Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik heb deze vraag om uitleg ingediend op het moment dat de situatie in Willebroek heel erg in de aandacht kwam en er daarover toch wel wat vragen te stellen waren. Mede dankzij uw betrokkenheid is er ondertussen een en ander gebeurd. Ik zal de vraag dus niet helemaal exact stellen zoals ik ze eerst had opgesteld. Maar omdat het ook een bredere beleidsvraag is, vond ik het toch relevant om ze hier vandaag nog te stellen.
We leven in 2020 en we kunnen daarvan minstens zeggen dat het een uitzonderlijk jaar is, een jaar waarin er heel veel nieuwe zaken op ons zijn afgekomen. Ons land, en bij uitbreiding onze planeet, werd getroffen door een extreme gezondheidscrisis wegens corona. Er werden de voorbije maanden ongeziene maatregelen getroffen om de pandemie in te dijken. Voor het eerst sinds de tweede wereldoorlog werden we geconfronteerd met een maatregel als de avondklok. Die avondklok is een eenvoudig instrument om vast te stellen wanneer mensen, tegen de regels in, toch een avondje bij vrienden langsgaan, zonder meteen te moeten overgaan tot woonstbetredingen.
De avondklok is een eenvoudig instrument, maar – en ik vind dat we daar de voorbije maanden parlementair vaak te licht zijn overgegaan – we moeten blijven beseffen dat het een bijzonder extreem instrument is. Ik ben er geen grote believer van dat we dit allemaal zomaar onbeperkt mogen doen. Het is een ingrijpende beperking van onze burgerlijke vrijheid om te gaan en staan waar we willen. Die vrijheid is gegarandeerd in onze Grondwet. De indijking van een dodelijke pandemie lijkt me dan wel een van de weinige valabele redenen te zijn om tot zo’n maatregel over te gaan. Als er valabele redenen zijn, dan is dit er misschien wel een van.
In Willebroek is helaas op een bepaald moment het idee ontstaan om een nog strengere avondklok in te voeren, om daarmee andere problemen aan te pakken. De gemeente werd recent geplaagd door een groep jongeren die zich schuldig maakten aan strafrechtelijke zaken, drugsdelicten, vandalisme en asociaal gedrag, zoals het afsteken van voetzoekers. Een politieoptreden leidde tot geweld tegen de ordediensten en ook de burgemeester zelf werd belaagd.
We willen heel duidelijk zijn: dergelijk gedrag is ontoelaatbaar. Maar, minister, rechtvaardigt het wangedrag van een beperkte groep een dergelijke draconische maatregel die elke burger raakt in zijn democratische rechten en vrijheden?
Voor ons was het antwoord daarop duidelijk en dus hebben we daar meteen grote vragen bij gesteld. U hebt dat ook gedaan, samen met de provinciegouverneur, om daar toch de nodige opvolging aan te geven. Intussen stelt de vraag zich niet meer, maar ik vind het toch belangrijk om hierop een breder antwoord te geven.
Minister, acht u het invoeren van een avondklok, een samenscholingsverbod en een handelsverbod proportioneel in het bestrijden van overlast?
Worden dergelijke lokale maatregelen systematisch gemonitord door uw diensten of moet er eerst een officiële klacht komen?
Was er in het concrete geval van Willebroek op voorhand een gesprek geweest over deze maatregel of werd u, samen met de provinciegouverneur, pas betrokken op het moment dat de beslissing al leek te zijn genomen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik dank u voor een vraag die inderdaad een beetje ingehaald is door de feiten en de context. De vraag blijft echter zeker relevant.
Laat mij beginnen met iets te zeggen over de situatie die zich op een bepaald moment voordeed in Willebroek. Ik ken de gemeente nogal goed, want ik zit samen met collega Bevers in dezelfde politiezone; Willebroek is een buurgemeente. Ik heb altijd heel nauw, constructief en goed kunnen samenwerken met collega Bevers, voor wie ik veel respect en waardering heb. Hij werd op een bepaald moment geconfronteerd met meer dan wat kattenkwaad. De feiten waren heel ernstig: agressie, het dealen van drugs, het werkelijk terroriseren van de kern van zijn gemeente, agressie ten aanzien van politieagenten. Zelf is hij ook het slachtoffer geworden van agressie.
