Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Collega’s, vooreerst ook van mijn kant mijn beste wensen aan iedereen.
Mijn vraag bevat drie luiken. Ik had er ook drie aparte vragen van kunnen maken, maar ik vermoed dat de minister dan telkens in zijn antwoorden naar de andere vragen en naar zijn antwoorden daarop zou moeten verwijzen. Daarom heb ik alles samengebracht.
Het eerste deel van de vraag gaat over de visienota Diversiteit in/en het jeugdwerk. In 2016 werkte de Vlaamse jeugdwerksector samen met De Ambrassade en Demos die visienota uit. Een participatietraject leidde tot het Masterplan Diversiteit in/en het jeugdwerk 2018-2020, dat op 23 februari 2018 in dit Vlaams Parlement werd voorgesteld.
Dat masterplan bevat vier krachtlijnen. De eerste is hoe een diverser publiek te bereiken valt en hoe er een betere evenredige vertegenwoordiging van alle kinderen en jongeren binnen het jeugdwerkveld gerealiseerd kan worden. We moeten ervoor zorgen dat alle kinderen kunnen deelnemen aan en genieten van het aanbod van het jeugdwerk. Daarvoor moeten er op sectorniveau lacunes in het aanbod worden weggewerkt.
De tweede krachtlijn van het masterplan was: meer verbinding maken tussen de gescheiden circuits van de reguliere jeugdorganisaties en de doelgroepspecifieke organisaties, dus meer sociale integratie bewerkstelligen. Denken we maar aan een speelpleinwerking die zich aanpast, zodat ook jongeren met een handicap kunnen deelnemen, aan welzijnsorganisaties die samenwerken met jeugdverenigingen zodat jonge vluchtelingen het vrijetijdsaanbod leren kennen, of aan een jeugdbeweging en een zelforganisatie van minderheden die van elkaar leren. Jeugdwerkparticipatie kan de motor zijn voor sociale integratie en verbinding in de samenleving.
De derde krachtlijn is het onderzoek en de monitoring. Dat is: onderzoeksnoden detecteren, bestaand cijfermateriaal verzamelen en ontsluiten, wegen op de onderzoeksagenda rond diversiteit en monitoring.
De vierde en laatste krachtlijn is netwerking en internationalisering: hoe kunnen we hier sectoroverschrijdend en internationaal netwerken en samenwerken?
Dit masterplan liep tot 2020 en is nu afgelopen. Vandaar stel ik u volgende vragen, minister.
Werd of wordt de uitvoering van het Masterplan Diversiteit geëvalueerd? Hoe zult u het beleid inzake diversiteit in de jeugdsector voortzetten? Ik weet dat dit een prioriteit is voor u, maar ook voor uw voorganger, Sven Gatz. We zagen dat ook al terugkomen bij de prioriteiten van het Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan (JKP), die diversiteit van het jeugdwerk. Ik ben benieuwd hoe u daar verder mee aan de slag gaat.
Dit masterplan moest dingen in beweging zetten, en dat op een duurzame manier. Het bevat een waslijst van ambitieuze acties rond diversiteit, zowel naar kinderen en jongeren toe als meer specifiek in het jeugdwerk zelf, maar dat kan het jeugdwerk en de Vlaamse overheid niet alleen. Er werd ook de hand gereikt naar lokale overheden en eventuele andere actoren uit het middenveld, andere sectoren of andere beleidsniveaus om zich te engageren en acties te formuleren. U bent daar samen met minister Somers, de minister van Samenleven, aan de slag gegaan. U hebt het voorbije najaar de subsidieoproep gelanceerd om meer diversiteit binnen te brengen binnen de verschillende vormen van het jeugdwerk. Het hoofddoel is daar dat kinderen en jongeren de mogelijkheid moeten hebben om te kiezen tussen de verschillende jeugdwerkvormen, in de eigen buurt of verder weg, ongeacht hun diverse achtergrond. Er werd gezocht naar projecten die diverse doelgroepen met elkaar in verbinding brengen en meer diversiteit binnenbrengen in het jeugdwerk. De bedoeling daarbij is om samenwerkingen tussen gemeenten en jeugdwerkorganisaties aan te moedigen en financieel te ondersteunen. Dat is een samenwerking tussen minimaal één gemeente en minimaal één jeugdwerkvereniging. Het maximaal toe te kennen bedrag is 80.000 euro per project, en dit voor twee jaar. De deadline voor indiening was 20 november van het voorbije jaar.
