Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb een relatief gemakkelijke vraag. Lokale besturen hebben intussen een zekere expertise inzake ruimtelijke planning. Eerlijk gezegd varieert dat van lokaal bestuur tot lokaal bestuur, maar ik denk dat de overgrote meerderheid intussen haar verantwoordelijkheid heeft opgenomen en inspanningen doet om een ruimtelijk beoordelingskader op maat te scheppen binnen de gemeentegrenzen.
De beleidsinstrumenten variëren van structuurplannen, beleidsplannen, ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) tot normen of richtlijnen om belangrijke uitdagingen zoals kernversterking en het beschermen van openruimtegebieden tot specifieke regels over parkeren of meergezinswoningen aan te gaan. Er is een veelheid aan instrumenten.
De vraag is hoe men daar vlot toegang tot krijgt? Uit een recent onderzoek van Netwerk Architecten Vlaanderen (NAV) blijkt dat 44 procent van de deelnemende architecten vindt dat de toegang tot deze stedenbouwkundige info moeilijk ontsloten is. Het is soms een zoektocht om je weg te vinden doorheen de verschillende documenten op de veelheid aan gemeentelijke websites.
Vandaar dat het me zinvol lijkt om een unieke databank van de Vlaamse overheid te overwegen, waar gemeenten de verschillende relevante beleidsdocumenten ter consultatie kunnen opladen. Zo kunnen eigenaars en ontwerpers maar ook agentschappen die advies moeten geven, op een eenvoudige manier toegang hebben en moet men niet gemeente per gemeente een zoektocht organiseren.
Minister, hebt u begrip voor de problematiek zoals Netwerk Architecten Vlaanderen die aankaart?
Wat vindt u van het idee van een centrale databank onder leiding van Vlaanderen waar gemeenten hun planningsdocumenten kunnen opladen?
Indien u dat de juiste weg vindt, zou u dat dan ook op een relatief korte termijn willen of kunnen realiseren?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, ik ben op de hoogte van de enquête die NAV in oktober gehouden heeft. De focus van de enquête lag op de omgevingsvergunning en de informatieverstrekking en het vooroverleg hierrond. Er waren bijna zeshonderd respondenten.
Een van de elementen die naar voren kwam, blijkt het feit dat architecten niet altijd gemakkelijk hun weg vinden naar specifieke gemeentelijke stedenbouwkundige informatie omtrent een perceel. Dit is echter maar één aspect van de resultaten van de bevraging. Ook blijkt er bijvoorbeeld meer nood aan vooroverleg om de kansen van een concreet dossier beter te kunnen inschatten.
Voorschriften kunnen inderdaad van gemeente tot gemeente, van locatie tot locatie, verschillen. Dat is eigen aan ruimtelijke ordening.
In het algemeen vind ik het belangrijk dat de architecten en de gemeenten elkaar goed begrijpen. Het gros van de vergunningen wordt immers door de gemeenten verleend, dus is het belangrijk dat zij alle informatie over hun plannen, hun verkavelingen, hun structuurplannen en dergelijke ook op een goede manier ontsluiten en daarover ook in gesprek durven te gaan met de architecten.
De lokale besturen hebben er alle baat bij om deze informatie op een duidelijke en gestructureerde manier te ontsluiten. Ik vind het heel moeilijk om dit vanuit Vlaanderen allemaal in regeltjes te moeten gieten en de gemeenten te moeten zeggen hoe zij dat moeten doen.
Ik stel vast dat heel wat gemeenten het goed doen, onder andere uw gemeente Puurs, collega Van den Heuvel. Alle bijzondere plannen van aanleg (BPA’s) en ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) staan op digitale wijze op de website. Ik hoop dat ook de andere gemeenten van Vlaanderen dit voorbeeld volgen, want vandaag zijn er nog heel wat gemeenten die hun BPA’s niet online hebben staan. Ik heb de oefening gemaakt. Ik denk dat men het goede voorbeeld van uw gemeente moet overnemen.