Die situatie was dus onhoudbaar en hij heeft daar kordaat en krachtdadig tegen willen optreden en hij heeft daar heel veel zaken voor in stelling gebracht. De daadkracht van burgemeester Bevers kan ik op zich alleen maar waarderen. Het is iemand die daarin een doordachte houding heeft. Dat hij wil optreden, dat hij niet wil laten betijen, dat hij de problemen aanpakt en dat hij een lik-op-stukbeleid wil voeren, dat zijn allemaal zaken waar ik respect voor heb en die ik ook erken in de maatregelen die ik als burgemeester zelf heb moeten nemen.
Hier gaat het natuurlijk specifiek over één element in de aanpak, namelijk dat er een avondklok werd ingesteld. De vraag is of dat wel compatibel is met onze grondwettelijke rechten en vrijheden. Een burgemeester heeft instrumenten om op te treden, maar moet die natuurlijk gebruiken binnen de grondwettelijke context, moet respect hebben voor de gewaarborgde rechten en vrijheden. Maatregelen moeten ook altijd beperkt zijn in de tijd. Een burgemeester kan een samenscholingsverbod of handelsverbod invoeren, ook ernstige beperkingen op het recht op de persoonlijke vrijheid. Een avondklok is een zeer verregaande maatregel en botst met onze grondwettelijke rechten en vrijheden. Zelfs voor heel ernstige gevallen van overlast zorgt het invoeren van een avondklok voor een heel serieus spanningsveld met onze Grondwet. Ik denk dus ook dat die maatregel intrekken het meest wijselijke was wat de burgemeester kon doen. Hij heeft dat gedaan en dat siert hem.
Wat we niet doen, is dergelijke lokale maatregelen systematisch monitoren. De toezichthoudende overheid kan steeds een besluit van een gemeenteoverheid ambtshalve opvragen en toetsen op de proportionaliteit. Uiteraard worden de maatregelen ook onderzocht en beoordeeld naar aanleiding van een klacht. Wat we niet doen, is elke beslissing van een burgemeester inventariseren. We werken de facto op basis van klachten of – laat ik zeggen – publiek rumoer, waarbij iets via de media tot bij de minister komt.
In dit geval werd er, voor alle duidelijkheid, geen klacht ingediend. Dit dossier werd niet beoordeeld door mijn diensten. Er is dus geen doorgedreven afweging gebeurd van wat de Grondwet nu al dan niet toelaat. Verschillende juristen hebben zich hier wel nogal eenduidig over uitgesproken, dus ik denk dat de juridische context redelijk duidelijk is. Het dossier heb ik ook niet ambtshalve opgevraagd, omdat ik met burgemeester Bevers contact heb opgenomen, hij mij de context heeft geschetst en hij voor zichzelf heeft beslist om de maatregel in te trekken. Op 18 november 2020 is zijn besluit tot het opleggen van een avondklok opgeheven. De andere maatregelen, een samenscholingsverbod en een verplichting om de winkels vanaf 18 uur te sluiten, bleven wel behouden in het nieuwe besluit van 18 november 2020. Op 20 november 2020 heeft de burgemeester zijn besluit van 18 november 2020 opgeheven en een nieuw besluit aangenomen, waarin de verplichting voor winkels om vanaf 18u te sluiten, niet hernomen is. De burgemeester heeft gezegd dat er daar op dat moment ook geen noodzaak meer toe was.
Ik weet dat er in Willebroek tot op vandaag nog altijd een versterkte politieaanwezigheid is, dat er ook onmiddellijk pv’s zijn opgemaakt, dat er een aantal zaken in beslag genomen zijn en dat er samen met de procureur kort op de bal werd gespeeld. Ten gronde een goeie aanpak dus, maar in eerste instantie wel met instrumenten die – laat het mij voorzichtig uitdrukken – flirtten met de Grondwet, met onze grondwettelijke vrijheden. In dezen was het dan ook wijs om die maatregelen te herzien, wat collega Bevers ook gedaan heeft.
