Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u wilt samen met minister Demir een ambitieus klimaatbeleid realiseren en de lokale besturen zullen daar een zeer belangrijke rol in spelen. U hebt ook een eigen klimaatplan voor de lokale besturen gelanceerd en een van de pijlers daarin is vergroening. U wilt dat de lokale besturen tegen 2030 6,6 miljoen extra bomen en 3300 kilometer haag planten.
U hebt dan ook uw schouders gezet onder het Bomencharter, een burgerinitiatief om lokale besturen te overtuigen extra bomen te planten. Intussen vond gisteren het eerste boscongres plaats, waarop u samen met minister Demir de lokale besturen hebt uitgenodigd. U hebt daar uitleg gegeven over de stappen die steden en gemeenten kunnen zetten en over de ondersteuning waarop zij kunnen rekenen. Ik wilde vragen wat die financiële ondersteuning precies is, maar intussen hebben we het blijde nieuws vernomen dat er 16 miljoen euro zal worden vrijgemaakt, 4 miljoen euro per jaar: 75 procent van de aankoopsom van de grond met een maximum van 5 euro per vierkante meter, als ik het allemaal goed heb gelezen.
Centen zijn één ding, maar geschikte gronden is nog iets helemaal anders, dat weet u ook. Mijn vraag is dan ook hoe u samen met de lokale besturen vanuit het beleidsdepartement Binnenlands Bestuur op zoek zult gaan naar een ambitieus bebossingsbeleid zonder daarbij de landbouwsector te destabiliseren.
Zal de financiering van die bossen afhankelijk zijn van het ondertekenen van dat Boomcharter of staat dat daar los van?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, ik heb hier een vijftien bladzijden tellend antwoord, maar ik zal u en ons dat niet aandoen dat voor te lezen, ik zal wel naar de kern van het betoog gaan.
Collega Demir werkt heel hard om dat bebossingsplan van Vlaanderen te realiseren in het kader van de klimaatambities, maar het gaat verder dan klimaatambities, het heeft ook te maken met welbevinden, biodiversiteit, levenskwaliteit enzovoort. Die 4000 hectare bossen die we extra willen, waarvan 750 hectare door de lokale besturen, zijn een belangrijke ambitie, die we allemaal omarmen. De lokale besturen spelen daar een belangrijke rol in.
In heel dat klimaatplan hebben we ons eigen lokaal klimaatplan. We geraken aan 32 procent daling van de CO2-reductie tegen 2030 met het plan van Vlaanderen. Maar daarnaast heeft minister Demir alle collega's opgeroepen om binnen de eigen sector te bekijken hoe ze nog meer kunnen doen. Ik heb daar dat burgemeestersconvenant als hefboom gebruikt. Op dit moment zijn er 86 gemeenten in Vlaanderen die gaan voor een daling van 40 procent van de CO2-reductie tegen 2030. Ze hebben dat convenant ondertekend, samen met tienduizenden andere burgemeesters in Europa. Dat is geen vrijblijvend engagement, dat is een engagement dat moet worden ingevuld, waar acties tegenover moeten worden geplaatst en dat wordt gemonitord. Men moet daar ook budgetten tegenover plaatsen.
U herinnert zich dat een van de onderdelen van dat plan was om te vergroenen, bomen bij te planten: één boom per Vlaming, 6,6 miljoen bomen. Een van de kritieken was toen dat daar geen middelen voor waren. Hoe zou men dit financieren? Ik heb toen proberen uit te leggen dat de gemeenten zich zelf hebben geëngageerd en dat niet alles geld moet kosten, waarbij ik een aantal voorbeelden heb gegeven die ik nu niet zal herhalen. Ik kan nu wel zeggen dat we een half jaar later wel die middelen hebben. Naast de middelen die collega Demir inzet, hebben wij zelf ook nog een recurrent bedrag van 10 miljoen euro voor klimaatacties. Het gaat dan niet alleen over bomen, het kan ook gaan over zonnepanelen, renoveren enzovoort. Die middelen zijn er, plus eenmalig 26,7 miljoen euro. Dat is afgerond 67 miljoen euro, een tegen een, een euro voor een euro, om dat lokale klimaatplan een extra duw in de rug te geven.
Het politieke spanningsveld zit voor een stuk bij de landbouw. Men moet ruimte vinden, wat niet evident is, en daarbij wordt nogal gemakkelijk naar de landbouw gekeken. Mijn filosofie is dat de lokale besturen daar heel belangrijke partners zijn. Ik heb zelf begin september de twee belangrijkste landbouworganisaties, u kent ze, op mijn kabinet ontvangen en met hen een open gesprek gevoerd. Ik heb hen proberen te overtuigen van die maatschappelijke doelstelling met aandacht voor de landbouw als dusdanig. Wie kan beter die dialoog op lokaal vlak mogelijk maken dan de lokale besturen om met alle respect rond de tafel te bekijken wat kan en wat niet kan?
Minister Demir en ikzelf hebben een expertisecentrum opgericht waarin men mee kan nadenken en kan meehelpen om problemen op te lossen. Ik geef twee voorbeelden. Waar zet men bomen langs een landweg? Dat heeft soms een enorme impact op de productiecapaciteit van een veld. Wanneer men die bomen aan de verkeerde kant zet, creëert men te veel schaduw, waardoor de opbrengst kleiner wordt. Landbouwers worden daar zenuwachtig van en dat is begrijpelijk. Wanneer men die bomen langs de juiste kant zet, zijn er veel minder problemen. Het is dat soort dialoog, kleinschalig, dat problemen kan voorkomen of oplossen. Bij een weiland waarop vee staat, kunnen bomen misschien net nuttig zijn om voor schaduw te zorgen.
