Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over het Nederlands in het buitenland
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, op 27 januari jongstleden was er de eerste samenkomst van het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie. Voor wie er nog aan zou twijfelen, dat zijn de Vlaamse en de Nederlandse ministers van Cultuur en van Onderwijs.
Tijdens deze vergadering keurden de betrokken ministers eerst en vooral de benoeming van mevrouw Kris Van de Poel goed als nieuwe algemeen secretaris van de Taalunie. Zij ging op 1 maart aan de slag.
Volgens het nieuwsbericht dat ik over dit comité gevonden heb op de website van het Vlaamse Departement Buitenlandse Zaken, stonden naast de benoeming van de nieuwe algemeen secretaris nog een aantal andere onderwerpen op de agenda, namelijk de samenwerking op het vlak van begrijpend lezen en leesbevordering, goede praktijken op het vlak van taalverwerving door nieuwkomers en de samenwerking met de Afrikaanse Taalraad. Daarnaast was er ook een ruimer verkennend politiek onderhoud, zowel over onderwijs als over cultuur.
Onze Vlaamse Regering heeft de intentie om de samenwerking op het vlak van de internationalisering van de Nederlandse taal via de Nederlandse Taalunie te versterken. Eind vorig jaar had de minister-president ook al de mogelijkheid om hierover van gedachten te wisselen met premier Rutte. De aanstelling van een nieuwe algemeen secretaris is daarbij ook een goed startpunt.
De minister heeft ook al gepleit voor de uitwerking van een adequate internationaliseringsstrategie via de creatie van heldere doelstellingen en een concreet plan van aanpak in het nieuwe Taaluniemeerjarenbeleidsplan dat in opmaak is. De bestaande ondersteuningsmechanismen zouden daarbij geëvalueerd en zo nodig geheroriënteerd worden.
Minister, tot welke inzichten heeft het verkennend politiek onderhoud rond Onderwijs en Cultuur precies geleid?
Deelt de Nederlandse collega ook dezelfde intentie om de samenwerking op het vlak van de internationalisering van de Nederlandse taal via de Nederlandse Taalunie te versterken? Zijn daar meer concrete acties of initiatieven besproken of aangehaald? Staan de Vlaamse Regering en de Nederlandse regering daar op één lijn?
Welke concrete vervolginitiatieven zullen de Vlaamse en de Nederlandse regering nemen in aanloop naar het eerstvolgende comité? Wanneer zal dit plaatsvinden?
Aangezien we het nieuwe meerjarenbeleidsplan voor de Taalunie moeten opmaken, zijn daarvoor al de eerste krijtlijnen vanuit de ministers uitgetekend? Tegen wanneer moet dit plan concreet afgerond zijn?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Op 27 januari 2020 vond inderdaad het eerste Comité van Ministers van de Taalunie plaats. In het antwoord op een schriftelijke vraag van mij vorig jaar heeft de minister-president gezegd dat hij het thema ‘Nederlands wereldwijd’ op de agenda zou plaatsen.
Volgens de website van het Departement Buitenlandse Zaken hadden de ministers ook nog een ruimer verkennend politiek onderhoud over Onderwijs en Cultuur, en aansluitend vond ook het Comité van Ministers van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) plaats, die instaat voor de bewaking van de kwaliteit van het hoger onderwijs.
In het Vlaamse regeerakkoord wordt voorgesteld om de samenwerking op het vlak van internationalisering van de Nederlandse taal via de Taalunie te versterken. De Vlaamse Regering erkent het belang van taal en vermeldt ook specifiek de waarde die gehecht wordt aan de internationalisering van het Nederlands. De Taalunie ondersteunt binnen haar opdracht de internationalisering van de neerlandistiek eveneens. Zij bevordert aldus kwaliteitsvol onderwijs Nederlands in de grensregio’s, op de Caraïben en binnen de internationale neerlandistiek.