Er zijn, voor alle duidelijkheid, veel pv’s opgemaakt en gasboetes uitgeschreven, boetes die ook al geïnd zijn, maar er is geen enkele pv opgemaakt voor inbreuken tegen de avondklok. Er is dus geen juridisch probleem rond een of meerdere pv’s die op basis daarvan zouden zijn opgesteld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, bedankt voor het antwoord. De feiten hebben ons – en misschien maar best ook – inderdaad ingehaald. Ik wil de betrokken burgemeester, voor alle duidelijkheid, ook niet verwijten dat hij wil optreden tegen onaanvaardbare situaties, want dat is zijn verantwoordelijkheid, zijn plicht ten aanzien van zijn inwoners en zijn gemeente. Ik wil hem er zelfs in ondersteunen dat hij zich geroepen voelt om daar op een adequate en doortastende manier een antwoord op te proberen te bieden. Ik ben ook erkentelijk, net zoals u, voor het feit dat hij op een bepaald moment bijstuurde. Toen hij aanvoelde dat het misschien toch niet het allerbeste idee was, heeft hij het nodige inzicht gehad om bij te sturen.
Ik wil echter wel een bezorgdheid uiten. Eén, er is het conflict met de Grondwet rond de avondklok en het in de gaten houden daarvan. Twee, er is ook een breder debat over ingrijpende maatregelen. Onder andere door corona hebben we de mogelijkheden van een aantal drastische maatregelen herontdekt, ook in het beleid. Ik vind het belangrijk dat we proportionaliteit blijven bewaken. Het gaat niet altijd om het grondwettelijke, ook gewoon juridisch en beleidsmatig moeten we ervoor zorgen dat de voordelen en de kansen van een maatregel opwegen tegen eventuele nadelen.
Ik verwijs naar een voorbeeld. In Bredene werden er skateparken afgesloten, terwijl het een van de duidelijke beleidskeuzes van het Vlaamse beleid is om speelruimtes open te laten voor kinderen en jongeren. Ja, ik ben daar bezorgd over. Want het zijn meteen de meest drastische maatregelen: afsluiten, iedereen in zijn kot. We moeten garanderen dat burgemeesters, die een fantastische job verrichten en vaak ook in zeer moeilijke omstandigheden proberen op de juiste manier een antwoord te geven, eerst andere inspanningen proberen te doen om dergelijke ingrijpende maatregelen te vermijden.
Ik vroeg mij af of u nog op een of andere intervisie, uitwisseling met burgemeesters werkt om dat afwegingskader nog wat helderder te krijgen. Ik denk dat dit de laatste maatregel moet zijn. Voor alle duidelijkheid: als het nodig is, dan moet die maatregel ook worden genomen. Maar als dat niet nodig is en er nog andere pistes mogelijk zijn, dan vind ik dat we het, wegens de nadelen van die maatregelen, aan onszelf verplicht zijn om eerst die andere te verkennen. Ik vraag mij af of dat ‘in the heat of the moment’ wel altijd helemaal bovenaan het lijstje staat.
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil namens onze fractie even reageren op de vraagstelling van de heer Vaneeckhout. Ik ben blij dat de heer Vaneeckhout al meteen begon met het uitspreken van zijn waardering voor het werk dat de burgemeesters en schepenen verrichten. Hij is natuurlijk zelf ook een hele tijd schepen geweest. Hij onderkent samen met ons allen dat het vaak niet gemakkelijk is om die beslissingen te nemen. En misschien, mijnheer Vaneeckhout, – en ik zeg dat met alle respect – is het in het landelijke Anzegem iets rustiger dan in een centrumstad of in een gemeente als Willebroek, dat als het ware soms tussen het Mechelse aambeeld en de Antwerpse hamer zit. Maar dit terzijde.