Ik wil daarover volgende vragen stellen. Hoeveel aanvragen werden er ingediend, welke projecten werden goedgekeurd en hoeveel subsidies zullen deze goedgekeurde projecten ontvangen? Als het over veel projecten gaat, minister, kunt u de totale som geven en het aantal projecten, en dan de grootteorde van steun die gegeven is en eventueel de details later schriftelijk bezorgen? Hoe evalueert u het resultaat van deze oproep? Aan welke noden denkt u dat u met de geselecteerde projecten tegemoet zult komen? Voorziet u ook een vervolgtraject in het kader van uw diversiteitsbeleid?
Het derde luik van mijn vraag gaat over een specifiek onderdeel van de diversiteit binnen het jeugdwerk, namelijk lgbt en meer bepaald het welbevinden van lgbtq+-jongeren. We hebben immers moeten vaststellen dat het welbevinden van deze jongeren op een laag niveau zit binnen het jeugdwerk. Daarom heeft het departement Cultuur, Jeugd en Media een onderzoek gedaan naar wat de oorzaken hiervoor zijn. Welke beelden, welke houdingen, welke ervaringen over gender en seksualiteit bestaan er in jeugdwerkorganisaties, jeugdverenigingen, jeugdhuizen, jeugdkampen enzovoort, en hoe beïnvloeden deze het welbevinden van lgbtq+-jongeren?
Minister, hierbij heb ik volgende vragen. Wat zijn de belangrijkste bevindingen uit dit rapport? Hoe zult u hiermee aan de slag gaan in uw beleid met betrekking tot diversiteit in het jeugdwerk?
Het is een hele boterham, maar ik weet, minister, dat u dit belangrijk vindt, dat de collega’s dit allemaal belangrijk vinden. Ik kijk uit naar uw antwoorden.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag. Het is bovendien een heel belangrijk thema. U weet dat diversiteit in het jeugdwerk een van de prioriteiten is van ons beleid rond Jeugd. Het is zeer goed dat dat hier aan bod komt. Het zijn effectief drie clusters van vragen. Ik zal dus proberen ze zo te beantwoorden.
Ten eerste: de uitvoering van het Masterplan Diversiteit. Dat liep over een periode van drie jaar, van 2018 tot vorig jaar, maar wegens de coronamaatregelen liepen een aantal trajecten toch wat vertraging op. Er wordt gewerkt aan een duidelijk overzicht van alle projecten en initiatieven van het masterplan, alsook van de geleerde lessen, om daar vooral ook conclusies uit te kunnen trekken.
Een tweetal concrete realisaties uit dit masterplan licht ik er alvast graag uit. Ten eerste werd er elk jaar een ‘Dag van de Diversiteit’ georganiseerd om goede praktijken in de kijker te zetten en uit te wisselen over verschillende thema’s. De laatste vond plaats op 28 februari 2020. Daarnaast zijn er heel wat netwerken tot stand gekomen bij de uitrol van het Masterplan, die ontzettend waardevol zijn voor de sector, zoals voor het leernetwerk diversiteit van De Ambrassade en de online toolbox diversiteit waar organisaties informatie kunnen zoeken als voor het Netwerk antiracisme en -discriminatie van Uit de Marge en Chirojeugd Vlaanderen. Dat zijn slechts enkele voorbeelden van concrete zaken die daaruit voortkomen.
