Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Minister-president, een tijdje gelden hebt u in Terzake naar aanleiding van de moeilijkheden omtrent de mondmaskervoorraden, gezegd dat we moeten bekijken hoe we de productiecapaciteit van zulke strategische goederen kunnen behouden. Een gelijkaardig geluid hoorden we reeds op andere niveaus.
De coronacrisis heeft aangetoond dat het voor onze nationale veiligheid en de volksgezondheid belangrijk is om voor de productie van levensnoodzakelijke goederen zelfvoorzienend te zijn. Het Vlaamse bedrijfsleven heeft zich tijdens deze crisis zeer veerkrachtig en flexibel getoond en heeft ingespeeld op deze noden. We mogen daar trots op zijn, maar we moeten nadenken over de manier om daar in de toekomst mee aan de slag te gaan. Er ligt nog heel wat werk op de plank, vandaar mijn volgende vragen, minister-president.
Kunt u uw inzichten delen over welke strategische goederen het volgens u zoal gaat? Waarop baseert u zich voor deze selectie? Welke risico’s brengt men hierbij in rekening?
Welke mogelijkheden ter ondersteuning en stimulering van deze productiebedrijven ziet u hiervoor? Bent u bereid om te investeren in aandelen? Denkt u aan subsidiëringen of andere maatregelen ter stimulering van die productie?
Liggen er voor de vermelde elementen al concrete denkpistes of initiatieven op tafel?
Welke stappen dienen er volgens u gezet te worden om dat effectief te realiseren?
Op welke termijn ziet u dit?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Van Peteghem, tijdens deze crisis hebben we vastgesteld dat er problemen waren met onder meer de aankoop van mondmaskers en ander beschermingsmateriaal. Naar aanleiding hiervan heb ik onder meer in Terzake en in interviews die de komende dagen nog zullen verschijnen inderdaad deze problematiek aangehaald. Een van de grote leerpunten van deze crisis bestaat erin dat we moeten nagaan voor welke strategische goederen we de beschikbaarheid moeten garanderen, zodat we sneller kunnen schakelen in geval van crisissen.
Op dit moment zitten we in mijn beleving echter nog maar in de tweede fase van deze crisis. Fase één was het acuut beheer van de crisis, fase twee is het langzaam terugkeren richting het normale. Enerzijds leggen we dus de focus op het langzaamaan terugkeren naar de normaliteit en anderzijds op de opbouw van een strategische en solidariteitsstock voor de komende maanden. We ondernemen dit opdat we afdoende voorbereid zouden zijn in het geval de pandemie opnieuw zou opflakkeren.
In een derde fase komt het relanceplan. Ik wil nog niet op de zaken vooruitlopen, maar ik zou dit als punt willen meenemen tijdens de evaluatie van de coronacrisis en de aanpak ervan. Het is voor mij in deze fase dus nog veel te vroeg om te antwoorden op uw concrete vragen. We zijn met die denkoefening nog niet gestart, ik denk dat zich dat wel opdringt.
Ik zeg nog eens heel duidelijk hoe ik dat zie. Er zijn een aantal mogelijkheden. Wat doen we in Vlaanderen? Wat doen we op Europese schaal? Blijven we produceren of houden we de productiecapaciteit ter beschikking? Dat zijn verschillende invalshoeken. Ik kan me voorstellen dat men naargelang van het strategisch goed een andere positie inneemt. Waarom zijn we met die oefening nog niet gestart? Ik wil dit uit de enge benadering van de coronacrisis houden. We moeten die oefening in het algemeen maken. Vandaag hebben we een pandemie, morgen hebben we misschien te maken met gigantische branden in natuurgebieden of zo en dan zijn er andere dingen nodig dan mondmaskers en beschermingsmiddelen tegen een pandemie. We moeten die oefening globaal maken en kijken wie welke taak daarin heeft. Wat is voor Vlaanderen? Wat voor Europa?
Dit is een lang antwoord om te kunnen zeggen dat we die denkoefening nog niet gestart zijn, maar ze staat wel op de agenda in het kader van het relancebeleid.
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Ik deel uw mening, minister-president, want het is een heel belangrijk debat en ik ben blij dat u het zelf ook op tafel legt. Dat doet u in uw interviews en u zult dit de volgende dagen ook nog eens in andere interviews doen. Dit is een belangrijk debat en we moeten dat op een goede manier aanpakken.
De eerste vraag is natuurlijk welke beslissingen we allemaal moeten nemen. We moeten beslissen wat strategische producten zijn. U haalt deze vraag terecht aan. Vandaag zijn dat mondmaskers, handgels, schorten, enzovoort. Morgen zijn dat misschien heel andere producten. We moeten ons daarop voorbereiden en een risicoanalyse maken.