De situatie werd goed geschetst. We merken het overal: corona en de gevolgen van corona zorgen ervoor dat burenruzies die jaren sluimeren, twisten in samenlevingen, in wijken, vaak kleine gevoeligheden en akkefietjes, totaal worden uitvergroot door de zenuwachtigheid die is ontstaan bij mensen door opsluiting en een gebrek aan sociaal contact. En als je dat combineert met hangjongeren en overlast, kleine baldadigheden, wordt het voor een lokale beleidsmaker, lokale bestuurder al snel iets moeilijker om een samenleving goed in de hand te houden. Ga je daarnaast aan die cocktail nog het nodige peper en criminele zout toevoegen – want dat mag ook wel eens gezegd –, als zich daarnaast ook criminele feiten, heel vaak druggerelateerd, manifesteren, dan wordt het allemaal natuurlijk wel heel explosief. Je moet die dingen heel duidelijk scheiden: er is het criminele verhaal en er is het verhaal van overlast, burenruzies en hangjongeren. Die moeten op een aparte manier worden aangepakt.
Ik heb daar in onze stad een voorbeeld van gehad. Gelukkig hebben we het daar niet zover moeten laten komen. Want, beste collega’s, ik durf eerlijk te zeggen dat we met onze taskforce die we voor die bepaalde wijk hadden opgericht, een heel stappenplan hadden uitgewerkt. De jeugdwerking, straathoekwerking, preventie, wijkagenten en ook wijzelf als politici, burgemeester en schepenen, hebben ons daarvoor ingezet. Maar op een gegeven moment houdt het natuurlijk op. En dan wordt de grens tussen het criminele aspect en de hangjongeren, de kleine baldadigheden, alsmaar vager. En de overlast voor de bewoners wordt alsmaar groter.
En ook in het besluit dat onze taskforce toen had genomen, was de laatste maatregel een avondklok voor dat gebied. En ik zou geen moment hebben getwijfeld, collega, om die ook in te voeren. En de Grondwet... Ik vraag mij af in hoeverre dat allemaal strafbaar is. Maar op een moment wordt het onleefbaar en moet je ingrijpen. Ook wij kennen hier – ik raad jullie aan om met een goede collega, een schepen van uw politieke familie, te bellen, want hij kan u vertellen wat wij hier soms meemaken – geweld tegenover politie, beleidsmakers, uitvoerende mandatarissen. En het blijft niet bij verbaal geweld.
Collega’s, ik rond af. Aan de ene kant is het belangrijk dat we de middelen gebruiken die we als burgemeester en schepenen ter beschikking hebben om die verschijnselen te bestrijden. Het plaatsverbod werd al vernoemd en er zijn nog andere elementen. Maar aan de andere kant wil ik zeggen, namens onze fractie en als burgemeester van een kleine centrumstad, dat geweld tegen de diensten – een straathoekwerker of iemand van preventie –, tegen de politie, tegen de wijkagent, tegen de diensten van straatcriminaliteit, tegen de beleidsmakers, tegen iedereen die zich wil inzetten voor de maatschappij, en zeker als die dat vanuit het wettelijk ambt doet, onaanvaardbaar is. Dat is onaanvaardbaar.
Ik rond af, voorzitter. Maar laat ons ons ook hoeden, mijnheer Vaneeckhout – daarin volg ik u in kleine mate –, voor overmatige maatregelen. Ik heb heel veel begrip voor de collega uit Willebroek. Nogmaals, indien die situatie zich in mijn samenleving had gemanifesteerd of verder had gemanifesteerd, zou ik precies dezelfde maatregelen hebben genomen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik hoor hier zeer veel respect en begrip voor de burgemeester van Willebroek, de heer Bevers. Maar tegelijkertijd hoor ik –omdat dat uitvoerig in de pers is verschenen en allerlei mensen daarover hun licht hebben laten schijnen – dat de maatregel disproportioneel was en dat het goed is dat die opnieuw werd ingetrokken.
Mijn vraag is heel duidelijk. Stel dat de brand opnieuw uitslaat in Willebroek, op de manier waarop dat aan de gang was. Als ik de burgemeester mag geloven – en ik geloof hem, voor alle duidelijkheid – dat de beelden van Elsene, waarbij allochtone jongeren verschrikkelijk te keer gaan, niets zijn in vergelijking met wat hier, in Willebroek, aan de hand was, dan ben ik natuurlijk ook geneigd om te zeggen dat het goed is dat hij de brand op een korte en krachtige manier heeft geblust en dat de rust daardoor is kunnen weerkeren, zoals de heer Bevers ook zegt.