In principe bestaat er al enkele jaren een dergelijke centrale databank die door Vlaanderen is opgezet, namelijk het platform digitale stedenbouwkundige informatie (DSI). In deze centrale databank voor planningsinstrumenten zitten vandaag alle gewestelijke en provinciale plannen: gewestplan, provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) en gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP). De lokale besturen kunnen hier hun eigen, lokale plannen ook opladen. Ik stel echter vast dat dit vandaag niet compleet is en slechts 50 procent van de gemeentelijke info digitaal opgeladen is. Het gaat dan vooral over de nieuwe RUP’s die sinds 2018 zijn goedgekeurd. Het zou nochtans heel nuttig zijn voor zowel de burger als de professionelen, zoals architecten, om via dat unieke platform alle verordenende plannen te kennen. In mei 2020 werd een nieuwe versie van het platform gelanceerd, die de input voor gemeenten veel gemakkelijker maakt.
Ik ben dus voorstander van één unieke, centrale databank. Gemeenten kunnen dan via hun eigen website de link leggen naar DSI. Dat maakt ook het beheer ervan veel eenvoudiger.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U beklemtoont terecht nog eens hoe belangrijk een vooroverleg is om geen tijd en energie te verliezen bij architecten of ontwikkelaars of eigenaars die aan de slag willen gaan met het lokale bestuur.
Er zijn natuurlijk verschillen tussen de gemeenten; dat is zo als men gelooft in de lokale autonomie, dan zijn de regels niet in elke gemeente dezelfde. Vandaar dat het belangrijk is dat de informatie heel toegankelijk is en dat er geen zoektocht moet worden georganiseerd.
Ik denk dat het goed is om een signaal te geven aan de gemeenten om het op een toegankelijke manier te presenteren, zeker online. Het zijn geen nieuwe regels. Ik vraag niet dat Vlaanderen bevoogdend optreedt naar gemeenten, maar hen wel aanmoedigt om een autonoom beleid toegankelijk te maken. Het zijn geen bevoogdende regels om hen te beïnvloeden.
Het gaat er enkel om dat hun beleidsinstrumentarium, dat op maat kan worden ingevuld, op een toegankelijke manier beschikbaar is, zodat de verschillen van gemeente tot gemeente minder een last zijn voor architecten of andere spelers op de markt.
Ik denk dat het een goed idee is om de lokale besturen – naast de provincies ook de gemeenten – aan te moedigen om hun plannen en beleidsinstrumentarium online te zetten of het er toch mee te linken, zodat er een unieke databank is waar de spelers op de markt de juiste informatie op een snelle manier kunnen terugvinden. Minister, misschien is een kleine aanmoediging of sensibilisering per brief van uwentwege misschien het eerste middel om lokale besturen te overtuigen.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik ga het kort houden. Ik wil collega Van den Heuvel danken voor zijn vraag, want het zou een goede stap zijn. Hoe meer informatie we beschikbaar kunnen stellen, niet alleen voor architecten maar voor de burger in het algemeen – een eigenaar, een koper, een geïnteresseerde burger –, hoe beter. Ik ben dan ook blij met het antwoord van de minister dat ze voorstander is van dat centrale loket. Aanmoediging van gemeenten om zoveel mogelijk die bestanden online te zetten, is uiteraard altijd welkom. Naast DSI is ook het Geopunt Vlaanderen een heel interessante databank met heel veel geografische informatie. Misschien is het nuttig om te onderzoeken of het ene aan het andere kan worden gelinkt. Tot daar een suggestie om te bekijken of dat gemakkelijk onderling kan worden uitgewisseld.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u voor de suggesties. Collega Van den Heuvel, ik zal zeker de lokale besturen een vriendelijke sensibiliseringsbrief sturen. Ik zal misschien ook met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) contact opnemen om te kijken of zij daar een rol in kunnen spelen. Ik ben het volledig eens met jullie, zeker met collega Van den Heuvel.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Na zulke lieve woorden van de minister durf ik niets meer te zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.