Verslag vergadering Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, extremisme en radicalisering komen in vele vormen voor en ik was dan ook bijzonder verontrust door de berichten die ik onlangs in de krant las over het feit dat er in Rusland zomerkampen worden georganiseerd voor extreemrechtse jongeren. De Duitse inlichtingendiensten maken zich grote zorgen over reizen die al sinds 2017 plaatsvinden naar dat soort trainingskampen. Er bevinden zich in Sint-Petersburg twee trainingskampen waar deelnemers militaire technieken leren. Ze gaan er om met zware wapens, werken met explosieven of trainen voor gevechten op korte afstand in een stadsguerrillastijl.
De kampen, met namen als Partizan en Reserv, worden georganiseerd door een beweging genaamd Russische Imperiale Beweging (RIM). De groep telt een duizendtal leden en trainde in het verleden ook twee Zweden die daadwerkelijk terreuraanslagen pleegden, onder andere op asielcentra.
Onder de deelnemers aan deze kampen in Sint-Petersburg bevinden zich onder meer Duitse neonazi’s van Het Derde Pad en de Duitse uiterst rechtse Nationaal-Democratische Partij, maar ook enkele Zweedse en Finse jongeren. Deze jongeren gingen vervolgens ook effectief aan het Oekraïense front vechten.
Ook de Amerikaanse inlichtingendiensten tonen zich zeer bezorgd over deze extreemrechtse trainings- en opleidingskampen in Rusland en de structurele steun van Rusland aan extreemrechts in Europa.
Minister, hebt u indicaties dat er ook Vlaamse jongeren deelnemen aan deze trainingskampen? Hebt u contact gehad met de bevoegde veiligheidsdiensten over deze kampen? Op welke manier wordt de relatie tussen Rusland en gewelddadig extreemrechts in kaart gebracht? Hebt u er zicht op of deze Russische organisaties ook actief zijn in Vlaanderen? Bent u het met mij eens dat de link tussen Russisch extremisme en Vlaams extreemrechts een bedreiging kan vormen voor onze democratie?
Minister Demir heeft het woord.
Voor wat de justitiehuizen betreft, dus justitiabelen die reeds veroordeeld zijn voor radicalisering, is er geen informatie beschikbaar over deze trainingskampen in Rusland of deelnemers hieraan. Uit navraag bij het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) blijkt dat er geen Belgen aan Russische trainingskampen hebben deelgenomen. Er is dus geen indicatie dat er ook Vlaamse jongeren naar daar gegaan zijn. Daarnaast blijken er ook geen directe links te bestaan tussen deze Russische groeperingen en groepen in ons land en Vlaanderen. Vooralsnog is er dus geen indicatie dat onze jongeren op dit moment betrokken zijn bij die Russische organisaties. Dat is volgens de gegevens die ik op dit moment heb.
Voor uw andere vragen verwijs ik ook naar de federale minister van Justitie die deze week dezelfde vraag van uw partijgenoot Jessika Soors in de Kamer beantwoordde. Hij gaf aan dat er de afgelopen jaren een twintigtal extreemrechtse Belgen naar militaire trainingskampen in het buitenland zijn geweest. Het zou voornamelijk gaan om opleidingen in Oost-Europa en landen van de vroegere Sovjet-Unie.
Op dit moment staan er 22 personen in de databank als haatpropagandist geïnspireerd op rechts-extremistisch gedachtegoed, tegenover 50 gebaseerd op islamistisch extremisme en 10 op basis van links-extremistisch gedachtegoed.
Mocht er dus iemand in de toekomst terugkeren vanuit zo’n trainingskamp en worden opgenomen in de databank, dan kan deze persoon verder worden opgevolgd door de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s). We werken aan het decretale kader voor deelname van Vlaamse diensten en voorzieningen aan deze LIVC’s. Hierdoor kunnen deze diensten de nodige informatie meedelen, met het oog op het voorkomen van terroristische misdrijven en zonder dat ze hun eventuele beroepsgeheim moeten schenden. Ook diensten die werken rond jongeren zijn hierin opgenomen. Een eerste ontwerp van tekst is momenteel afgerond en wordt deze week nog voorgelegd aan de andere bevoegde kabinetten, en daarna aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), OCAD en het Vlaams Platform radicalisering, alvorens het aan de regering voor te leggen.