Maar de vraag die zich nu stelt, is: stel dat dit soort taferelen zich opnieuw zou afspelen en de heer Bevers om de rust te doen weerkeren, opnieuw wil gebruikmaken van dat paardenmiddel, een korte en krachtige avondklok. Wat zeggen wij dan tegen de heer Bevers? Zeggen we dan: we hebben er wel begrip voor dat het zo moeilijk is voor u als burgemeester, maar anderzijds is de maatregel toch disproportioneel? U voelt het, het is eigenlijk een onoplosbaar probleem. Want enerzijds hebben we begrip en willen we dat hij zijn probleem in zijn gemeente oplost. Anderzijds vinden we een avondklok te drastisch – en terecht, want op die manier wordt iedereen gestraft, net zoals de avondklok bij corona.
Maar natuurlijk komen we dan terug – en daarmee rond ik af, voorzitter – op de discussie van daarnet. En dat is de ‘verbrusseling’ – laat het mij dan zo maar noemen, ook al is het een eufemisme – van andere Vlaamse gemeenten, waarbij allochtone jongeren de boel steeds meer en steeds vaker op stelten zullen zetten. En dus zullen wij steeds vaker worden geconfronteerd met burgemeesters, van welke partij ook, die met de handen in het haar zitten en geen andere oplossing meer zien dan zo’n drastisch en inderdaad disproportioneel middel als de avondklok. En wie die grote evolutie, dat grote fenomeen, dat grote plaatje niet ziet – enerzijds de massa-immigratie, het divers worden van de samenleving, van onze gemeenten en anderzijds burgemeesters die ten einde raad iets invoeren zoals een avondklok, ook al is het maar kort – tja, die leeft nog altijd in zijn ivoren toren en zal de komende jaren nog grote ogen trekken, vrees ik.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, het is goed dat we niet in een discussie vervallen over de vraag of dit nu een goede of een slechte maatregel was en dat we het erover eens zijn dat het wel een maatregel was die niet voor de lange duur houdbaar was. Ik ga ermee akkoord dat het intrekken van die maatregel geen schande was.
Nu, juridisch wordt de vraag of die maatregel gepast was, vertaald in dat proportionaliteitsbeginsel. Bij deze maatregel is dat relatief duidelijk: het was juridisch gezien disproportioneel om de maatregel voor lange duur te gaan aanhouden. Maar voor anderen maatregelen is dat niet zo evident. Collega Vaneeckhout verwees al naar de skateparken en ik denk dat dat een goede verwijzing was.
Uit ervaring kan ik ook zeggen dat academici heel veel discussiëren over de invulling van dat begrip. Heel recent is daarover trouwens nog een uitstekend proefschrift geschreven aan de UA. Voor burgemeesters is het zeker en vast niet eenvoudig. Minister, u bent, als ik het zo mag zeggen, de minister van de handvatten. Vandaar de vraag of u meer of bijkomende mogelijkheden ziet om burgemeesters te adviseren of te ondersteunen bij het inschatten van het proportionaliteitsbeginsel.
Collega’s, ik heb de discussie toen zeer goed gevolgd en ik denk dat het vooreerst de intentie was van de burgemeester om die avondklok sowieso tijdelijk in te voeren. Het is niet zo dat hij ze ingetrokken heeft onder druk van buitenaf.
Maar de vraag is toch wel de volgende, minister. Ik ben de eerste om als hoeder op te treden van een aantal grondwettelijke rechten en ik treed bij wat mijn collega’s voor mij hebben gezegd, bijvoorbeeld collega Van Miert. Maar waar haalt men het vandaan – het waren een aantal grondwetspecialisten en advocaten – om onmiddellijk te zeggen dat dit totaal ongrondwettelijk is? Dan stel ik me de vraag wat er ongrondwettelijk is aan wat er in Willebroek is gebeurd ten opzichte van wat in het hele land is gebeurd naar aanleiding van deze pandemie. Ik wil geen lans breken voor het ene of het andere, maar waar komt het argument vandaan dat het voor de ene situatie niet kan, maar voor de andere wel? Graag had ik ook daar uw visie op.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de beschouwingen en bedenkingen.
