Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het Netwerk tegen Armoede meldt op basis van een jaarlijkse bevraging bij 58 verenigingen dat bijna driekwart van de armoedeverenigingen in ons land het afgelopen jaar meer hulpvragen heeft gekregen dan in 2019. Ze kwamen vooral van mensen die door de coronacrisis in financiële problemen zijn gekomen, alleenstaande ouders en mensen met een migratieachtergrond.
Van de 28 armoedeverenigingen die de enquête beantwoordden, zegt 71,4 procent meer hulpvragen te hebben ontvangen dan in 2019. Zo'n 14,3 procent kreeg er evenveel en nog eens 14,3 procent kreeg er minder. De belangrijkste oorzaak van de stijging is uiteraard de coronacrisis.
De vijf meest gehoorde hulpvragen hebben te maken met eenzaamheid, bereikbaarheid van de dienstverlening, inkomenssituatie, mentale gezondheid en het ontbreken van een sociaal netwerk.
De armoedeverenigingen formuleren elk jaar aanbevelingen voor de Federale en Vlaamse Regering en de lokale besturen. De Vlaamse Regering moet volgens de verenigingen prioritair werk maken van betaalbaar sociaal wonen.
Minister, welke concrete stappen zijn er deze legislatuur al gezet voor betaalbaar sociaal wonen en wat zit er nog in de pijplijn?
Gaan deze stappen ver genoeg om tegemoet te komen aan de vraag van het Netwerk tegen Armoede?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw De Rudder, u stelt een zeer terechte vraag maar ook een omvangrijke vraag. Ik zou u kunnen doorverwijzen naar mijn beleidsnota, waarin heel wat initiatieven staan opgesomd – trouwens ook bij Welzijn – om dit probleem aan te pakken. Ik begrijp zeker de bezorgdheid, maar de vraag is zeer algemeen. Voor meer informatie verwijs ik u naar de beleidsnota Wonen en de beleids- en begrotingsbespreking van 2021, maar ik geef u de voornaamste elementen.
De vorige legislatuur is een recordbedrag geïnvesteerd in de bouw en renovatie van sociale woningen. Deze legislatuur doen we daar nog een schep bovenop. Er is in het verleden nog nooit zoveel geïnvesteerd in sociale woningbouw en renovatie. Ik moedig alle gemeenten verder aan om werk te maken van de uitbreiding van het sociale huuraanbod, via het bindend sociaal objectief (BSO) en het afsluiten van woonbeleidsconvenanten. Deze legislatuur zal ik een nieuw BSO voor de periode 2026-2035 vastleggen, dit om ervoor te zorgen dat ook op langere termijn de aangroei van het sociale huurpatrimonium wordt bestendigd. Om deze ambities verder waar te maken, wordt de financiering van de sociale woonactoren gewaarborgd, en zal de samenwerking met de private sector verder worden versterkt.
Uiteraard is er ook het traject tot vorming van de woonmaatschappijen – we hebben het er in deze commissie al verschillende keren over gehad –, met als doel de sociale huurders en de kandidaat-sociale huurders beter te kunnen bedienen.
In voorbereiding van de evolutie tot woonmaatschappijen, blijf ik ook subsidies verstrekken aan de sociaal verhuurkantoren (SVK) – vorig jaar was er een stijging met 15 procent – zodat zij zich verder kunnen professionaliseren, vooral met het oog op een blijvende en structurele uitbreiding van het aanbod. Ik trek hier ook de nodige middelen voor uit. Vorig jaar werd een recordbedrag van bijna 24 miljoen euro toegekend aan de SVK’s. Dit is een stijging met meer dan 3 miljoen euro of 15 procent ten opzichte van 2018.
Naast deze initiatieven ter verruiming van het aanbod aan sociale huurwoningen, bied ik ook ondersteuning aan kwetsbare huurders op de private huurmarkt, via de huurpremie en de huursubsidie. Ook voor deze steunmaatregelen werd het voorbije jaar een recordbedrag van bijna 82 miljoen euro uitgetrokken. Dat is maar liefst 24 miljoen euro of 43 procent meer dan in 2018. De hervorming van deze stelsels werpt dus duidelijk haar vruchten af.
Het spreekt ook voor zich dat ik mijn actieve medewerking verleende aan de opmaak van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2020-2024, dat op 16 oktober 2020 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Met betrekking tot het beleidsveld Wonen werden in dit plan meerdere belangrijke beleidsmaatregelen opgenomen: de integratie van woon- en energiepremies; de uitwerking van een plan ter voorkoming en bestrijding van dak- en thuisloosheid, dat ondertussen ook werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering; de uitrol van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen. Ik heb gemerkt dat er nu blijkbaar een voorstel is om de middelen daar weg te nemen.
Daarnaast bevat het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding ook een hele reeks zeer concrete maatregelen, specifiek bedoeld ter ondersteuning van kwetsbare gezinnen in het kader van de COVID-19-crisis. Vanuit het beleidsveld Wonen gaat dit onder meer over: uitstel van betaling voor woonkredieten van het Vlaams Woningfonds; subsidies voor sociale verhuurkantoren om extra prospecties te kunnen uitvoeren. Voor een volledig overzicht van deze maatregelen verwijs ik u naar het protocol, dat u kunt terugvinden op de website van Wonen-Vlaanderen.
Zoals ik al heb aangehaald, is het onmogelijk alle maatregelen en initiatieven van de volledige legislatuur op te sommen. Het is een heel ruime vraag om uitleg, maar ik denk dat ik het meeste heb vermeld.
