Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
In een antwoord op de vraag van collega Veys over de erkenning van nieuwe leegstandsbeheerders voor sociale huurwoningen tijdens de vergadering van 12 maart 2020, net voor de eerste lockdownperiode, maakte u een onderscheid tussen de evaluatie van de regelgeving zelf en de evaluatie van één specifiek geval, commercieel leegstandsbeheerder Camelot, waar het mis is gelopen, zoals we weten. U stelde toen het volgende: “We moeten natuurlijk wel een onderscheid maken tussen de evaluatie van de regelgeving en dat ene geval waar het is misgelopen, namelijk bij Camelot. De evaluatie van de regelgeving loopt nog en we gaan de regelgeving dan ook op zich niet aanpassen, zolang de evaluatie niet gedaan is. De erkenning van dat nieuw bureau valt onder die oude regelgeving, die nog in werking is. In die zin moeten we een goed onderscheid maken tussen Camelot, waar het is misgelopen, waar we daadkrachtig tegen moeten optreden en waar we alles zullen doen wat we moeten doen, en de evaluatie van de regelgeving op basis waarvan we de erkenning doen. Die twee zaken staan los van elkaar. Dat is een belangrijk onderscheid.” Iets verder lezen we in het verslag dat er in het voorjaar van 2020 een evaluatie van het regime van het beheer van leegstaande sociale huurwoningen zou worden uitgevoerd en dat uw administratie daar volop mee bezig was.
In uw tussenkomst had u het ook over de erkenning van Interim Vastgoedbeheer als derde en nieuwe speler op het veld van de leegstaande sociale huurwoningen. U zag er geen graten in om Interim Vastgoedbeheer niet te erkennen. Heeft uw administratie deze evaluatie intussen al uitgevoerd? Zo ja, wat was het resultaat van deze doorlichting?
Vond er intussen al een eerste beoordeling van de werking van deze private beheerder plaats? Zo ja, wat was het resultaat daarvan?
U en uw administratie traden de stad Leuven bij om een procedure op te starten om de erkenning van Camelot in te trekken. Hoe is dit uiteindelijk afgelopen?
Op welke wijze hebt u de ervaringen met Camelot meegenomen in de evaluatie van de regelgeving met betrekking tot de leegstandsbeheerders?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Smeyers, u diende deze vraag om uitleg in op 27 oktober, maar op 1 oktober 2020 heb ik ook al een schriftelijke vraag over dit onderwerp beantwoord; in die tijdspanne is er nog niet zo heel veel veranderd en ik verwijs dan ook naar het antwoord dat ik gegeven heb op uw schriftelijke vraag.
In voorbereiding op de eerstvolgende wijzigingen aan het sociaal huurstelsel werd zoals aangekondigd ook het sociaal leegstandsbeheer geëvalueerd. Mijn administratie maakte daarvoor een evaluatienota op die werd besproken met het werkveld. Door de coronacrisis moest deze bespreking uitgesteld worden, maar op 3 juni 2020 kon ze alsnog plaatsvinden. Mijn administratie heeft bij deze evaluatie een groot aantal actoren uit het veld betrokken: vertegenwoordigers van sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s), vertegenwoordigers van erkende private leegstandsbeheerders, vertegenwoordigers van sociale leegstandsbeheerders, vertegenwoordigers van steden en gemeenten en de Huurdersbond. Op basis daarvan werd een ontwerpbepaling uitgewerkt die in de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zal worden ingeschreven. In een volgende fase zal die decretale bepaling ook uitgewerkt worden in het uitvoeringsbesluit bij de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Vond er intussen al een beoordeling van de werking van deze private beheerder plaats? Zo ja, wat was het resultaat? Welnu, er is geen evaluatie geweest van de andere private leegstandsbeheerders. Als we signalen zouden opvangen dat er problemen zouden zijn met bepaalde private leegstandsbeheerders, dan treden we op, zoals we dat ook met Camelot hebben gedaan. Ik denk dat we daar gedaan hebben wat moest gebeuren en dat we dat ook kordaat gedaan hebben.
De erkenning van Camelot werd opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2020. De problematiek bij Camelot had in de eerste plaats betrekking op de minimale woningkwaliteit. Het bestaande instrumentarium heeft daar gewerkt: de woningen die door Camelot ter beschikking werden gesteld en die niet aan de minimale kwaliteitsvereisten voldeden, werden ongeschikt en onbewoonbaar verklaard. Daarnaast waren er ook problemen op het vlak van de contractuele relatie tussen de SHM en Camelot en tussen Camelot en de uiteindelijke bewoner. Die pakken we aan via de wijziging van de regelgeving. Er zal in de regelgeving worden ingeschreven dat er op beide niveaus moet worden gewerkt met een huurovereenkomst en die huurovereenkomst zal volgens bepaalde regels moeten worden opgemaakt. Daarbij zijn de bepalingen van het Vlaams Woninghuurdecreet het uitgangspunt, maar uiteraard wordt daarvan afgeweken waar dat noodzakelijk is vanwege de specificiteit van het leegstandsbeheer.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het stelt me gerust dat jullie kort op de bal spelen, dat de evaluatie van de regelgeving in het algemeen gebeurd is en dat de resultaten daarvan al in 2021 te zien zullen zijn in de Vlaamse Codex Wonen. En uw antwoord inzake Camelot bewijst dat jullie kort op de bal spelen: als er – en nu mag ik het woord wel gebruiken – cowboys op de markt zijn, haalt u die eruit en waakt u erover dat de erkenning van leegstandbeheerders terecht wordt verleend. We kunnen daar gerust in zijn. U zegt dat het Woninghuurdecreet waar mogelijk van toepassing wordt op de beide vormen van huur, zowel van ons aan de leegstandbeheerder als van de leegstandbeheerder aan de persoon die in het pand gaat wonen. Dat lijkt me juridisch gezien de beste piste. Het is natuurlijk wel zo dat dat niet altijd kan, maar dan wordt er naar een adequaat alternatief gezocht. Dat is dan de juridische kant naar de sociale huurder toe; mijn vraag ging eerder over de erkenningen zelf en u hebt me daarover gerustgesteld.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik denk niet dat er nog een aanvulling nodig is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.