Ik zal misschien bij het begin beginnen. De regel is dat je bij zo’n maatregel de proportionaliteit in het zicht moet houden. Je kunt in uitzonderlijke omstandigheden wel degelijk een avondklok opleggen. De pandemie is een voorbeeld van zo’n situatie. Maar die maatregel moet wel altijd voldoende gemotiveerd en afgewogen worden en moet in evenwicht zijn met het probleem dat zich op het terrein stelt. Ik moet zeggen dat ik me een beetje gestoord heb aan de gebruikte terminologie of het narratief van een aantal deskundigen die ik op de radio heb gehoord, omdat ze termen gebruikten als ‘kattenkwaad’ en ‘verveling’, terwijl de realiteit waar burgemeester Bevers mee werd geconfronteerd, eerder harde criminaliteit was: jongeren of volwassen die zich te buiten gingen aan criminele feiten, vaak drugsgerelateerd, die de ordediensten en politie aanvielen en die de burgemeester aanvielen – totaal onaanvaardbaar gedrag. Onder zulke omstandigheden moet de burgemeester, als verantwoordelijke voor de openbare veiligheid in zijn gemeente, handelen en op zoek gaan naar legale instrumenten om daartegen op te treden.
De uiteindelijke afweging ligt bij de rechter. Uiteindelijk ligt die bij de rechter. U vraagt mij of ik handvatten kan bieden om dat proportionaliteitsbeginsel beter te duiden, maar ik denk dat dat zeer moeilijk is. Ik ben daar ook terughoudend in, omdat je zo, voor je het weet, de autonomie van de burgemeester, die die afweging in een heel concrete situatie moet maken samen met zijn politiekorps, beperkt. Om daar heel veel sturing aan te geven, ik ben daar behoedzaam voor. Ik heb met burgemeester Bevers gepraat, zonder enige druk uit te oefenen, en hij had zijn beslissing ondertussen al genomen, waarschijnlijk door de situatie op het terrein en ook adviezen ter zake met elkaar af te wegen. En nogmaals, het siert hem dat hij die beslissing heeft genomen. Maar dit is iets dat via rechtsspraak en rechtsleer vorm moet krijgen.
Er zijn meer burgemeesters die op zo’n moment niet of onvoldoende optreden dan burgemeesters die de moed en overtuiging hebben om kordaat op te treden. We laten die jongeren en buurten meer in de steek door niet of zwak op te treden dan door kordaat op te treden. Ik ben het niet eens met hen die zeggen dat dit een proces is dat almaar erger gaat worden. Ik neem mijn eigen stad als voorbeeld: in 2000 hadden we de hoogste criminaliteitscijfers, vandaag is Mechelen een stad met een heel ander leefklimaat. Dat is te danken aan een heel grote inzet op buurtwerking, jeugdwerk, straathoekwerking, cohesie en respect voor iedereen, maar ook aan een duidelijke lijn bewaken, kordaat optreden en een lik-op-stukbeleid voeren daar waar het nodig is.
Voor mij is dat dus een verhaal dat erg genuanceerd is. De heer Van Rooy gebruikt het woord ‘ivoren toren’, maar als je niet in een ivoren toren zit en als burgemeester twintig jaar lang leiding moet geven over een superdiverse stad, met politiediensten moet samenwerken en ook probleemwijken hebt gehad – die nog altijd bestaan –, dan is een kordaat optreden ook heel emancipatorisch. Daarmee bescherm je de zwaksten in de samenleving. Want wie wordt er geterroriseerd op die pleintjes? Dat zijn de jongeren die niet deelnemen aan die criminaliteit en niet willen meestappen in dat delinquent gedrag. Dat zijn jongeren die binnen de lijntjes willen kleuren. Dat zijn de senioren die in die wijk wonen. Dat zijn de normale mensen die zich willen houden aan de spelregels. Zij zijn het slachtoffer van de overlast en de delinquente feiten. Een burgemeester moet daarin kordaat optreden. Heeft hij daartoe voldoende instrumenten, naast een avondklok? Ja, ik denk van wel. Hij kan ook een samenscholingsverbod uitvaardigen voor specifieke jongeren. Dat is gerichter, maar ook daar geldt proportionaliteit en is er voldoende motivering nodig. Hij kan ook beslissen om een lik-op-stukbeleid te voeren door met het parket af te spreken dat elke misstap gesanctioneerd wordt, maar ook dat vereist proportionaliteit. Dat is opnieuw een afweging. Hij kan beslissen om extra politiepatrouilles uit te sturen, maar ook daar moet een afweging worden gemaakt. Dat is volgens mij het wezenskenmerk van het veiligheidsbeleid en het openbareordebeleid van een burgemeester. Dat valt trouwens niet volledig onder mijn bevoegdheid; het is vooral een verhaal voor de minister van Binnenlandse Zaken. Ik kan alleen maar toezicht houden op de wettelijkheid van de verordeningen van de burgemeester, niet op zijn integraal veiligheidsbeleid.