Wat mijn bevoegdheden betreft met betrekking tot de justitiehuizen, kan ik nog toevoegen dat onze justitieassistenten radicalisering de informatie uit de databank mogen gebruiken bij hun begeleiding van geradicaliseerden, wat ze ook doen. Als dus in de databankinfo iets vermeld staat over mogelijke rechts-extremistische trainingskampen, dan kan de justitieassistent bij een begeleiding daar ook rekening mee houden. Dat zullen we ook doen, de richtlijn zal zo worden gegeven. Maar zoals reeds vermeld, is dat nog niet voorgevallen binnen de justitiehuizen zelf.
In het najaar zal er ook een verbindingsofficier van de geïntegreerde politie worden aangesteld tussen Vlaanderen en de federale overheid.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, het is heel belangrijk dat we de vinger aan de pols houden. In verschillende kranten heb ik al gelezen dat rechts-extremisme ook in opmars is in Europa en dat baart me bijzonder veel zorgen. Ik hoor u antwoorden dat er op het Vlaamse niveau op dit moment nog geen info is bij de justitiehuizen over dergelijke gevallen.
Maar ik heb natuurlijk ook het antwoord gelezen van minister Geens, dat er wel al Belgen vertrokken zijn naar extreemrechtse trainingskampen. Ik denk dat we dat ook vanuit Vlaanderen zeer nauw moeten opvolgen. Ik ben blij dat alles al in stelling wordt gebracht om dat ook te kunnen doen mocht het zover komen. Want ik weet niet of het toeval was of niet, maar toen ik twee jaar geleden op vakantie was in Roemenië, ben ik daar een bende van Schild & Vrienden tegengekomen. Ik heb mij altijd afgevraagd wat ze daar aan het doen waren. En ik lees nu ook dat ze bezig zijn met het voorbereiden van gevechtstrainingen. U begrijpt dat ik mij daar zeer veel zorgen over maak. Het spreekt voor zich dat ik daar zo nodig in deze commissie op zal terugkomen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, het spreekt voor zich dat, als Vlaamse jongeren daarbij betrokken waren, als zij strafbare feiten hebben gepleegd, zij daarvoor moeten worden gestraft. Het is ook belangrijk dat er wordt onderzocht wat de verhouding was tussen Vlaamse, Waalse en Brusselse jongeren zodat onze LIVC’s de juiste informatie krijgen.
Wat ik ook nog belangrijk vind om hier mee te geven, is dat het actieplan dat wij vorige legislatuur hebben opgesteld, betrekking heeft op alle soorten ideologieën en levensovertuigingen. Er mag daarin geen onderscheid worden gemaakt. En dat zie je dan ook in de acties die daarin worden opgenomen. Nagenoeg allemaal hebben ze betrekking op alle soorten extremisme, en dan vooral gewelddadige radicalisering. Ik vind het heel belangrijk dat we dat niet uit het oog verliezen. Ik wil de collega's er dan ook toe oproepen om, als er gewerkt wordt aan een nieuw actieplan voor de toekomst, daarin geen onderscheid te maken. Voor mij is het niet de actor die belangrijk is, maar de actie zelf. En het gaat over gewelddadige radicalisering, om het even welke motieven zich daarachter bevinden. Ik vind het heel belangrijk dat we in de toekomst op diezelfde lijn blijven voortwerken.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ‘Er is een toenemende dreiging van extreemrechts.’ Dat is niet wat ík zeg, maar wel wat Paul Van Tigchelt een maand geleden heeft gezegd. En Paul Van Tigchelt van het OCAD is tijdens de vorige legislatuur een veel geziene gast geweest in deze commissie, omdat hij de vinger heel goed aan de pols houdt van wat er beweegt in onze maatschappij.
Ik heb vorige legislatuur een vraag gesteld over de thematiek van extreemrechtse radicalisering, omdat er toen ook leerkrachten aan de alarmbel trokken. Zij merkten in de klaslokalen dingen op waarmee ze niet aan de slag konden. Zij merkten dat jongeren heel verregaande gedachten hadden en vroegen zich af hoe ze daarmee moesten omgaan. Daarom trokken ze aan de alarmbel.
Dat deed mij terugdenken aan een paar jaar voordien, toen diezelfde leerkrachten aan de alarmbel trokken omdat ze zagen dat heel wat jongeren in stedelijke context dweepten met de ‘glamour’ van jihadistische extremistische bewegingen. Dat signaal moet dus echt wel heel serieus worden genomen. Gekoppeld aan het feit dat er inderdaad een twintigtal Belgen zijn meegegaan naar zulke extremistische kampen, moeten we allemaal heel waakzaam zijn en dit serieus nemen. We mogen ook niet de fout maken te denken dat dat in het buitenland gebeurt en dus niet hier. Want als het gebeurt in Duitsland of in Frankrijk, dan is de kans zeer groot dat zulke dingen ook overwaaien naar ons land. Denk er ook aan dat deze commissie werd opgericht na de dodelijke aanslagen op Charlie Hebdo, omdat we wisten dat Vlaanderen en België niet konden achterblijven.
