerd dat er een groot probleem was met die non-take-up. U hebt toen gereageerd dat u dat zou laten onderzoeken. In februari na de Panoreportage zegt u: ‘Ik zal dit laten onderzoeken of het loopt al.’ In de beleidsnota staat dat het steunpunt daarvoor een onderzoek zal uitvoeren. Wat is de juiste stand van zaken? Loopt dat al? Is dat al besteld? Dat was me nog niet 100 procent duidelijk.
En een laatste vraag: waarom moeten mensen vier jaar wachten op die premie? Wat is de logica daar? Is dat puur een budgettaire of een andere logica?
Mevrouw Jans heeft het woord.
We hebben de Panoreportage gezien. Het is dan ook vanzelfsprekend dat we hier met elkaar van gedachten wisselen over hoe we daar een aantal oplossingen voor kunnen bieden.
Minister, ik wil in mijn vragen focussen op de non-take-up van de huurpremie, van de huursubsidie, met het hele verhaal van brieven die worden gestuurd met stickers aan de buitenkant, waarbij men toch vaststelt dat de helft daarvan ongeopend blijft. Er zijn mensen die daar recht op hebben, die daarvan zouden kunnen gebruikmaken, maar dat gebeurt niet. Ik denk dat daar nog een marge is om aan te werken. Ik heb echter een concrete vraag in het verlengde daarvan. Wanneer iemand zo’n brief krijgt, kan hij naar een potentiële verhuurder gaan en die erop wijzen dat hij een huurpremie of huursubsidie kan aanvragen.
Zouden we dat niet kunnen versterken? Op dat moment zegt die verhuurder immers ‘ja, u kunt dat wel aanvragen, maar ik ga daar niet te veel rekening mee houden bij het inschatten van uw solvabiliteit, want ik weet niet of u dat daadwerkelijk zult krijgen’. Zouden we daar niet iets van kunnen maken zodat die potentiële huurder eigenlijk een soort principiële goedkeuring krijgt? Dat zou maken dat de verhuurder op een andere manier naar die kandidaat-huurder kijkt. Dan weet hij dat die huurpremie waarschijnlijk kan worden meegenomen in het nagaan of die solvabel genoeg is. Dat is eigenlijk een beetje sleutelen aan ons systeem. Ik denk dat daar wel een win ligt.
We vragen ons ook af of die voorwaarde van inschrijving bij een sociale huisvestingsmaatschappij zo nodig een voorwaarde moet blijven. Dan denkt die verhuurder immers dat zijn huurder naar een sociale woning zal gaan zodra er een woning vrijkomt. Als die persoon echter zijn huurondersteuning kan houden en hij ervoor kiest om op de private huurmarkt te blijven, dan komt de volgende aan de beurt voor die sociale woning, zoals we weten. Die zal dus zeker niet leegstaan.
Een derde ding waar we mogelijk aan kunnen sleutelen is het volgende. Bij administratieve problemen zien we soms dat mensen die recht hebben op een huurondersteuning, zich uitschrijven bij één sociale huisvestingsmaatschappij en dan pardoes hun ondersteuning verliezen. Als ze zich dan een tijdje later inschrijven bij een andere sociale huisvestingsmaatschappij, dan stellen ze vast dat ze opnieuw vier jaar moeten wachten. Straks gaan we naar heel wat verschuivingen binnen de sociale huisvestingsmaatschappijen, met een eengemaakte woonactor. Ik verwacht heel wat mobiliteit van huurders, namen en lijsten. Kunnen we er niet voor zorgen dat mensen die nu recht hebben op die huurpremie, dat recht zeker niet verliezen en kunnen meenemen? Minister, staat u ervoor open om, weliswaar in overleg met huurders en verhuurders, te bekijken hoe we kunnen sleutelen aan die huurpremie, binnen de modaliteiten zoals we die vandaag kennen, binnen de doelgroep van mensen die er vandaag recht op hebben? We geloven immers dat we er zo voor kunnen zorgen dat die non-take-up wat kleiner wordt en dat verhuurders dan wat meer geneigd zijn om daar rekening mee te houden bij het aanvaarden van de kandidaat-huurder.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Voorzitter, ik zou twee punten willen aanhalen. Ik heb er in mijn vorige tussenkomst, naar aanleiding van de andere vragen, ook al over gesproken. Ik denk dat we vooral moeten inzetten op de kwaliteit van die erbarmelijke woningen. Naar aanleiding van die Panoreportage is dat pijnlijk duidelijk geworden. Dat was eigenlijk ook de boodschap: de prijzen stijgen, maar de kwaliteit stijgt niet navenant. Ik denk dat de minister op dat vlak al heel goede beleidsbeslissingen neemt. Op een eerdere vraag over woningkwaliteit heb ik het antwoord gekregen over de handhavingspiramide, waarbij het eerste dat brede communiceren is, dat sensibiliseren over die minimale woningkwaliteitsnormen. De Panoreportage was in de schoolvakantie. Mijn kinderen mochten dus iets langer opblijven en mochten meekijken. Ik vind dat educatief zeer verantwoord.