Wat de komende jaren betreft, is het inderdaad zo dat diversiteit een centraal thema blijft in het jeugdbeleid. Ik zal daar ook de komende jaren verder aan werken via samenwerking en sectoroverschrijdende initiatieven. Mijn beleid hieromtrent wordt de komende jaren verankerd in het kader van het nieuwe Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan, en meer specifiek de prioriteit ‘Vrijetijdsbesteding voor allen’. Aan deze prioriteit kunnen heel wat elementen vastgeknoopt worden.
De visienota Diversiteit in/en het jeugdwerk, die in 2016 met en door de jeugdsector tot stand kwam, blijft daarbij natuurlijk ook een belangrijk referentiekader.
Om dit beleid tastbaar te maken, licht ik graag twee beslissingen toe die dit concreet maken. De eerste heeft betrekking op uw tweede cluster van vragen, namelijk de projectoproep Verbindingsambassadeurs, die in oktober gelanceerd werd. Ik kom daar dadelijk op terug. Daarnaast heb ik net nog de discussies met de verschillende bovenbouworganisaties in jeugdwerk afgerond. Ik heb hun gevraagd om een gezamenlijke en bijkomende opdracht rond inclusief jeugdwerk op zich te nemen. De bedoeling is dat zij een traject uitstippelen om een groter jeugdwerkaanbod voor meer kinderen en jongeren te realiseren. Ik zal op korte termijn een voorstel van hen ontvangen, dat dit nader uitwerkt. We gaan daarover de komende weken en maanden verder in dialoog. Dit wordt ook de corebusiness van de bovenbouworganisaties in deze samenwerking. We zullen ook in extra middelen voorzien om dit te realiseren.
Dan kom ik tot uw tweede cluster van vragen, over de projectoproep en de subsidieoproep Verbindingsambassadeurs voor het jeugdwerk, die ik in oktober vorig jaar lanceerde, samen met collega Somers. Deze oproep zet in op de prioriteit van het JKP rond ‘vrijetijdsbesteding voor allen’ en de prioriteit ‘uitbouwen van sterke netwerken’ van het nieuwe Horizontale Integratie- en Gelijkekansenbeleidsplan (HIGKBP).
Ik denk dat dit een mooi voorbeeld is van hoe we vanuit verschillende transversale thema’s en doelstellingen een sterke samenwerking kunnen opzetten. Het project speelt in op het belang van een tussenpersoon die zowel met de deelnemers als met de tussenorganisaties een vertrouwensrelatie kan opbouwen om netwerken op te zetten en te versterken. De projectoproep liep tot 20 november. Er werden een 45-tal projecten ingediend die momenteel door onze beide departementen worden gescreend met het oog op besluitvorming. We maken de geselecteerde projecten wellicht bekend tegen het einde van deze maand of het begin van volgende maand, en volgen hun verdere verloop op gedurende de projecttijd. Dat spreekt voor zich. Aangezien we nog maar in deze fase van de besluitvorming zitten, is het nog wat te vroeg om te spreken van een evaluatie en een eventueel vervolgtraject. We zullen daar op zeer korte termijn wel meer duidelijkheid over kunnen geven.
Tot slot ga ik in op uw vragen over het traject van en het rapport over lgbtq+. Het onderzoek ‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Gender- en seksuele identiteit in het jeugdwerk’ werd uitgevoerd in 2019 door Expeditions vzw. Het is gebaseerd op een verkenning van de jeugdsector, de manier waarop jongeren hun gender- en seksuele identiteit beleven in het jeugdwerk en bevragingen van verschillende sleutelfiguren, van jongeren die zich identificeren als lgbtq+ en van jeugdwerkers.
