Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Uit een onderzoek van de Antwerp Management School in samenwerking met De Tijd en hr-dienstverlener SD Worx blijkt dat een op tien werknemers zijn competenties op de werkvloer als overbodig beschouwt. Ze vinden niet dat hun capaciteiten passen bij de ontwikkelingen van het bedrijf. Dit blijkt vooral het geval te zijn bij werknemers die al lang dezelfde job uitoefenen en werknemers die routinetaken uitvoeren, bij administratief medewerkers, pakjesbezorgers of winkelbedienden.
Ook een op acht werknemers geeft aan dat zij vinden dat hun vaardigheden niet langer gegeerd zijn op de arbeidsmarkt. Ze stellen moeite te hebben om de ontwikkelingen in hun vakgebied te volgen en vrezen voor hun job bij een reorganisatie van het bedrijf.
Het zijn niet alleen de werknemers die twijfelen aan hun eigen competenties, ook bijna een op drie werkgevers maakt zich zorgen over de interne inzetbaarheid van hun medewerkers. Zij vrezen hun werknemers niet te kunnen inzetten in andere functies indien dit nodig zou blijken. Meer dan een op drie werkgevers vreest dat heel wat werknemers op termijn overbodig zullen worden als gevolg van de technologische ontwikkelingen. Medewerkers toekomstbestendig maken blijft dan ook ontegensprekelijk een gedeelde verantwoordelijkheid.
Minister, een mentaliteitswijziging voor het levenslang leren start bij het erkennen van de noodzaak om de competenties blijvend te versterken. Wat zult u ondernemen om werknemers en werkgevers te sensibiliseren om blijvend te investeren in competenties in functie van de jobs van de toekomst?
Hoe kunnen we de inzetbaarheid van werknemers op de interne en externe arbeidsmarkt verhogen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Claes, bedankt voor deze zeer interessante vraag. In uw toelichting gaf u al aan dat medewerkers toekomstbestendig maken een enorme uitdaging blijft, zeker als uit hetzelfde onderzoek blijkt dat zowat de helft van de werknemers – 51 procent – en van de leidinggevenden –57 procent – aangeeft dat leren omgaan met verandering de belangrijkste vaardigheid is voor de toekomst. Ik ben het daarmee eens.
De bevraging waarop het onderzoek is gebaseerd werd afgenomen in februari 2020, vlak voor de coronacrisis. Ik neem aan dat iedereen sindsdien een enorme wake-upcall heeft gekregen dat dit in een snel veranderende samenleving inderdaad een zeer belangrijke vaardigheid is.
De resultaten uit het geciteerde onderzoek kunnen ook positief geïnterpreteerd worden. Een aandeel van de werknemers ziet namelijk in dat zijn of haar competenties verouderd zijn. Dit eigen loopbaaninzicht kan net een belangrijke basis vormen voor het bewust volgen van opleidingen door werknemers of het aanbieden van bepaalde opleidingen door werkgevers.
Gisteren is trouwens het eerste monitoringsrapport van het Departement Werk en Sociale Economie en het Steunpunt Werk gepubliceerd. Ik raad iedereen aan om dat zeer boeiende document te lezen. Daaruit blijkt dat werknemers vooral opleiding volgen om hun huidige job beter te doen en minder vanuit loopbaanperspectief.
Ook werkgevers geven nog al te vaak opleiding die vooral gericht is op technische, praktische en jobspecifieke competenties die nodig zijn voor de huidige job. Wanneer werkgevers moeten aangeven welke competenties belangrijk zullen zijn in de toekomst, noemen ze andere competenties, zoals werken in teamverband en probleemoplossend denken. Maar het aandeel bedrijven dat hier specifiek gericht opleidingen voor aanbiedt, is veel kleiner.
Zowel werknemers als werkgevers moeten dus nog de vertaling maken van het inzien van competentienoden naar het volgen en aanbieden van de juiste opleidingen.
