Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb op 6 oktober 2020 een vraag gesteld over de procedure voor binnenlandse adoptie naar aanleiding van een schriftelijke vraag. De problematiek is als volgt. Er zijn nog vijfentwintig koppels die hun procedure gestart waren in 2011 en 2012 en die nog steeds op de wachtlijst voor een kindje staan. Het adoptieproces beslaat nu al een periode van 8 jaar voor die mensen, terwijl een normale doorloopprocedure gemiddeld 5 jaar en 6 maanden duurt.
Er was ook een formele klacht ingediend bij Kind en Gezin wegens fouten tijdens de adoptieprocedure waardoor kandidaat-adoptieouders achteruit geschoven werden op de wachtlijst. In navolging daarvan zou u een evaluatie maken van het systeem. U hebt dat gevraagd aan het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) en het Adoptiehuis. Daarin zouden beide organisaties nagaan of er alternatieven mogelijk zijn, en welke, voor het beheer van de wachtlijst voor binnenlandse adoptie. Daarnaast wordt er ook nagegaan of er correcties mogelijk zijn, en welke, als een adoptieprocedure uitzonderlijk lang zou duren, niet door toedoen van de kandidaat-adoptieouders zelf.
Ten slotte zou ik nog een andere problematiek binnen adoptie willen aankaarten. Kandidaat-adoptieouders die zich kandidaat stellen om een ‘special needs kind’ te adopteren, dus kinderen met een broer en zus, kinderen met een beperking en kinderen van een zekere leeftijd, stromen sneller in en komen hoger op de wachtlijst terecht. Helaas zien we dat er zich ook een fenomeen voordoet, minister, waarbij kandidaat-ouders na hun sprong op de wachtlijst terugkomen op hun beslissing om een ‘special needs kind’ in hun gezin op te willen nemen, maar toch hun hogere plaats behouden. Dat laat ruimte voor misbruik, waarbij kandidaat-ouders zich sneller door de wachtlijst zouden kunnen werken, terwijl dat uiteraard niet de bedoeling kan zijn. Dus heb ik een aantal vragen voor u, minister.
Wat is de stand van zaken in de evaluatie van de procedure voor binnenlandse adoptie? Welke conclusies zijn daaruit naar voren gekomen? Hebt u die al gecommuniceerd aan alle kandidaat-adoptieouders die het aanbelangt?
Hoe zult u erop toezien dat de problematiek die onderwerp was van de klacht niet meer zal voorkomen? Het ging over het feit dat mensen uitzonderlijk lang op een wachtlijst moeten staan omdat er bepaalde problemen zijn opgedoken tijdens het proces waar ze zelf niets aan konden doen.
Kunt u meedelen hoeveel kandidaat-ouders in de laatste 5 jaar aangaven een ‘special needs kind’ te willen adopteren en die na de sprong op de lijst terugkomen op hun beslissing, maar hun positie op de wachtlijst wel hebben behouden? Kunnen die kandidaat-ouders hun plaats behouden? Zou het niet eerlijker zijn om hen terug te plaatsen op hun originele plek op de wachtlijst?
Minister Beke heeft het woord.
Het Vlaams Centrum voor Adoptie maakte in samenspraak met het Adoptiehuis een omstandige evaluatie van de wijze waarop de instroom wordt georganiseerd alsook van het beheer van de wachtlijst bij de binnenlandse adoptiedienst. Het uitgangspunt is en blijft hierbij het principe van gerichte instroom zoals dat ook wettelijk is voorzien. Ook de Vlaamse Ombudsdienst voert een onderzoek naar de wijze waarop die trajecten in de praktijk verlopen. Ik wacht dan ook graag dit verslag af vooraleer definitieve conclusies te trekken over het al dan niet correct verlopen van het instroombeheer voor kandidaat-adoptanten.
Zoals eerder al vermeld, kan ik wel bevestigen dat er grote verschillen zijn in snelheid waarmee kandidaat-adoptanten de voorbereiding en het geschiktheidsonderzoek kunnen afronden. Dat is gelet op het gerichte instroombeheer niet meer dan logisch: kandidaat-adoptanten die gericht kiezen voor binnenlandse adoptie, voor een jong kindje, alsook koppels van hetzelfde geslacht en alleenstaande mannen wachten gemiddeld veel langer, juist omdat er voor hen minder mogelijkheden zijn.