Minister-president, wat zijn uw bevindingen over de gedachtewisseling ‘Nederlands wereldwijd’ met Nederland? Welke concrete afspraken werden gemaakt op het eerste comité? Welke middelen zullen voor het ‘Nederlands wereldwijd’ worden ingezet? Welke beleidsmaatregelen zult u ondernemen om het ‘Nederlands wereldwijd’ te bevorderen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Op 27 januari vond inderdaad het 91e Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie plaats. Samen met mijn collega Ben Weyts, minister van Onderwijs, maakte ik voor Vlaanderen als minister van Cultuur deel uit van het Comité van Ministers, dat de Taalunie aanstuurt. In de Vlaams-Nederlandse beurtrol is de Vlaamse minister van Onderwijs voor de volgende twee jaar voorzitter.
Alvorens we in de formele agenda van de vergadering doken, vonden we het belangrijk om bij de start van deze legislatuur tijd uit te trekken voor kennismaking met onze Nederlandse tegenhanger, mevrouw Ingrid van Engelshoven, Nederlands minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het bood ons de gelegenheid om een algemener politiek gesprek te hebben over de beleidsprioriteiten van de Vlaamse Regering.
Jullie hadden allebei een vraag met betrekking tot de internationalisering van de Nederlandse taal. Een sterke internationale positie van de Nederlandse taal staat met stip aangeduid in het regeerakkoord, omdat het van groot belang is, denken wij, voor ons bedrijfsleven, voor onze culturele en creatieve sectoren en algemener ook voor onze goede internationale relaties.
In antwoord op een aantal schriftelijke vragen heb ik al de mogelijkheid gehad om toe te lichten welk beleid de Taalunie voert en welke aanvullende financiering en ondersteuning er is voor buitenlandse opleidingen. Er wordt een groot aantal inspanningen geleverd. De vaststelling is dat er groot succes is in Centraal-Europa, maar dat de internationale neerlandistiek wereldwijd een daling kent, net zoals overigens onze intra-murosopleidingen met dalende studentenaantallen kampen.
Ik heb onze beleidsprioriteit aangebracht op het Comité van Ministers en we hebben samen met de Nederlandse minister van Engelshoven afgesproken om op het volgende Comité van Ministers, op 15 juni in Den Haag, uitgebreid te bekijken op welke wijze we de internationale positie van de Nederlandse taal kunnen blijven versterken via de Nederlandse Taalunie. Er is dus ook aan Nederlandse zijde – en dat kan ik jullie echt wel bevestigen – een duidelijke intentie om dit onderwerp op de agenda van het volgende Comité van Ministers te zetten. Op dat vlak is er geen enkele terughoudendheid.
Concreet is aan onze bevoegde departementen en aan de Nederlandse Taalunie de opdracht gegeven om te bekijken welke mogelijkheden er zijn voor de internationalisering van de Nederlandse taal. De Taalunie was ook al intern begonnen met een evaluatie van dit beleid, om te kijken waar aangescherpt moet worden, waar bestaande instrumenten anders ingezet kunnen worden of waar nieuwe instrumenten moeten worden uitgedacht. Het ontwerp meerjarenbeleidsplan 2020-2024 van de Nederlandse Taalunie neemt ‘Nederlands wereldwijd’ overigens op als specifiek aandachtsgebied. De Nederlandse Taalunie zal de komende beleidsperiode werken aan een verdere toegankelijkheid en benutting van de Nederlandse cultuur wereldwijd.
Ik ben dus tevreden dat de Nederlandse minister deze opdracht samen wil bekijken. Ik denk dat alle elementen van analyse en adviezen op tafel liggen, onder andere ook de aanbevelingen van de Internationale Vereniging van Neerlandistiek (IVN). We voegen toe: de evaluatie van de ondersteuningsinstrumenten van de Nederlandse Taalunie voor internationale neerlandistiek en haar voorstellen ter versterking ervan.
De conclusies van de discussies op het volgende Comité van Ministers zullen richtinggevend zijn, om dan te gaan naar een verder plan van aanpak. We gaan hier dus snel mee vooruit. De zaak is aangekaart, er is interesse aan beide kanten en nu worden de voorstellen uitgewerkt die we dan tijdens de volgende vergadering, in juni, hopelijk kunnen afvinken.