Wij maken deze legislatuur verder werk van een competentieprognosemodel. Op macroniveau zal dit zijn verdere uitrol krijgen binnen het vernieuwd Steunpunt Werk. Op korte termijn, nog deze zomer, zal er ook een ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) gelanceerd worden waarbij partnerschappen van bedrijven, innovatieactoren, onderwijs- en opleidingsactoren en sociale partners aan de slag gaan met prognoses in een bepaalde sector, cluster, innovatie of regio. Naast de studie van de prognose zal in een tweede fase van deze oproep ook ruimte zijn voor de doorvertaling van de competenties van de toekomst naar bedrijven.
Daarnaast wordt op dit moment de gezamenlijke visie op levenslang leren gefinaliseerd, waaruit ook een pak acties zullen volgen.
Hoe kunnen we de inzetbaarheid verhogen? We plannen tijdens deze legislatuur een opleidingsoffensief. Dat zal na corona meer dan ooit nodig zijn. In eerste instantie is dit gericht op kwetsbare werknemers, mensen die kwalificatieveroudering riskeren of – mede door de coronacrisis – hun job dreigen te verliezen. We nemen het initiatief vanuit verschillende invalshoeken, namelijk eerst en vooral het aanbod. We bekijken hoe de bestaande opleidingsdatabanken van VDAB en de Vlaamse opleidingsincentives het aanbod aan arbeidsmarktgerichte opleidingen beter zichtbaar kunnen maken. Tweede invalshoek is de vraag. De vernieuwde opleidingsincentives die op 1 september van start zijn gegaan, bieden ondersteuning voor wie een opleiding wil volgen. We bekijken samen met de sociale partners of we het Vlaams opleidingsverlof voor de door de coronacrisis getroffen groepen nog kunnen uitbreiden. Zoals reeds in de plenaire vergadering gezegd, zijn deze gesprekken lopende en ga ik hier geen voorafname op doen.
Dit past voor mij ook in mijn ambitie om de Vlaming aan te moedigen om zijn loopbaan zelf in handen te nemen. Zo zetten we de werknemers aan om te groeien doorheen hun loopbaan en een job uit te oefenen die aansluit bij hun competenties en aspiraties. VDAB is ondertussen loopbaanregisseur geworden en zal een aanbod ontwikkelen om mensen duidelijk te maken welke jobs aansluiten bij bepaalde competenties en welke competenties nodig zijn om bepaalde jobs uit te oefenen. Zo kunnen mensen zich goed bijscholen. Ook via de loopbaancheques bieden we burgers de mogelijkheid om na te denken over hun loopbaan.
Via de projecten in het kader van ‘Focus op talent’ ondersteunen we burgers en ondernemingen om de talenten op de arbeidsmarkt te zien en in te zetten op de arbeidsmarkt. Zo verhogen we de inzetbaarheid van werknemers, maar ook het inclusief vermogen van de arbeidsmarkt om elke werknemer in te zetten. Op iets langere termijn bekijken we hoe we de ondersteuningsinstrumenten kunnen bundelen in een leer- en loopbaanrekening. U zult wellicht gezien hebben dat het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) dat gisteren ook op Twitter naar voren schoof, een soort van MyPension voor levenslang leren. Ik sta daar voor 300 procent achter, maar dat realiseren is een huzarenstukje waarvoor ik me zal inspannen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de antwoorden. De coronacrisis heeft een enorme impact gehad op de arbeidsmarkt en onze economie. Dat zal ook gevolgen hebben voor het versterken van onze competenties. In het verleden hebben we ons vooral beziggehouden met de klassieke opleidingen, vooral gefocust op functies. Het is nu duidelijk geworden dat we breder moeten kijken, dat er meer mogelijkheden zijn. We hebben ook gezien dat meer mensen de weg vinden naar het online leren in tijden van crisis. Ik denk ook dat we ons niet te hard moeten focussen op het uitvoeren van een bepaalde functie, maar dat we moeten kijken naar het breder inzetten in een functie, in een bedrijf of tussen verschillende bedrijven. Een breder opleidingspakket kan onder andere ook bijdragen aan de voldoening in het uitoefenen van een job.