We hebben ook een voorbeeld gekregen van de burgemeester uit Ranst. Hij wilde op een bepaalde plaats bebossen, maar botste op protest van landbouwers die de grond die op dat moment niet voor de landbouw werd gebruikt, daar in de toekomst wel voor willen gebruiken.
Maar dan is hij de dialoog aangegaan met de landbouwers en heeft hij gevraagd wat zij als mogelijke oplossing zagen voor bebossing. Ze zijn dan tot een oplossing gekomen waarmee iedereen tevreden was. Dat soort lokale dialoog, met respect voor iedereen, heeft volgens mij veel meer slaagkansen dan dat louter theoretisch, abstract te voeren op het niveau van Vlaanderen. Soms zul je op die manier geen oplossing vinden of zul je je ambities niet volledig kunnen realiseren. Soms kun je misschien meer doen dan oorspronkelijk verwacht. Ik ben een voorstander van die aanpak, gebaseerd op dialoog en niet op basis van ‘armenomwringerij’ en dergelijke. Ik denk dat we zo heel ver kunnen geraken.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik vind het heel goed dat er zowel recurrente als eenmalige middelen zijn voor die lokale klimaatplannen. Als ik het goed heb, minister, hebt u ook al 1 miljoen euro voorzien voor de lokale klimaattafels. Kunt u misschien een tipje van de sluier lichten inzake die 10 en die 26 miljoen euro? Gaan die middelen naar daadkracht? Er werd al heel veel over gesproken en vele lokale besturen hebben al een burgemeestersconvenant. Ik wil vragen om in te zetten op de uitvoering van die klimaatplannen.
Ik denk dat we bondgenoten zijn van elkaar om dat te doen. Ik vind ook dat klimaattafels wat te ‘plannerig’ klinkt. Klimaattafels zijn bedoeld om expertise samen te brengen en dingen gedaan te krijgen. Zoals jullie weten, ben ik geen voorstander van veel plannen, maar eerder van actie en voluntarisme, van dingen vooruit helpen. Ik wil die middelen dus vooral inzetten voor het betalen van concrete dingen op het terrein die het verschil maken. Het planten van een boom, het planten van een haag, het leggen van zonnepanelen, het gebruiken van deelwagens, het gebruiken van leds voor openbare verlichting: dat soort dingen willen we financieren. Dat is de richting waarin wij kijken. ‘Een euro voor een euro’: die dingen zijn mogelijk.
Ik denk dat er inderdaad op lokaal vlak convenanten afgesloten moeten worden. Ik heb al dikwijls een lans gebroken voor het volgende. De compensatieregel waarbij bomen die omgehakt worden, elders gecompenseerd worden, vind ik op zich goed. Maar ik stel vast dat dat soms contraproductief is. Er zijn mensen die onbebouwde percelen liggen hebben, vaak in dorpskernen. Wat doen zij wanneer er daar bomen beginnen op te schieten? Ze gaan die op tijd kappen om later niet te moeten voldoen aan die compensatieregel. Ik weet niet hoe je dat moet aanpakken, maar eigenlijk zou je tot een systeem moeten kunnen komen waarin eigenaars van gronden die niet bebost zijn en ook niet in landbouwarsenaal liggen maar dus vrij zijn voor toekomstige ontwikkeling – want er zijn allerlei redenen waarom mensen een perceel laten liggen –, niet bestraft worden wanneer die gronden bebost worden. Zo kom je tot een vergroening van de dorps- en stadscentra. Dat is een idee dat ik hier naar voren wil brengen: niet penaliseren maar zelfs promoten, al is het maar door te gedogen.
‘Great minds think alike’, voorzitter. In de Vlaamse Regering wordt nu gepraat over de notie van ‘tijdelijk groen’. Daarbij zouden bepaalde gronden expliciet tijdelijk bebost of tijdelijk vergroend worden zonder een voorafname te zijn op een toekomstig statuut. Wat u zegt, is een realiteit. Ik voel dat sommige mensen denken: we hebben hier nog een perceeltje bouwgrond liggen, waar de kleinkindjes misschien over twintig jaar op bouwen, maar we durven er niet goed bomen op te zetten, want over 20 jaar zijn dat grote bomen waarmee we geen weg weten. Ook sommige Vlaamse administraties staan voor datzelfde probleem: ze aarzelen soms om op bepaalde percelen bomen te plaatsen omdat dat consequenties kan hebben. Daarom is er het concept van dat tijdelijk groen. Ik ben daar geen specialist in, maar heb me wel laten vertellen dat dat ook bestaat in Nederland. Dat zou een mogelijke oplossing kunnen bieden om versneld extra inspanningen te doen inzake de opslag van CO2. Laten we eerlijk zijn: op het vlak van biodiversiteit zal dat bescheiden zijn. Maar het kan wel een verschil maken op het vlak van klimaatmaatregelen, uitzicht, kwaliteit, levensvreugde van mensen.
Collega Zuhal Demir is een specialist inzake de piste die daar bewandeld wordt. Ze kent alles van bomen en bossen.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw engagement en deze ... (onverstaanbaar) ... woorden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.