Gisteren hebben ze voor het eerst de sensibiliseringscampagne ‘Wonen doe je niet op goed geluk’ gezien. Zelfs mijn kinderen hebben direct de link met de Panoreportage gelegd. Ik denk dat die sensibiliseringscampagne echt goed heeft gescoord.
Mevrouw Smeyers, kunt u afronden? Uw twee minuten zijn om.
Voorzitter, ik zal afronden. Ik weet dat het op de zenuwen werkt, maar ik word gestoord door filmpjes en zo.
Mijnheer Veys, volgens mij mag u de vraag om uitleg van mevrouw Blancquaert niet zomaar in de wind slaan. Ik denk dat Pano de rollen pervers heeft omgedraaid. Bij de mensen leeft de perceptie dat de druk van de migratie op de woningmarkt andere mensen stoort. Pano heeft dat trouwens pervers in de hand willen werken, maar misschien is dat niet zo. Dat moet op zijn minst op een doordachte manier worden aangetoond. Misschien moet er hierover een studie komen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, het is eigenlijk al jaren hetzelfde. Ik pleit al twaalf jaar voor hetzelfde. Ik blijf erbij dat het niet kan dat de Vlaamse overheid voor sommige mensen iets doet en voor andere mensen in dezelfde omstandigheden niets doet. Dat kan eigenlijk niet. Vandaag wachten evenveel mensen op een sociale woning als er mensen in een sociale woning wonen. Sommige mensen krijgen een voordeel van 200 of 250 euro. Ik heb niet naar Pano gekeken, maar daar is over een voordeel van 300 tot 400 euro per maand gesproken. Dat is waar, maar de Vlaamse overheid heeft oogkleppen op ten aanzien van al die wachtende mensen. De Vlaamse overheid doet daar niets voor. Ze moeten al vier jaar honger hebben om voor iets in aanmerking te komen. Dat is iets wat me mateloos stoort. De mensen die geen terugdraaiende teller krijgen, stappen naar advocaten, maar de mensen die op de wachtlijst voor een sociale woning staan, doen niets. Ze blijven daar zitten, want ze zijn arm en ze hebben niets. Ze hebben 1100 euro per maand en moeten 700 euro huur betalen. Ik vind dat de Vlaamse overheid voor iedereen in dezelfde omstandigheden hetzelfde moet doen. Ik zeg al jaren dat de mensen in de sociale huisvesting misschien iets meer moeten betalen, zodat er meer budget is om iets te kunnen doen voor al de mensen op de wachtlijsten. Ik vind dat niet kunnen en zelfs discriminatoir.
Ik blijf erbij dat een oplossing niet tot een werkloosheidsval mag leiden. De huurprijs van een sociale woning wordt grotendeels op basis van het inkomen berekend. Als iemand niet meer werkt, daalt zijn huur. Ik vind dat niet in orde. Dat is iets dat me stoort.