Met de toenemende digitalisering en technologische ontwikkelingen stellen we twee soorten jobs voor. We hebben het daar al eens over gehad. Banen die zullen verdwijnen en jobs van de toekomst die er bij zullen komen. Als jobs verdwijnen, zal dat het gevolg zijn van technologische ontwikkelingen, robots, artificiële intelligentie. De jobs van de toekomst zijn totaal nieuwe jobs, waarvan we misschien nu nog niet goed weten wat ze gaan inhouden.
Er zijn ook beroepen die een enorme transformatie zullen ondergaan. Er is op Jobat een artikel verschenen over vijftien jobs van de toekomst. Ik zal ze niet allemaal oplijsten, maar wil er wel een paar opnoemen die heel vernieuwend klinken: 3D-printklusjesman, adviseur in culturele vaardigheden, Skypetrainer dat zeker in deze virtuele tijden van belang kan zijn. Het lijkt een beetje sciencefiction, maar het zijn wel jobs die binnenkort ingevuld zullen moeten worden. Het zijn jobs waar we de mensen nu al stilletjes aan op kunnen voorbereiden. Dat kan door bij te scholen en hen hierin te ondersteunen.
Minister, we moeten deze jobs van de toekomst meer tastbaar maken, want zo zullen de mensen ook inzien dat ze zichzelf niet uit de markt moeten prijzen, want wie stilstaat zal op termijn ook niet meer mee kunnen. Welke maatregelen zult hiervoor treffen?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik vond de vraag eigenlijk ook zeer interessant. Minister, ik kijk uit naar uw opleidingsdatabank. Ik vind het immers zeer interessant dat er toch mogelijkheden zouden zijn om na te gaan welke opleiding men kan volgen en voor wie die bestemd is, zowel voor de werkgever als de werknemer. Momenteel worstel ik immers ook met dat probleem, en ik niet alleen, denk ik. Het probleem van de opleidingen is eigenlijk dat een kat er haar jongen niet meer in terugvindt, hoewel het aanbod erg groot is. Die databank zou dat zeker en vast kunnen verhelpen. Mijn vraag is echter: via welke kanalen gaat men die werknemers en die werkgevers bereiken? Hoe gaat men de weg naar die opleidingsdatabank tonen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de opmerkingen. Collega Claes, die 4 miljoen euro die is vrijgemaakt voor VDAB, dat is natuurlijk niet onbelangrijk om het online aanbod een stukje groter te maken. Het matchen van jobs en opleidingen zal vooral van belang zijn. We zijn dat nu ook aan het onderzoeken. Niet alle opleidingen zijn even relevant en interessant. Het is niet omdat je een opleiding volgt, dat het allemaal in orde is. Het hangt een beetje af van wat je doet.
Jobs en taken veranderen ook heel snel. Om het bijzonderste voorbeeld te geven, vier maanden geleden had niemand gehoord van een coronatracer, en nu is dat plots een job geworden voor allerlei mensen. Die wendbaarheid en die basisskills die men nodig heeft, zullen in de toekomst dus zeker ook van belang zijn.
We hebben al een aantal maatregelen genomen, maar ‘opleiden, opleiden, opleiden’ wordt het mantra. Dat is omscholen en bijscholen. VDAB krijgt meer taken, maar, en zo kom ik tot de vraag van collega Malfroot, het in kaart brengen van wat er bestaat, is nog iets anders dan de loopbaanrekening. Die loopbaanrekening is eigenlijk het ideaal. Zo kan iemand die werkt, weten wat er allemaal nuttig is voor hem of wat zijn mogelijke loopbaanperspectieven zijn, maar de eerste stap die we zullen zetten, is het in kaart brengen van wat er bestaat. Wie nu op het internet gaat zoeken naar iets interessants om te doen, kan dat immers nog niet doen met één druk op de knop. Ik zou willen dat die opleidingen in het kader van levenslang leren op één plaats zijn verzameld en daar kunnen worden gevonden. Daar zal een kat haar jongen in kunnen terugvinden. Collega Malfroot, dat zal al voor een stukje uw probleem verhelpen. Nogmaals, een loopbaanrekening is het beste. Dat staat ook in het regeerakkoord. Zo kan je dat immers op je eigen profiel kijken. We starten echter met het in kaart brengen van de zaken die er zijn, en daarvoor is ook in extra budgetten voorzien.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord op mijn vragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.