Daarnaast zijn er binnen de groepen die versneld instromen of lang wachten grote individuele verschillen. Eens kandidaten worden toegelaten tot de voorbereiding, zijn het de mensen zelf die elke volgende stap zetten in de procedure en dit uiteraard in hun eigen tempo. Daarnaast zijn er grote verschillen in doorlooptijd bij de rechtbank. Dit lijkt evenwel niet strijdig met het bestaande regelgevend kader, waarbij de regulerende opdracht van het Vlaams Centrum voor Adoptie vooral beperkt is tot die eerste fase van de instroom.
Daar waar adoptie in oorsprong vooral een ‘middel’ was tot gezinsvorming, is dit doorheen de jaren helemaal veranderd, politiek en maatschappelijk, maar ook juridisch: vandaag wordt zowel internationaal als in Vlaanderen adoptie nog steeds toegepast, maar dan heel uitdrukkelijk als een jeugdbeschermingsmaatregel. Dat vertaalt zich in de regelgeving en de praktijk, onder andere rond instroom.
Sinds de hervorming van 2015 is de datum van aanmelding niet langer het leidend principe doorheen de hele binnenlandse adoptieprocedure. Er worden elk jaar, in functie van het verwachtte aantal kinderen waarvoor we een nieuw thuis zoeken, slechts een beperkt aantal kandidaten toegelaten tot de voorbereiding. Kandidaten die open staan voor een bepaald herkomstland of die het zien zitten om een kind met specifieke zorgbehoeften te adopteren worden versneld toegelaten tot de voorbereiding. Om ervoor te zorgen dat finaal iedereen wel toegang krijgt tot de procedure, werd voorzien in de regelgeving dat er elk jaar een beperkte groep van minimaal dertig kandidaten kan starten in volgorde van hun aanmelding.
Na deze fase, de instroom, speelt de datum van aanmelding weinig of geen rol meer in de adoptieprocedure met uitzondering van een specifieke bepaling bij interlandelijke adoptie, waar, bij de sluiting van een kanaal, voorrang kan worden gegeven aan de kandidaten met de vroegste aanmeldingsdatum bij de keuze van een nieuw herkomstland. Voor binnenlandse adoptie is er geen dergelijke bepaling, juist omdat het corrigeren van een wachtlijst in functie van de aanmeldingsdatum het principe van gericht instroombeheer volledig onderuithaalt.
Voor individuele kandidaat-adoptanten is een lange wachttijd uiteraard moeilijk om dragen, zeker als die door omstandigheden langer is dan gemiddeld. Ik heb daar alle begrip voor. Tegelijk moeten kandidaat-adoptanten gelijk worden behandeld en kan niet aan sommige kandidaat-adoptanten een afwijking op de algemene regels worden toegestaan waardoor zij finaal sneller aan de beurt zouden komen.
Wel moeten we aan alle andere kandidaten kunnen garanderen dat er geen misbruik wordt gemaakt van het systeem van versnelde instroom voor kinderen met specifieke zorgbehoeften. Kandidaat-adoptanten die aangeven een kind met specifieke zorgbehoeften te willen adopteren, krijgen geen hogere plaats op de wachtlijst voor de voorbereiding. Wel kunnen zij, na een gesprek met een adoptiedienst om hun motivatie in te schatten, eventueel versneld instromen, en dus vervroegd aan de voorbereiding en screening starten. Hetzelfde geldt voor wie zich kandidaat stelt voor herkomstlanden waarvoor er onvoldoende kandidaten gevonden worden.
Indien zij na het behalen van hun geschiktheidsvonnis, alsnog kiezen voor binnenlandse adoptie, doorgaans van een jong en gezond kind, en aan de bemiddeling kunnen starten zoals alle andere kandidaten, ontstaat er inderdaad een ontoelaatbare voorsprong. Dit wordt evenwel gecorrigeerd.
Vroeger liet het Vlaams Centrum voor Adoptie deze mensen een contract afsluiten met Adoptiehuis op het moment dat ze normaal hadden mogen doorstromen naar de voorbereiding voor binnenlandse adoptie. Maar kandidaat-adoptanten ‘winnen’ in dat geval nog steeds de duurtijd van de geschiktheidsprocedure van gemiddeld anderhalf jaar. Om die reden werd recent nog een verstrenging doorgevoerd: mensen die van parcours veranderen mogen zich pas aanmelden bij Adoptiehuis, achttien maanden nadat zij normaal gezien hadden mogen instromen voor binnenlandse adoptie.