Hetzelfde geldt voor de huurpremie. Mensen krijgen een huurpremie, maar als ze aan het werk gaan, verliezen ze die huurpremie. Ik denk er al tien jaar over na, maar dat valt niet eenvoudig op te lossen. Het kan niet dat de ene persoon meer voordelen en de andere persoon minder voordelen krijgt. Het kan niet dat de voordelen die mensen krijgen hen afremmen om aan de slag te gaan.
In mijn ogen is een oplossing voor dat systeem de woonbonus in plaats van de huurpremie. Als iemand aan de slag gaat, is dat een tijdelijke verbetering en werkt dat stimulerend. Tenzij iemand ziek, gehandicapt of gepensioneerd is of in een situatie zit waarin hij zich niet meer kan verbeteren, moet iemand een traject volgen. Wie jong is en aan de slag kan gaan, moet een traject volgen dan hem ertoe aanzet opnieuw te werken, een mooi sociaal leven uit te bouwen en zijn situatie te verbeteren. Het naoorlogse sociale huisvestingssysteem, waarin mensen gedurende vijftig jaar aan een lage huur in dezelfde woning wonen, is niet meer van deze tijd.
Ik heb hierover een heel andere mening dan sp.a en de andere linkse partijen. Ik vind wel dat we mensen tijdelijk en allemaal op dezelfde manier moeten helpen. Dat is mijn pleidooi.
Mevrouw Van Volcem, kunt u afronden alstublieft?
Ik wil nog een zinnetje zeggen. Ik kan me daar ongelooflijk kwaad over maken, ook over de sociale woningbouw waar de sociale huisvestingmaatschappijen altijd Bob de Bouwer willen zijn. Ik zie de cijfers van het Rekenhof hier nog eens zwart op wit. Er zijn de laatste vijf jaar 3.558 woningen opgeleverd voor vervangbouw. Er worden nagenoeg geen nieuwe meer gebouwd. Dat wil zeggen dat elke woning die wordt verbouwd, dient ter vervangbouw en voor herhuisvesting waardoor je nooit iemand kunt helpen die evenzeer in een moeilijke situatie zit. Het beleid heeft veel middelen, maar het helpt weinig nieuwe mensen en weinig mensen in nood. Dat is mijn conclusie. Mijn vraag aan u is: wat gaat u daaraan doen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen en opmerkingen. Ik probeer er zoveel mogelijk op in te gaan. Ik denk dat er veel opmerkingen zijn gemaakt die al vervat zaten in het initiële antwoord.
Mevrouw Moerenhout, om daarmee te beginnen, ik denk dat we maximaal inzetten op sociale woningbouw en ik blijf dat een te verdedigen keuze vinden. Er spelen daar ook andere zaken een rol. Ik ben ook voorstander van het feit – ik denk dat mevrouw Van Volcem daar ook naar verwees – dat sinds de vorige legislatuur de huurcontracten van beperkte duur zijn en niet meer eeuwigdurend. Ik vind dat een goede zaak. Dat is natuurlijk ook om die woningen ter beschikking te kunnen stellen van diegenen die ze het meest nodig hebben.
Het punt dat u maakt over herhuisvesting, is niet waar. We doen wel degelijk zaken, ook voor mensen die ongeschikt verklaarde woningen hebben. Eerst en vooral is de herhuisvestingsplicht een taak van de burgemeester. Maar we hebben ook het initiatief over de noodwoningen genomen. We zijn begonnen met 4 miljoen euro en uiteindelijk geëindigd op 12 miljoen euro. Dat is een succes. U moet dat trouwens eens nakijken, maar men heeft recht op die huursubsidie op het moment dat de woning onbewoonbaar of ongeschikt verklaard wordt. Dan heeft men daar recht op. Er worden wel inspanningen gedaan. De noodwoningen zijn heel consequent met het idee dat we hebben dat we het woningenaanbod moeten verruimen. Daarop wordt ingezet. Dat verhaal is op die manier heel consequent.
Op dat semiautomatische toekennen kom ik straks terug bij mevrouw Jans.