Deze reacties en ervaringen hebben geleid tot 21 heel concrete aanbevelingen die zich richten op verschillende niveaus van beleidsmakers en op vrijwilligers in de jeugdbewegingen en andere jeugdorganisaties. Ik zie het als mijn taak om samen met de jeugdorganisaties effectief met de aanbevelingen uit het rapport aan de slag te gaan zodat ieder kind en iedere jongere zich in het jeugdwerk thuis kan voelen, ongeacht de geaardheid en genderidentiteit.
Ik leg daarbij uitdrukkelijk de link met het Vlaamse Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan en het Horizontale Integratie en Gelijke Kansen-beleidsplan, onder coördinatie van collega Somers. Binnen de JKP-prioriteiten ‘Welbevinden en positieve identiteitsontwikkeling’ en ‘Vrije tijd voor allen’ zijn acties opgenomen waarbij we onder meer zullen inzetten op het taboedoorbrekend werken, onder meer op het vlak van identiteitsvraagstukken en het toegankelijker maken van het vrijetijdsaanbod, ook voor groepen die daar nog drempels in ervaren.
Dit kwalitatieve onderzoek toont het belang aan om dit thema op verschillende fora bespreekbaar te maken, de juiste taal correct te hanteren en de kennis hierover te versterken voor iedereen. Het onderzoek wijst er eveneens op dat we ons steeds meer bewust moeten zijn van het feit dat de samenleving vertrekt vanuit het gegeven dat heteroseksualiteit de standaard is, waarmee we jongeren met een genderdiversiteit categoriseren als anders. Dat is nog te veel de realiteit vandaag in een aantal middens. We moeten dat op een positieve manier doorbreken, om ervoor te zorgen dat elke persoon meetelt, zeker ook in het jeugdwerk.
Er bestaan in Vlaanderen en binnen mijn beleidsdomein verschillende instrumenten om met deze thema’s aan de slag te gaan. Organisaties die hierrond expertise hebben ontwikkeld, zijn zeker sterk aanwezig. Specifiek relevant voor kinderen en jongeren zijn onder meer Wel Jong Niet Hetero, een jeugdorganisatie die zich inzet voor holebi- en transgenderjongeren; de luisterlijn Lumi; Kliq, de vormingsdienst van çavaria; de jeugdorganisatie Pimento; het informatieplatform WAT WAT. We hebben daar dus wel een aantal organisaties die daarmee ook binnen het jeugdwerk mee aan de slag kunnen gaan.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoord op mijn uitgebreide vraag.
Met betrekking tot het Masterplan Diversiteit wil ik u danken voor het overlopen wat er al allemaal is gebeurd. Ik kijk uit naar het overzicht van alle initiatieven, dat momenteel nog wordt opgemaakt. Als ik u zo hoor, is er al heel wat uitvoering gegeven aan het masterplan: de netwerken, de dagen van Diversiteit, de projectoproep. Ik heb er alle begrip voor dat niet alles kon worden uitgevoerd door toedoen van corona. Alle sectoren ondervinden daar veel hinder van. Ik vind het wel zeer bemoedigend om te horen dat er reeds zoveel gebeurt, en ik ben zeer geïnteresseerd in alles wat u verder nog gaat doen, zeker in het kader van het JKP, waar u heel terecht naar verwijst. Ook naar de bijkomende opdracht rond inclusief jeugdwerk die u aan de bovenbouworganisaties hebt gegeven kijk ik uit.
Ik ging ervan uit dat er over de projectoproep al iets meer geweten zou zijn. Het is nu te vroeg om daar nu al conclusies uit te trekken. Ik ben heel benieuwd naar de selectie die zal volgen.
Het derde luik van mijn vraag ging over het welbevinden van lgbt-jongeren. Diversiteit in het algemeen is heel belangrijk. Het is een thema dat mij zeer na aan het hart ligt. Twee van uw prioriteiten in het JKP komen hier samen: de vrijetijdsbesteding en zoveel mogelijk jongeren naar het jeugdwerk krijgen, en het welbevinden en de positieve identiteitsontwikkeling.