Het overzicht dat u vraagt kan het Vlaams Centrum voor Adoptie me niet bezorgen op zo’n korte termijn. Wel kreeg ik een overzicht van alle kandidaat-adoptanten die momenteel op de wachtlijst staan bij Adoptiehuis, maar initieel zijn doorgestroomd voor specifieke zorgbehoeften of ‘special needs’. Het gaat om één koppel met een geschiktheidsvonnis voor meerdere kinderen. Zij komen dan ook in aanmerking voor ‘siblings’.
We zien iets meer kandidaat-adoptanten op de wachtlijst die zijn doorgestroomd voor interlandelijke adoptie en die terugkwamen op hun beslissing. Het gaat hier om dertien koppels. Van deze dertien koppels zijn er zes die sneller op de wachtlijst van het Adoptiehuis zijn terechtgekomen dan normaal. Door de recente verstrenging die het Adoptiehuis en het Vlaams Centrum voor Adoptie toepassen wat betreft het kunnen aanmelden, zou dat in de toekomst niet meer mogen voorvallen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik begin met het laatste deel van het antwoord dat u hebt gegeven, omdat daarin het nieuws zit. Dat ging natuurlijk mijn vraag zijn: hoeveel koppels zijn er van het buitenland naar het binnenland geswitcht en zo sneller aangemeld? U zegt dat dat er zes zijn. Maar zes koppels, dat kan een vertraging van een jaar betekenen voor alle andere koppels of mensen die willen adopteren. Dat is toch wel heel erg veel. Dat betekent dat heel veel mensen dat achterpoortje hebben gevonden en daarvan gebruikmaken. Ik ben blij dat dat poortje gesloten wordt, want ik concludeer uit uw antwoord dat het niet langer mogelijk zal zijn om hoger op de wachtlijst terecht te komen door een switch te maken van het buitenland naar het binnenland. Dat is het eerste element dat ik concludeer uit uw antwoord.
Het tweede element heeft te maken met de evaluatie. U zegt dat de evaluatie nog altijd niet is afgelopen. Maar de vraag naar een evaluatie dateert al van voor de zomer en ik dacht dat die sowieso zou zijn afgelopen voor het einde van het jaar en dat er met de betrokken kandidaat-adoptieouders nog voor het jaareinde van 2020 een overleg was gepland om daar effectief over te spreken. Het verbaast me dus een beetje dat u zegt dat die evaluatie niet is afgerond. De vraag is: waarom is dat nog niet gebeurd? En wanneer zal dat wel het geval zijn?
De derde conclusie die ik haal uit uw antwoord, minister, heeft te maken met de voorstellen van de mensen die drie, vier jaar langer moeten wachten, zonder fout van henzelf, maar bijvoorbeeld doordat het criterium van aanmeldingsdatum niet langer als richtinggevend of leidend is vooropgesteld door de administratie, maar bijvoorbeeld wel het criterium van wanneer er betaald werd voor het adoptietrajectbegin, de cursus. Ik hoor uit uw antwoord – en dat is mijn derde conclusie – dat daar niets aan zal veranderen voor die mensen. Zij hadden voorgesteld om te werken met een soort van correctie, wanneer koppels uitzonderlijk lang op een wachtlijst staan ten opzichte van de gemiddelde periode dat een koppel met hetzelfde profiel op de wachtlijst staat, zodat zij toch ergens bovenaan kunnen inschuiven en de gemiddelde periode voor iedereen de gemiddelde periode is en ongeveer hetzelfde. Klopt dat, minister?
Minister Beke heeft het woord.
Het klopt wat ik daarover daarnet heb gezegd en wat wij daarover op dit ogenblik denken. Het klopt ook dat die evaluatie nog niet is afgerond.
De heer Parys heeft het woord.
Goed, minister, dan wacht ik die evaluatie af. Maar dan hoop ik toch dat u met uw administratie en het Adoptiehuis eens goed bekijkt wat er kan worden gedaan op een faire en transparante manier, voor iedereen die op een wachtlijst staat, om toch tegemoet te komen aan een aantal koppels die niet door hun eigen fout zijn achteruitgegaan op die wachtlijst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.