Mevrouw Blancquaert, ik heb in alle interviews en commentaren die ik heb gegeven, er altijd op gewezen dat de krapte op de woonmarkt te wijten is aan de demografische evolutie en die is inderdaad zoals de heer Veys aangeeft, heel zwaar. Dat is het grootste effect. Dus het gaat over 400.000 extra woningen in 2050, vooral door het feit dat we meer en meer gaan naar eenpersoonsgezinnen, maar anderzijds ook door de migratie. Ik heb dat altijd vermeld en mee aangegeven. Er wordt hier zeer veel verwezen naar Nederland als het leidende voorbeeld. Maar daar verloopt die discussie veel meer over dat thema: gewoon het punt dat er niet genoeg woningen zijn. Ik heb het dan over het feit dat het woonelement in het migratiedebat zit. Dat zit er veel meer in. Dat lijkt me ook correct te zijn. Men moet mensen natuurlijk ook kunnen helpen als ze niet willen helpen.
Mijnheer Veys, ik begrijp de verwarring over de non-take-up. Dat is een beetje mijn schuld. Het nieuwe steunpunt gaat van start op 1 april en we zullen daarover onmiddellijk een onderzoek vragen, maar we doen daarnaast ook al veel zaken. U verwijst naar Antwerpen waar ik al overleg heb gehad om te kijken waaraan het precies ligt. Het onderzoek zal beginnen met het nieuwe steunpunt op 1 april, maar dat betekent niet dat we niet zelf al eens kijken wat de oorzaak kan zijn. Het voorbeeld is de sticker op de brief: dit is een ondersteuning, een premie – ik weet niet wat er juist op staat. Dit is dus geen factuur. Ligt het daaraan? De sporen worden dus bewandeld.
Mevrouw Jans, u had ook een vraag over de non-take-up. Ik denk dat ik die beantwoord heb. Door de principiële goedkeuring bij de huurpremie krijgt men, als men vier jaar op de wachtlijst staat voor een sociale woning, sowieso het bericht dat men die heeft. Bij de huursubsidie is dat natuurlijk anders want dan moet men naar een andere woning gaan. Men verhuist en heeft een nieuw contract. Het probleem daar is dat die huursubsidie afhangt van heel wat voorwaarden die in dat contract staan: de prijs en de kwaliteit. Het probleem is dat we geen direct inzicht hebben op dat contract. Ik denk dat een principiële goedkeuring op voorhand moeilijk is want in sommige gevallen zal die huursubsidie worden gegeven afhankelijk van waar men gaat wonen en in andere gevallen niet. Dan kun je niet echt een principiële goedkeuring geven. Je kunt alleen maar de criteria meegeven.
We zetten wel in op het overleg met makelaars en dergelijke. We hebben daar ook onmiddellijk een positieve respons op gekregen – waarvoor dank – om dat overleg aan te gaan, om dus ook makelaars en dergelijke vertrouwd te maken met die criteria. Zij hebben in veel gevallen een brugfunctie. Ik denk dus dat dat een goede zaak kan zijn.
Mevrouw Van Volcem, ik ben het natuurlijk eens met uw pleidooi rond de werkloosheidsval en dergelijke meer. Wij proberen daar ook op in te zetten. Ik heb dat daarnet, bij een vorige vraag, ook aangehaald. We creëren ook voorwaarden voor kandidaat-sociale huurders, om die bij VDAB te laten inschrijven en dergelijke meer. Daar zit je trouwens met een ruimer probleem. We proberen dat met geleidelijkheid op te lossen. De jobbonus is daar een voorbeeld van. Die zijn we aan het uitwerken. Daar proberen we de werkloosheidsval, of de promotieval in sommige gevallen, weg te krijgen.