Mevrouw Coudyser, u vroeg naar concrete vervolginitiatieven. Een uitermate belangrijk punt op de agenda was begrijpend lezen – jullie kennen de problematiek. Na de tegenvallende PIRLS-resultaten (Progress in International Reading Literacy Study) is in de vorige legislatuur binnen de Taalunie de Taalraad opgericht om een specifiek advies over begrijpend lezen en beleidsaanbevelingen te formuleren. Intussen hebben de alarmerende PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) voor zowel Nederland als Vlaanderen het dringende karakter van een systematische aanpak onderstreept. We hebben hierover uitgebreid van gedachten gewisseld. Minister Weyts stelde voor om samen met Nederland een campagne op te starten om het tij te keren. Minister van Engelshoven reageerde enthousiast en instemmend op dit idee. Naast de leesvaardigheid is ook de bevordering van het leesplezier hierbij een belangrijk element. De ambitie is om de bestaande en sterke initiatieven verder kracht te geven, en hiervoor dus nauw samen te werken tussen Onderwijs en Cultuur. Wij hebben voor deze opdracht de coördinerende rol aan de Nederlandse Taalunie gegeven, die de expertise in het veld zal betrekken. Langs de Vlaamse cultuurkant is dat onder andere de expertise van Iedereen Leest.
Een ander punt dat onder de aandacht werd gebracht door onze Nederlandse collega, is de status van het vak Nederlands en het feit dat leerkracht Nederlands – zeker in Nederland – stilaan een knelpuntberoep is geworden. Ook hier zal de Nederlandse Taalunie verder naar kijken.
Een ander punt ter opvolging is de digitale ontsluiting van het Vlaams literair erfgoed. De Taalunie, de Koninklijke Bibliotheek Nederland en Vlaamse Erfgoedbibliotheken willen meer Vlaamse titels opnemen in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), waardoor het Vlaams literair erfgoed beter ontsloten wordt voor alle Nederlandssprekenden in de wereld. Deze opname wordt bemoeilijkt doordat er in Vlaanderen vooralsnog geen overeenkomst kan worden gesloten met een enkele overkoepelende collectieve beheersorganisatie. Anders dan in Nederland, is de Europese richtlijn 2019/790 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt in België nog niet omgezet naar een nationale wetgeving. Er komt een overleg tussen mijn departement, de Nederlandse Taalunie en de Vlaamse erfgoedbibliotheken. Zo kunnen hierover, wanneer er een nieuwe Federale Regering aantreedt, afspraken worden gemaakt met de federale overheid.
Welke belangrijke krijtlijnen wil ik terugvinden in het nieuwe meerjarenbeleidsplan 2020-2024? Wij bespraken tijdens het Comité van Ministers het ontwerp van meerjarenbeleidsplan 2020-2024 reeds op basis van de hoofdlijnen. Het ontwerp van meerjarenbeleidsplan is goed en inspirerend uitgebouwd door de uittredende algemeen secretaris, Hans Bennis, op de verschillende aandachtsgebieden waarin gewerkt wordt met transversale inhoudelijke aandachtspunten: inclusie, creativiteit en internationalisering. Ook past het ontwerp voldoende binnen het nieuwe Vlaamse regeerakkoord.
Wij hebben kennisgenomen van dit ontwerp, maar we keurden het in de huidige vorm nog niet goed, dat vanwege de vanzelfsprekende reden om aan de nieuw benoemde algemeen secretaris – zij is haar werkzaamheden op 1 maart gestart – de mogelijkheid te bieden om eigen klemtonen te leggen en ook om de acties die we bespraken in kader van internationale neerlandistiek of begrijpend lezen, verder op te nemen in het meerjarenplan. Een actie die ik ook laat toevoegen, is de inbreng van de Nederlandse Taalunie in de Europese werkgroep die van start gaat over meertaligheid en vertalen.
Het definitieve meerjarenbeleidsplan zal tijdens het volgende Comité van Ministers voorliggen ter aanname. Dat is in juni 2020.
We kunnen besluiten dat er dus heel wat op tafel ligt en er een goede overeenstemming en ambities zijn. Het volgende Comité van Ministers vergadert op maandag 15 juni in Den Haag, waar we ons zullen buigen over een goedgevulde en belangrijke agenda.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister.
Ik hoop dat de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie toch snel eens bij elkaar komt, want de parlementaire controle moet en kan daar gebeuren. Wij zijn daartoe vanuit Vlaamse kant altijd bereid, maar dat is niet altijd het geval vanuit Nederland. Dat bemoeilijkt de samenkomsten. Misschien moeten we ook eens denken aan een digitale vergadering of op afstand vergaderen.