Komen we hiermee tegemoet aan de vraag van het Netwerk tegen Armoede? Ik denk dat de investeringen in de verdere uitbouw van het sociaal huurbestand en het nieuw bindend sociaal objectief in elk geval het krachtigste zijn wat we kunnen doen. Daarnaast worden door middel van de huurpremies en de huursubsidies deze legislatuur nog recordbedragen aan de sociale verhuurkantoren en aan de kwetsbare huurders toegekend. Ik heb trouwens gelezen dat het Netwerk tegen Armoede “van elke overheid verwacht dat ze haar bevoegdheden maximaal gebruikt om in de portemonnee van mensen echt een verschil te maken.” Voor de Vlaamse overheid betekent dit onder meer investeringen in betaalbaar wonen. Dat is wat we doen. Ik erken dat we hiermee niet in één keer het volledig probleem oplossen, want dat is een werk van lange adem. Ik denk echter dat we momenteel het onderste uit de kan halen.
Met de coronacrisis bevinden we ons momenteel trouwens in een heel nieuwe situatie, die zich de komende jaren op een of andere manier zal moeten normaliseren. We zullen ons beleid natuurlijk op basis hiervan moeten bijsturen. We zullen nog zien in welke richting of hoe sterk we dat moeten en kunnen doen, maar dat is een heel andere discussie.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik ben er zeker van overtuigd dat de lokale besturen met betrekking tot het sociaal bindend objectief een positieve rol kunnen spelen. Dat in de toekomst ook verdere stappen zullen worden gezet, kan alleen maar worden toegejuicht.
Hoewel u hebt aangehaald dat al heel wat positieve maatregelen zijn genomen om het betaalbaar wonen aan te pakken, zal dit een uitdaging blijven waarop we moeten blijven inzetten. U hebt terecht naar het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2020-2024 verwezen. Daar zitten heel wat goede initiatieven in, waar ik zeker blij mee ben.
Het Netwerk tegen Armoede heeft aangegeven dat het outreachend werken ten aanzien van mensen in armoede zeer belangrijk is. Daar moet veel aandacht naar gaan. Het outreachend werken start met het leggen van contacten met mensen in de eigen leefomgeving. Ik heb hierover een paar bijkomende vragen.
Hoe kunnen we op dat outreachend werken inzetten? Hoe zal de hele omvorming van de woonmaatschappijen een positieve invloed op het outreachend werken kunnen hebben? Ik heb gelezen dat de Vlaamse Regering projectsubsidies heeft uitgeschreven om nog meer op het outreachend werken in te zetten. Verschillende verenigingen hebben zich al ingeschreven. Hebt u al een stand van zaken of een timing met betrekking tot de verdere gang van zaken?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw De Rudder, ik vind ‘outreachend werken’ een afgrijselijke term, maar ik begrijp wat u bedoelt. Dit gebeurt, voor alle duidelijkheid, natuurlijk in samenspraak met het beleidsdomein Welzijn. Dat zit daar ook in vervat.
Wat de woonmaatschappijen betreft, is het natuurlijk duidelijk wat het voordeel zal zijn. Er zijn twee grote lijnen. Eerst en vooral zullen de sociale huurders en de kandidaat-sociale huurders zich veel gemakkelijker tot een speler moeten richten. Ze kunnen zich onmiddellijk richten tot de woonmaatschappij die in een gemeente of stad actief is. In mijn eigen gemeente moeten ze zich nu nog bij drie sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) inschrijven. Dat betekent dat een duidelijkere band tussen de sociale huurder of de kandidaat-sociale huurder en de woonmaatschappij zal ontstaan. Dat geldt zeker voor de kandidaat-sociale huurder, want als iemand huurder is, bestaat die band al. Dat valt te vermelden onder het eenloketprincipe. Daarnaast is het ook een voordeel dat de SVK’s en de SHM’ s in elkaar worden geschoven. Een SHM is een typische bouwmaatschappij die zich tot nu toe altijd op het bouwen of renoveren van woningen heeft gericht. Daar is het welzijnsaspect iets minder aanwezig. Een SVK is typisch gegroeid vanuit de welzijnssector en heeft ervaring met wat u het outreachend werken noemt. Door die twee in elkaar te schuiven, worden de kennis en de knowhow van de SVK’s met betrekking tot het welzijnsbeleid in de SHM’s ingebracht. Als we die ervaringen samenbrengen, is dat voor beide en vooral voor de huurder of kandidaat-huurder een win-winsituatie.
Mevrouw De Rudder, ik ben niet zeker of ik uw laatste vraag goed heb begrepen.
Minister, op de website van het Netwerk tegen Armoede staat dat in 2021 projectsubsidies zouden worden uitgeschreven om specifiek op het outreachend werken in te zetten. Mijn vraag is of u daar al zicht op hebt. Is er al informatie over die projectsubsidies?
Mevrouw De Rudder, dat weet ik niet. Een schriftelijke vraag zouden we zeker kunnen beantwoorden, maar momenteel kan ik u dat niet direct uit het hoofd meedelen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, dat is geen probleem. Ik zal die laatste vraag zeker nog als schriftelijke vraag indienen.
Ik denk dat alle aanwezigen het belang van het betaalbaar sociaal wonen onderschrijven en ik ben blij dat u de positieve effecten van de omvorming van de woonmaatschappijen nog eens hebt benadrukt. Dit is van groot belang en het belangrijkste is het voordeel voor de kandidatuur-huurders en de kandidaat-verhuurders.
De coronacrisis heeft heel wat zaken blootgelegd. We moeten die crisis ook gebruiken om bepaalde pijnpunten aan te pakken. Een verhoogde aandacht voor mensen in armoede en de bewustwording in verband met de armoedeproblematiek zijn in alle beleidsdomeinen zeer belangrijk. Ik vind het dan ook belangrijk dat dit een gedeelde verantwoordelijkheid van alle ministers in alle domeinen is. We moeten de aandacht voor betaalbaar wonen blijven ondersteunen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.