Mensen naar het jeugdwerk krijgen is één ding. Nadien is het belangrijk dat je je daar goed en veilig kunt voelen. De lage cijfers met betrekking tot het welbevinden hebben mij wel wat verbaasd. Ik ben dus heel blij dat dit onderzoek nu het probleem in kaart brengt, zodat er vervolgens initiatieven kunnen worden genomen om hier echt rond te werken. Het is heel belangrijk dat jongeren zich daar veilig kunnen voelen. Ik heb zelf nooit in een jeugdbeweging gezeten. Ik heb dat hier al eens gezegd: dat is de enige kritiek die ik op de opvoeding door mijn ouders heb. Ik beschouw het zelf als een groot gemis, en ik hoor bij veel van mijn vrienden die in een jeugdbeweging hebben gezeten, hoe verrijkend en vormend dit voor hen geweest is. Het zou enorm jammer zijn mochten mensen de jeugdbeweging vaarwel zeggen omdat ze zich daar niet veilig of op hun gemak voelen vanwege hun genderidentiteit of seksuele oriëntatie. Ik ben dus heel blij dat hier verder rond gewerkt zal worden.
Ik heb verder geen bijkomende vragen meer, minister.
De heer Anaf heeft het woord.
Aan de collega’s die ik nog niet gezien heb dit jaar, mijn allerbeste wensen. Laat ons hopen dat we elkaar snel weer, op een veilige manier uiteraard, kunnen zien. Dat lijkt me toch altijd wel plezanter, ook in een commissievergadering.
Collega Van de Wauwer, dank u wel voor deze interessante vraag. Diversiteit in het jeugdwerk is een belangrijk thema, is ook niet evident, want je merkt in heel veel jeugdbewegingen dat die diversiteit vaak nog zeer beperkt is. U zegt terecht dat het niet zou mogen dat kinderen uit de jeugdbeweging stappen, omdat ze zich er niet meer goed voelen. Ik denk dat het vaak al een stap eerder hetzelfde is, dat mensen de weg niet vinden naar de jeugdbeweging, dat merk je heel fel, vooral ook mensen uit kansengroepen uiteraard, terwijl het jeugdwerk een grote positieve invloed kan hebben of heeft op kinderen en jongeren.
U hebt ook verwezen naar de projectoproep. Ik had daar een schriftelijke vraag over gesteld en die is ook al beantwoord door de minister. De toewijzingen zijn inderdaad nog niet gebeurd. Maar ik kan al wel uit die schriftelijke vraag opmaken dat het jeugdwerk zelf ook enorm vragende partij is om nog harder aan de slag te gaan met die diversiteit. Ik denk dat de Vlaamse Regering al heel veel doet, ik ben ook blij met het antwoord van de minister. Maar er is een budget van 750.000 euro voorzien voor die projectoproep, terwijl er 45 aanvragen zijn voor een totaal van 3.334.000 euro. Dan moet er inderdaad nog een toewijzing gebeuren en een jurering gebeuren. Laat ons daar niet op vooruitlopen, maar het geeft wel aan dat het jeugdwerk zelf heel erg vragende partij is om nog meer rond die diversiteit te werken en mee te zoeken naar oplossingen. Vaak zitten ze in jeugdbewegingen en andere jeugdorganisaties zelf echt met de vraag hoe ze voor een meer divers publiek kunnen zorgen en hoe ze kunnen zorgen dat iedereen er zich goed voelt. Dat is vaak heel moeilijk.