Minister, ik heb niet zozeer een concrete vraag voor u, maar ik wil zeggen dat ik het deels eens ben met collega Sminate. Wij, parlementsleden, democraten, moeten één duidelijke lijn trekken, tegen élke vorm van gewelddadige radicalisering. Het maakt mij niet uit of die extreemlinks, extreemrechts, extreemreligieus, of zelfs extreemgroen, -geel, -blauw of -rood is. Dat maakt mij niet uit. De mensen die overgaan tot gewelddadige radicalisering, díe moeten wij, democraten, aanpakken.
Hier in Vlaanderen hebben we vooral het preventieve luik in handen. Hier in Vlaanderen moeten we er vooral voor zorgen dat jongeren niet in de valstrik trappen van dat soort ideologie. Dat zijn de tools die we hier hebben.
Minister, mijn concrete vraag aan u is dan ook: neem dat op in de toekomstige plannen, breed over de hele Vlaamse Regering, in de preventieve maatregelen, in het debat om ervoor te zorgen dat we dat kunnen voorkomen, neem het op in alle geledingen van de maatschappij en de regering zodat we ervan doordrongen zijn.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik wil dat volmondig bijtreden. Ik denk dat het een belangrijke taak is voor de LIVC’s, en wij doen dat vandaag. Ik heb er daarstraks ook naar verwezen. Het gaat eigenlijk over extreem gedrag in de breedst mogelijke betekenis van het woord. Vanaf het moment dat het ontwrichtend is en een gevaar is voor onze samenleving moet het op onze radar komen, en dat gebeurt. Ik denk inderdaad dat daar wel wat aandacht aan kan worden geschonken.
Minister, ik kom nog heel even terug op de vorige discussie. Er werd verwezen naar de bestuurlijke handhaving. Er is in dezen sprake van linken met Rusland, en ook in dit geval is de georganiseerde misdaad nooit veraf. Het klopt dat die handhaving nog in haar kinderschoenen staat, maar het klopt natuurlijk ook niet dat we nog niets hebben. Er zijn de Arrondissementele Informatie- en Expertisecentra (ARIEC’s), die wel degelijk goed werken, in onze provincie en in Antwerpen. Ik denk dat men die kans moet nemen om ook daar naar een nauwe samenwerking met die LIVC’s te gaan.
Minister Demir heeft het woord.
We hebben twee ARIEC’s in Vlaanderen. We zijn daar ook gaan kijken. We willen dat over heel Vlaanderen uitrollen. We zijn daarmee bezig, maar ik heb helaas veel bevoegdheden en weinig adviseurs en kan dus ook niet toveren. Dat komt er echter aan, net als dat ontwerp van LIVC-decreet er nog voor het reces komt. Het goede is dat ook de onderwijs- en sportsector enzovoort, betrokken zullen zijn, dus zeker ook de scholen. Daarom zijn we ook bezig met een actieplan ter preventie van radicalisering. Alle vormen van extremisme – er werden verschillende genoemd – zullen in dat actieplan voorkomen. Het actieplan zal ook verschillende domeinen omvatten, van Onderwijs tot Sport. Het lijkt me goed dat we dat hier dan ook ten gronde kunnen bespreken. Ik denk dat het voor zich spreekt dat we alle vormen van extreem gedachtegoed die een gevaar betekenen voor onze samenleving, mee bestrijden.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik hoop dat we het erover eens zijn dat geweld en radicalisme in onze democratische samenleving geen plaats hebben, en dan gaat het inderdaad van extreemrechts tot extreemlinks. Ik sluit me dus volmondig aan bij de oproep om in het kader van het actieplan inzake deradicalisering, maar ook in de commissie na te denken over hoe we dat in de eerste plaats kunnen voorkomen. Ik ben dus blij dat daarover wordt nagedacht.
Tot slot wil ik een oproep doen om misschien toch ook al na te denken over wat we gaan doen op het moment dat er toch geradicaliseerde extreemrechtse jongeren of volwassenen terugkeren. Ik acht dat niet onmogelijk, als je bekijkt wat er in de andere Europese landen gebeurt, dus ik denk dat we ook over de volgende stap moeten durven nadenken en ook daarvoor deradicaliseringstrajecten op de agenda moeten zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.