Het is belangrijk dat we neerlandistiek en internationalisering verder uitbreiden. Alles ligt op tafel. De voorbereidingen worden getroffen. 15 juni wordt een belangrijk Comité van Ministers op dat vlak. Verder is het meerjarenplan qua hoofdlijnen, zoals inclusie en internationalisering, alvast veelbelovend. Er is aandacht voor het literair erfgoed en het begrijpend lezen, en de alarmerende PISA-resultaten dwingen ons jammer genoeg om hiervoor maatregelen te nemen. Ik denk dat het goed is dat Vlaanderen en Nederland daar samen aan werken. Dat kan ons alleen maar versterken.
Er ligt heel wat werk op de plank. Ik heb er alle begrip voor dat dat meerjarenplan door de nieuwe algemeen secretaris met haar nieuwe klemtonen nog verder moet worden vastgelegd en dieper moet worden uitgewerkt.
Ik begrijp ook uit uw antwoord dat we die meertaligheid en het vertalen extra onder de aandacht willen brengen, wat ook volledig past in de nieuwe ambities van deze Vlaamse Regering. We kijken uit naar het volgende Comité van Ministers.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Duitsland voert wereldwijd campagnes om het imago van het Duits te verbeteren. Dat heeft succes. Hongarije streeft ook proactief naar de verspreiding van de eigen taal en cultuur. Als we de vergelijking met andere Europese landen maken, investeert Vlaanderen zeer weinig in buitenlands onderwijs in de eigen taal en cultuur. Zo zouden volgens twee studies heel wat kansen onbenut worden gelaten.
Uit een onderzoek van de Nederlandse Taalunie naar het Europees talenbeleid blijkt dat Vlaanderen en Nederland 7,5 eurocent per inwoner aan het onderwijs van het Nederlands in het buitenland uitgeven. Hongarije investeert 15 eurocent per inwoner. Portugal investeert 2,8 euro en Duitsland investeert 5,3 euro per inwoner.
Minister-president, u hebt al vermeld dat het aantal buitenlandse universitaire afdelingen Nederlands tussen 2009 en 2018 van 171 tot 130 is gedaald. Op negen jaar tijd is dat bijna een kwart minder. De leerstoelen aan de verschillende buitenlandse universiteiten staan ernstig onder druk, want veel opleidingen zijn gewijzigd van een volwaardige studie van de taal en de cultuur in een pure taalverwervingscursus, al dan niet als een keuzevak.
In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag hebt u laten weten dat deze problematiek zou worden bestudeerd. Is daar al meer nieuws over? Kunt u iets concreter zijn over de acties die u op dat vlak zou kunnen ondernemen?
De heer Pelckmans heeft het woord.
Voorzitter, het bevindt zich misschien wat in de marge, maar ik vind het belangrijk dit te vermelden. Ik heb zelf de gelegenheid gehad om deel te nemen aan de doorlichting van de kwaliteit van de kunstenopleidingen door de NVAO. We hebben de schools of arts in Vlaanderen en Nederland doorgelicht, waaronder de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Ik denk dat er daar voor het Nederlands een enorme uitdaging is om samen te werken. We voelen dat er in die opleidingen in Nederland een aantal interessante punten zitten, bijvoorbeeld inzake het management. De Nederlanders zijn mercantiel als ze de internationale wereld bespelen, terwijl wij natuurlijk aan de enorme intrinsieke artistieke kwaliteiten denken. Het is veeleer, zoals Groen altijd doet, een constructieve opmerking of een suggestie om dit goed te bekijken en meer samenwerking op poten te zetten. Ik denk dat er, met het Nederlands als onderliggende basis, veel winst te behalen valt.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voorzitter, ik dank iedereen voor het aankaarten van deze problematiek, want dit toont aan dat we het allemaal eens zijn over het belang van het Nederlands als onze moedertaal, onze onderwijstaal en onze cultuurtaal. Het is de taal om kennis en cultuur over te dragen. Als we willen dat dit in de toekomst ook zo blijft, zullen we actie moeten ondernemen. Ik voel dat iedereen hier het daarover eens is.