De tweede vraag is natuurlijk even belangrijk: hoe pakken we dat aan en op welk niveau zullen we dat aanpakken? U zegt terecht dat we sommige zaken op Europees niveau moeten aanpakken, maar we hebben tijdens de crisis gezien dat mondmaskers uit Duitsland niet eens in België geraakten. We kunnen het op Europees niveau proberen te organiseren, maar we slagen er dan toch niet in om de producten naar onze eigen regio te brengen.
De vraag is dan of we zelf in productiecapaciteit zullen voorzien en zullen investeren in een aantal belangrijke sectoren. Of zullen we gewoon een voorraad inslaan, zodat we zeker zijn dat we een bepaalde periode kunnen overbruggen? Het is een zeer complex probleem. Ik ben blij dat u ook zegt dat we op dit ogenblik bezig zijn om toch al voor een voorraad te zorgen voor het geval het coronavirus opnieuw oplaait. Belangrijk is welke evaluatie we zullen maken en welke durf we op regionaal en nationaal niveau aan de dag zullen leggen om effectief in deze strategische goederen te investeren. Het zal geld kosten om een strategische voorraad aan te leggen. We kijken vandaag naar de strategische voorraad van Finland en we vinden dat fantastisch, maar daar is de voorbije jaren heel veel geld naartoe gegaan. Ik begrijp dat u zegt dat we dat vandaag niet in een-twee-drie kunnen oplossen, maar het is een heel belangrijk debat dat we moeten voeren.
In deze crisis hebben we gezien dat onze bedrijven een zeer grote wendbaarheid hebben. We hebben lingeriefabrikanten gezien die schorten en mondmaskers maakten, we hebben jeneverstokerijen gezien die alcoholgel maakten. Het is fantastisch om te zien dat onze industrie zeer wendbaar is, maar dat is allemaal op vrijwillige basis gebeurd. Is er een optie waarin we ook bekijken of we bedrijven kunnen verplichten om een bepaalde capaciteit ter beschikking te stellen voor de productie van die goederen? Ik denk dan een beetje aan de Defense Production Act in de Verenigde Staten. Kunnen we iets gelijkaardigs op het Belgische of Vlaamse niveau implementeren?
De heer Muyters heeft het woord.
Ik wil alleen reageren op dat laatste punt. Bedrijven verplichten wat ze moeten doen, vind ik nogal een zware manier van werken. Dat er afspraken worden gemaakt en contracten met bedrijven worden afgesloten om een zekere capaciteit te leveren, lijkt me een goede manier van werken. Maar als overheid onze bedrijven verplichten dat zij een bepaalde capaciteit hoe dan ook moeten vrijhouden voor deze productie, lijkt mij een stap te ver. Ik vind uw vraagstelling heel terecht, mijnheer Van Peteghem. Dat zijn allemaal zaken waarmee we ons effectief moeten bezighouden en het is een belangrijk onderdeel van een algemene toekomstvisie, maar ik zou dat laatste punt toch iets genuanceerder willen benaderen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Zoals ik daarnet zei, we moeten nog starten met die denkoefening. Het is dus moeilijk om daar voorafnames op te doen. Wat bedrijven verplichten betreft, what’s in a word? Ik denk dat je wel afspraken met bedrijven kunt maken. Als je aan bedrijven vraagt om een bepaalde productiecapaciteit ter beschikking te houden, in het algemeen belang, dan moet je die bedrijven daar ook voor vergoeden. Natuurlijk, als je aan bedrijven vraagt om die maskers te produceren, ook als je ze in China goedkoper kunt kopen, en je nam als Vlaamse overheid de verplichting op je om die maskers te kopen, dan zijn die bedrijven vergoed. Dat is weer een ander model. Het is nog te vroeg om voorafnames te doen. Als je een bedrijf vraagt om zijn fabriekshal klaar te houden, met up-to-date, hypermodern productiemateriaal, zodat het overnight kan opstarten bij een crisis, en aan de aandeelhouders uit te leggen dat het dat moet doen, maar dat het daar 0,0 euro vergoeding voor krijgt ... De bedrijven die daartoe bereid zijn, die zal ik mijn telefoonnummer geven. Die mogen eens bellen. Ik denk dat het er redelijk weinig zijn. In dit geval is de uitspraak ‘leven en laten leven’ heel toepasselijk.
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Uiteraard hoeft het voor mij niet per se op die manier, maar in de VS gebeurt het wel. Daar is er de Defense Production Act: de president kan een bepaald bedrijf opleggen bepaalde zaken te gaan produceren, zelfs al is dat een verlies voor het bedrijf. Ik pleit daar niet per se voor, maar we moeten natuurlijk wel de vraag stellen hoe we die capaciteit ter beschikking kunnen houden op het moment dat dat echt nodig is. Ik denk echter dat het debat te belangrijk is om enkel op dat punt te focussen. Waarover het gaat, is het volgende. Welke strategische producten willen we hebben om welke risico’s te dekken, en op welke manier gaan we die productie of die voorraad opbouwen? Ik kijk uit naar het verdere debat dat we daarover zullen hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.