Dat is ook een beetje het principe dat in het regeerakkoord staat, dat we afstappen van het statuut dat iemand heeft voor het toekennen van sociale voordelen en dat we veeleer gaan kijken naar het inkomen. Waarom is dat? Omdat je dan je voordeel kunt laten afhangen van dat inkomen. Want als je een statuut hebt en je krijgt een forfaitair bedrag, dan krijg je dat probleem van de werkloosheidsval of promotieval. Als je dat kunt cibleren naar het inkomen, krijg je dat probleem veel minder. Dat principe staat ingeschreven in het regeerakkoord. Maar dat moet inderdaad overal toegepast worden. En dat is natuurlijk minder evident. Maar ik ben het eens met de analyse op zich.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Bedankt, minister. U hebt deels gelijk als u verwijst naar uw piste om het aantal noodwoningen uit te breiden, maar ik heb recent opgevraagd over hoeveel noodwoningen het dan gaat. En het gaat bijvoorbeeld het voorbije jaar over 250 extra noodwoningen in heel Vlaanderen. Dat is goed. Ik juich dat toe. Maar dat is niet dé oplossing voor die meer dan 150.000 Vlamingen die vandaag in de miserie zitten.
Ten tweede hebt u wat mij betreft helemaal geen gelijk als u zegt dat u met de plannen die u vandaag voor sociale woningen hebt, de problematiek gaat oplossen. Als u extra sociale woningen gaat bouwen, als u het al kunt, hebben die een doorlooptijd van 6 à 7 jaar. Er zijn vandaag meer dan 150.000 Vlamingen die in de miserie zitten. We kunnen toch niet zeggen dat ze 6 à 7 jaar moeten wachten voordat we hun probleem oplossen? Dat is geen verantwoord leiderschap, lijkt mij.
En dit ben ik in mijn eerste repliek nog vergeten te zeggen. U kunt ook niet zeggen dat u inzet op sociale woningen als u tegelijkertijd durft te zeggen dat u het verantwoord vindt om een rem te zetten op sociale woningen en om dat plafond van 15 procent te handhaven. Dat vind ik onbegrijpelijk, zowel realistisch gezien als principieel. Het gaat dan maar om 5 gemeenten boven de 15 procent, zoals u zegt, maar wat is daar mis mee? We hebben 150.000 mensen op de wachtlijst. We hebben elke sociale woning ontzettend hard nodig. Als er bepaalde gemeenten of steden zijn die meer willen doen, laat ze dan meer doen. Het gaat hier over die mensen die we in de Panoreportage gezien hebben, mensen van wie het leven vandaag echt droevig is. Als die steden en gemeenten extra inspanningen willen doen om de wachtlijsten weg te werken, laat ze dat dan ook doen.
Ik zal mijn vraag afsluiten met de oproep om dat plafond van 15 procent alstublieft te herdenken. Want het is, gezien de noden op de huurmarkt, gezien de grote armoede, gezien de schrijnende getuigenissen in Pano die de problematiek andermaal in beeld brachten, eigenlijk totaal onaanvaardbaar dat u die 15 procent zou handhaven, zeker omdat uw prioritaire antwoord als oplossing de inzet op het sociale woonaanbod is.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik bedank ook mevrouw Smeyers voor haar tussenkomst.
Minister, ik erken zeker dat u steeds migratie aanhaalt. Ik waardeer het ook als ik dat op die manier kan zeggen. Maar ik heb jammer genoeg geen antwoord gekregen op de vraag welke stappen u als Vlaams minister van Wonen zult ondernemen om die import van armoede te stoppen en zo de woningmarkt te ontlasten.
Collega Veys, u en uw partij mogen gerust het licht van de zon blijven ontkennen. Zelfs met de beste noties van statistiek, die u mij hier wat arrogant voor de voeten probeert te werpen, valt het nu eenmaal niet te ontkennen dat migratie en het huidige linkse opengrenzenbeleid een groot probleem vormen binnen deze hele problematiek. Dat is ook niet alleen zo binnen dit beleidsdomein. U mag het gerust aan de Vlamingen gaan uitleggen, die reeds jaar en dag op een wachtlijst staan en met moeite de eindjes aan elkaar kunnen knopen. Zij zien een woning aan hun neus voorbijgaan die naar migranten gaat die hier hun heil komen zoeken. Ik vind dat verschrikkelijk, mijnheer Veys. Mijn partij vindt dat verschrikkelijk en samen met mij vinden vele Vlamingen dat verschrikkelijk. Collega, u kunt beter eens de straat op gaan om een basisnotie van weet-ik-veel-wat te verwerven zodat u ten minste weet wat er onder de Vlamingen leeft.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.