Misschien nog één bijkomende vraag, minister. Er wordt in het kader van diversiteit heel vaak projectmatig gewerkt. Dat is belangrijk. Ik ben heel blij om te horen dat u ook aan de bovenbouworganisaties extra de boodschap gegeven hebt om een traject uit te stippelen en er verder mee aan de slag te gaan. Dat is goed. Maar het is heel vaak projectmatig en ik heb in het verleden al een aantal keren meegemaakt dat je dan goede projecten hebt die dan stopgezet worden op een bepaald moment. Het is dan jammer dat die niet structureel verankerd worden. We moeten op een bepaald moment ook kijken dat we niet alleen met die projecten bezig zijn, maar dat we vanuit de Vlaamse overheid ook proberen een aantal dingen structureel te verankeren. Als uit die projectoproep echt goede dingen komen, is het dan de bedoeling om een aantal van die dingen ook structureel te verankeren in het beleid?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Voor onze fractie is het ook evident dat het belangrijk is dat iedereen zich thuis voelt in een gemeenschap. Diversiteit is een realiteit en integratie van die diversiteit via het jeugdwerk is eigenlijk hoe het hoort te verlopen. We moeten ervoor zorgen dat dat ook gewoon aanwezig is en dat dat natuurlijk gepaard gaat met dat welbevinden. De collega’s hebben dat heel erg goed geduid. Daarom is het ook zo’n goede zaak dat het departement zich buigt over de knelpunten die er bestaan in de gevoelens van welbevinden van specifieke groepen jongeren. Dat gaat dan heel erg breed. Het is goed dat dat ook uitgebreid onderzocht wordt.
Minister, als ik het goed begrepen heb uit uw toelichting, is er de begeleidings- en onderzoeksopdracht door Demos vzw en loopt die nog steeds. Die was normaal gezien gepland om ongeveer tegen januari afgerond te raken, maar heeft dus vertraging opgelopen. Is er zicht op de verdere timing en is er misschien een element waar u wel al over hebt kunnen nadenken voor de resultaten er zijn? Ik snap dat evalueren van resultaten natuurlijk niet mogelijk is wanneer de resultaten er nog niet zijn. Maar allicht komen er wel resultaten uit waar iets mee aangevangen kan worden.
Is het de bedoeling om dat dan ook om te zetten in de praktijk? Misschien nog belangrijker: op welke manier zal de informatie die hieruit voortvloeit, aan zoveel mogelijk mensen en verenigingen ter beschikking gesteld worden? Want ook dat zal een element zijn dat ervoor zorgt dat het trickledownsysteem gemakkelijker ingevoerd kan worden op de vloer.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister en collega’s, ook van mijnentwege de beste wensen. Tot we elkaar fysiek terug kunnen zien, kunnen we alvast digitaal op een goede manier samenwerken, ook in 2021.
Ik heb een korte aanvulling. Uiteraard ligt de thematiek van deze vraag ons allemaal na aan het hart en zijn we er bezorgd over. Ik merk bij mijn eigen contacten met het jeugdwerk ook wel dat het een zoektocht is. Ik wil daarbij de link leggen met het onderzoek van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) van enkele maanden geleden rond lokale polarisering en een aantal evoluties in de samenleving. Ik wil dit ook niet te actualiteitsgericht maken, maar uit eigen ervaring denk ik dat jeugdwerk een van de mogelijkheden is voor jonge mensen om op een zeer uitdagende manier te leren samenleven, samenwerken en samenspelen met andere kinderen en jongeren die soms een totaal ander achtergrond hebben, die andere overtuigingen hebben en die soms op een fundamenteel andere manier naar het leven en de samenleving kijken.
Ik wil dus een aansluitende oproep doen, om in het werk rond diversiteit ook de link te leggen met het aanreiken van handvaten aan dat jeugdwerk om een rol te kunnen spelen in die zoektocht in een steeds uitdagendere maatschappelijke context, zonder hen daarvoor utilitair te gebruiken. Ik weet dat de sector vaak met heel wat vragen zit op dat vlak, ook inzake concrete situaties, en vaak met uitdagingen worstelt. Ik denk dat we een partner moeten zijn om daar antwoorden op te bieden.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ook op mijn beurt, de beste wensen voor iedereen. Ik wil ook de heer Van de Wauwer bedanken voor deze zeer interessante vraag. De minister heeft daar zeer uitgebreid op geantwoord. Het is ook goed dat het Masterplan Diversiteit van minister Gatz verdergezet en verankerd wordt in het JKP en als een prioriteit beschouwd wordt. Ik denk dat de klemtonen juist liggen, namelijk op kennisdeling, op het installeren van netwerken, op de online toolbox, opdat men ook andere jeugdverenigingen kan inspireren inzake manieren om die drempel zo laag mogelijk te maken om kansengroepen te bereiken.
