Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, zowel het ondersteuningscentrum jeugdzorg (OCJ) als de sociale diensten van de jeugdrechtbank vervullen een cruciale rol in het hulpverleningslandschap. Het ondersteuningscentrum jeugdzorg is een gemandateerde voorziening en heeft de taak om verontrustende situaties en de maatschappelijke noodzaak voor hulpverlening te onderzoeken en op te volgen. De sociale dienst van de jeugdrechtbank vervult opdrachten van sociale aard ten behoeve van personen voor wie een gerechtelijke maatregel werd genomen en volgt opgelegde maatregelen van minderjarige delictplegers op. De implementatie van het nieuwe jeugddelinquentierecht zorgt er echter voor dat deze diensten extra taken krijgen, wat dan ook extra werk teweegbrengt.
Minister, in uw beleidsnota hebt u aangegeven dat u zult zorgen voor de versterking van de werking van de ondersteuningscentra jeugdzorg en de sociale diensten in de jeugdrechtbank. U gaf ook aan dat een versterking van deze diensten noodzakelijk is zodat een kwaliteitsvolle, oplossingsgerichte en multidisciplinaire benadering van de aan hen gewezen minderjarigen gegarandeerd blijft. Die versterking is dan ook enkel aan te moedigen. Ik ben dan ook benieuwd hoe u die versterking plant te realiseren.
Minister, hoeveel dossiers werden er de afgelopen jaren behandeld door deze diensten? Graag een opsplitsing per jaar en per dienst.
Hoe evalueert u de huidige capaciteit van deze diensten? Bent u van plan om extra consulenten voor de sociale diensten te voorzien? Zo ja, binnen welke termijn?
Welke initiatieven neemt u om deze diensten te versterken en de werking te verbeteren? Binnen welke termijn denkt u dit gerealiseerd te hebben?
Welke initiatieven zult u nemen om de werkdruk te verminderen?
Minister Beke heeft het woord.
Wat betreft de diensten OCJ’s en de sociale diensten voor gerechtelijke jeugdhulp (SDJ’s) geef ik achtereenvolgens de cijfers voor 2017, 2018 en 2019. In 2017 gaat het in totaal om 21.846 actieve dossiers, waarvan 7654 bij de OCJ’s en 14.192 bij de SDJ’s. In 2018 gaat het over 26.265 dossiers waarin minstens één actie is gebeurd, waarvan 10.124 bij het OCJ en 16.141 bij de SDJ. In 2019 gaat het in totaal over 27.022 dossiers, waarvan 12.143 bij het OCJ en 14.879 bij de SDJ.
De intensiteit van de interventies en de opvolging is erg verschillend per dossier. Actieve dossiers zijn dossiers waarin minstens één actie is gebeurd in de loop van het betreffende kalenderjaar.
Momenteel beschikken we over 386 vte’s verspreid over de twee diensten die instaan voor opvolging van de dossiers. Er loopt momenteel een werklastoefening onder begeleiding van Deloitte. Deze oefening kadert in de implementatie van ‘Signs of Safety’. De effectieve meting zal eind 2020 plaatsvinden. We zullen de resultaten van die oefening meenemen in een bredere oefening over de gemandateerde voorzieningen en de sociale diensten.
In het regeerakkoord en de beleidsnota staan twee doelstellingen die rechtstreeks verband houden met de capaciteit en de werking van deze diensten en hiermee interfereren. We brengen de expertise van de ondersteuningscentra jeugdzorg en de vertrouwenscentra kindermishandeling samen tot één gemandateerde voorziening die 24/7 bereikbaar is als duidelijk aanspreekpunt bij maatschappelijke verontrusting. We versterken de werking van de OCJ’s en SDJ’s. Veel zal ook afhangen van de manier waarop we de samenwerking met de private voorzieningen die instaan voor de contextbegeleiding van de betrokken gezinnen, organiseren. Een goede rolverdeling tussen SDJ’s, gemandateerde voorzieningen en private voorzieningen kan ook hier leiden tot een efficiënte samenwerking.
Gesprekken tussen de vertrouwenscentra en de OCJ’s met betrekking tot samenwerking zijn lopende. De werklastoefening door Deloitte is in volle voorbereiding. We hebben vorige week een oproep gelanceerd naar de private voorzieningen voor de opstart van een proefproject waarin een intensieve samenwerking met de gemandateerde voorzieningen en de sociale diensten een heel belangrijk aspect is.
Naast de initiatieven die ik al in antwoord op uw vorige vraag aanhaalde, kan ik nog meegeven dat we op dit moment in het uitbreidingsbeleid voor de jeugdhulp in een budget van 2 miljoen euro voorzien om de samenwerking tussen VK, OCJ en SDJ voor gerechtelijke jeugdhulp te versterken. Die middelen zijn momenteel voorzien vanaf 2023.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Beide diensten vervullen cruciale functies in de begeleiding van minderjarigen. Een goede ondersteuning is dan ook noodzakelijk. Het is de Vlaamse Regering die instaat voor het bepalen van andere regels voor intervisie en supervisie van de personeelsleden van de sociale diensten, alsook de wijze waarop hun werking en de kwaliteit van hun dienstverlening worden geëvalueerd. Kunt u toelichten hoe de werking en de kwaliteit van de dienstverlening van de sociale diensten wordt geëvalueerd en hoe er wordt voorzien in intervisie en supervisie?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat er gesprekken lopende zijn tussen de OCJ’s en VK’s over eenmaking. Hebt u ook een kalender over wanneer dit traject klaar kan zijn?
De administratie heeft het decreet Jeugdhulp geëvalueerd. We hebben gezegd dat we daar nog eens een hoorzitting over zullen houden. Een van de elementen die daarin naar voren kwam, was dat er vandaag niemand is in de capaciteit van de hulpverlening die het hele traject voor jongeren overschouwt. Dat wordt als een gemis ervaren. Het zou ook kunnen zorgen voor continuïteit, maar vandaag doet niemand dat omdat er angst is voor extra taken en administratie. Vanuit de focusgroepen wordt er nochtans gedacht aan het OCJ of de SDJ om die opdracht op te nemen.
Minister, zult u tijd en ruimte vrijmaken voor de medewerkers van de SDJ’s of OCJ’s om effectief die taak op zich te nemen? Hoe staat u daartegenover?
Minister Beke heeft het woord.
Dat zijn goeie vragen, waar ik niet meteen bijkomende antwoorden op heb.
De intervisie en supervisie maken deel uit van de werking van de diensten. Door de implementatie wordt dat nog verder versterkt.
Mijnheer Parys, we hebben nog geen concrete kalender om daar verder mee aan de slag te gaan. Dat wordt verder opgenomen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u daar niet meteen een antwoord op kunt geven. Indien mogelijk, zou ik toch graag schriftelijk nog een uitgebreider antwoord krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.