Uw vraag, collega Vaneeckhout, om hierrond een soort van reflectiekader te creëren, daar wil ik gerust eens over nadenken, maar dat kan ik wel niet zomaar uit mijn mouw schudden. Er is ter zake wel al heel veel documentatie voor burgemeesters. Het is dus niet zo dat burgemeesters op dat vlak helemaal blind varen. Het is waar dat er in coronatijden een aantal instrumenten in beeld zijn gekomen die men voordien niet kende en die nu misschien wat gemakkelijker gebruikt of overwogen zullen worden. Het is belangrijk dat we daarbij de proportionaliteit goed in het oog houden en dat de burgemeester dat goed motiveert.
Maar nogmaals – en daarom sta ik ook achter collega Bevers –, collega Bevers is een burgemeester die optreedt in een moeilijke gemeente en daardoor perspectief geeft aan zijn gemeente en ervoor zorgt dat de zaken niet uit de hand lopen. Ik heb liever zo’n burgemeester, want ik ken er andere in ons land, die liever wegkijken en hun kop in het zand steken, die zeggen dat het niet gaat en klagen, die de calimeroschelp op hun hoofd zetten. Ik heb dan liever iemand die daadkracht toont en de problemen aanpakt, maar binnen de grenzen van onze Grondwet, binnen de grenzen van onze rechtsstaat, goed gemotiveerd en proportioneel. Zij die zeggen dat dat onder geen enkel beding kan, zijn niet juist. Zij die denken dat ze het voor het minste mogen doen, zijn ook niet juist. Het is dus zoeken naar een evenwicht.
Nogmaals, mijnheer Vaneeckhout, het zal niet de minister van Binnenlands Bestuur zijn maar de rechter – en zo hoort het ook in een democratische rechtsstaat – die door middel van rechtsleer en rechtspraak bepaalt waar de juiste grenzen liggen en hoe het begrip proportionaliteit juist moet worden begrepen. Geval per geval wordt er natuurlijk een rechtskader gecreëerd.
Ik hoop dat het een voldoende antwoord op uw vraag is.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het was inderdaad ruim voldoende en ik ben blij dat het hier aan bod is gekomen, omdat ik denk dat naast de juridische beslissing, die finaal door een rechter wordt genomen – absoluut terecht –, ook het maatschappelijke en politieke debat noodzakelijk blijft. Het is een van die plaatsen waar we als samenleving en als politiek samen het debat moeten voeren over wat proportioneel is en wat niet.
De voorzitter van deze commissie stelde een terechte vraag: waarom zou het voor covid wel gerechtvaardigd zijn en voor deze specifieke situatie niet? Ik wil er gewoon op wijzen dat er ook voor de covidingreep en de avondklok experten en juristen zijn die aangeven dat het volgens hen disproportioneel is. Het debat is zeker niet gesloten. Ik ben op dit moment niet op de hoogte van rechtszaken. Ik weet dat er in de zomer waren over een avondklok in de provincie Antwerpen. Het hoeft ook niet op dit moment, maar ik vind het goed dat we er oplettend voor blijven om het niet overal stoemelings in te voeren.
Wat betreft de struisvogelburgemeesters, zal ik er maar van uitgaan dat u het niet had over een van de leden van deze commissie. Ik zie u heftig neen schudden, dan ben ik daarover al heel gerust.
Gelukkig was het niemand van deze commissie, anders was er een persoonlijk feit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.