Minister Gatz had 1 miljoen euro vrijgemaakt voor een zestiental projecten. U hebt gezegd dat die niet allemaal uitgerold konden worden wegens corona. Mijn vraag sluit aan bij die van collega Perdaens. Als deze projecten allemaal afgerond zijn, hoe zullen we daar dan lessen uit trekken en een evaluatie opmaken? Wat is er goed gegaan, wat is er minder goed gegaan? Hoe zullen we zowel de goede als de slechte ervaringen kunnen delen met de rest van het werkveld? Hoe kunnen we iedereen toelaten te leren uit de best practices en ook uit de valkuilen die er soms zijn, om zo meer inspiratie te bieden en meer tools te geven aan de mensen op het terrein?
Minister Dalle heeft het woord.
De heer Anaf had een vraag over de verhouding tussen projectoproepen en structureel beleid. We hebben het daar al eens over gehad in deze commissie. Deze projectoproep is toch al wat meer gericht op duurzaamheid, doordat hij loopt over een termijn van meer dan een jaar. Dat is niet het enige element, het is ook de bedoeling om die projecten als breder relevant te zien en daar lessen uit te trekken.
Ook heel erg belangrijk is dat we zullen trachten het diversiteitsbeleid te integreren in het reguliere jeugdbeleid door het precies bij de bovenbouworganisaties te zetten, om het echt te integreren, zowel op het vlak van het landelijke jeugdwerk en de verschillende lokale vertalingen daarvan als naar de lokale besturen toe via Bataljong. Het is de bedoeling om dat de komende weken concreet te maken. Dat is uiteraard structureel beleid. Dat gaat over hun beheersovereenkomst en over structurele financiering. Op die manier proberen we zeker ook de projectmatige aanpak structureel te verankeren.
Dan zijn er de vragen van de collega’s Perdaens en Coenegrachts over de lessons learned. Enerzijds heb je de analyse door het departement en de sector van de resultaten van het actieplan. Die analyse is nog gaande. Uiteraard zullen we die conclusies communiceren. Daarnaast was er ook de analyse van Demos rond de projectoproep sociale integratie. Het resultaat zal zijn dat er een publicatie komt, die ook breed zal verspreid worden, en er zal ook een vorming rond worden georganiseerd. Zowel de publicatie als de vorming zal daar het resultaat van zijn. Het is de bedoeling om die geleerde lessen breed toegankelijk te maken en te verspreiden.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Collega’s en minister, dank voor de bijkomende vragen en antwoorden en voor het onderschrijven van het belang van het inclusief jeugdwerk. Daar moet iedereen de weg naartoe vinden, om er zich dan ook effectief nog goed te voelen en er te blijven.
Collega Anaf, bedankt om uw antwoord op uw schriftelijke vraag over de projectoproep te delen met de commissie. Het jeugdwerk is inderdaad vragende partij voor meer inclusief jeugdwerk. Het is positief dat minister Dalle een prioriteit maakt van de uitvoering van het masterplan. Het masterplan is ontstaan als een bottom-upproject vanuit het jeugdwerk zelf. Zo kennen wij ons jeugdwerk. Zij zijn ondernemend en hands-on. Ik wens de minister voor dit jaar toe dat hij op dezelfde manier als vroeger even praktisch en initiatiefnemend als de jeugdsector met de jeugdsector en de andere betrokken actoren aan de slag kan blijven gaan om de inclusiviteit te realiseren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.