Als we naar de academische opleidingen kijken, zien we dat de instroom zowel in Vlaanderen als in Nederland zeer sterk daalt. Dat is een ernstige bedreiging van onze Nederlandse taal. Dat is niet alleen een probleem voor het Nederlands, want we zien diezelfde tendens met betrekking tot de moedertaal ook in andere Europese landen, met uitzondering van het Engels.
Het heeft volgens CD&V weinig zin te pleiten voor een internationalisering van de eigen moedertaal als de academische opleidingen neerlandistiek in Vlaanderen en in Nederland aan een sneltreinvaart uitsterven. Dat is de analyse die ook in het beleidsdomein Onderwijs wordt gemaakt. Vandaar dat in het Vlaams regeerakkoord heel duidelijk wordt gesproken over een actieplan, met als doel de versterking van de instroom in de taalopleidingen Nederlands. Het doel hiervan is voldoende gekwalificeerde leerkrachten te hebben.
Minister-president, die problematiek hangt natuurlijk ook nauw samen met een andere bekommernis waarover we hier al heel vaak hebben gesproken en waar u zelf ook naar hebt verwezen, namelijk de dalende leesvaardigheid en zin om te lezen van onze jongeren. Het zou natuurlijk niet helpen om deze ernstige bedreiging van de kwaliteit van ons onderwijs te verhelpen indien we geen universitair opgeleide leerkrachten Nederlands meer zouden hebben voor het secundair onderwijs en, meer nog, voor de lerarenopleidingen. Ik wil u dan ook oproepen om, zoals in het Vlaams regeerakkoord is afgesproken, werk te maken van een gedragen en duurzaam taal- en leesbevorderingsbeleid over verschillende beleidsdomeinen heen. U hebt in uw antwoord duidelijk vermeld dat u hard van plan bent dit te doen.
Nu, ter aanvulling op wat de collega’s al vermeld hebben, wil ik heel graag verwijzen naar het rapport dat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) over de actuele situatie van de neerlandistiek heeft opgemaakt op vraag van minister van Engelshoven, met wie u hebt samengewerkt. Daarin werd een heel concreet voorstel gedaan, dat ik hier ook even ter sprake wil brengen. Er werd namelijk voorgesteld om een beurtensysteem in te voeren voor Nederlandse en Vlaamse studenten die in andere landen Nederlands willen studeren en vice versa. Op die manier kan het internationale academische netwerk beter benut worden en kan de aantrekkelijkheid van Nederlands als studie voor Nederlandse en Vlaamse studenten verhoogd worden. Dat is een heel concreet voorstel, dat daarom misschien ook net relatief gemakkelijk uit te voeren is.
Vlaanderen en Nederland moeten in het algemeen trouwens meer investeren in de eigen opleidingen neerlandistiek, want anders kunnen we niet verwachten dat andere Europese landen daarin investeren. Als deze vanzelfsprekende wederkerigheid wegvalt, dan valt de bodem onder de andere Europese cultuurtalen weg.
Ten slotte wil ik er net zoals collega Coudyser toe oproepen dat we in de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie bijeenkomen. Ik kijk ernaar uit om daar de nieuwe secretaris-generaal van de Taalunie te ontmoeten.
Minister Jambon heeft het woord.
Collega’s, een aantal van de opmerkingen vallen eerder binnen het competentiedomein van de minister van Onderwijs, dus daar zal ik niet op ingaan.
Mijnheer Slagmulder, u vroeg naar de concrete acties. Ik heb daarnet gezegd dat mijn administratie en die van de Taalunie die acties nu voorbereiden om ze af te kloppen tijdens het volgende Comité van Ministers, op 15 juni 2020. Ik ga daar nog niet op vooruitlopen, want alles wordt nu nog voorbereid.
Mijnheer Pelckmans, ik wil het punt dat u aanhaalde, meenemen, en ik zal de mogelijkheden nader bekijken. Dank u eens te meer voor de suggestie. (Opmerkingen van Gustaaf Pelckmans)
Ja, u hebt al een aantal keer suggesties gedaan.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik wil minister-president Jambon bedanken voor zijn antwoorden en hem oproepen om toch voldoende middelen te blijven inzetten op taalpromotie. We moeten het Nederlands blijven zien als een exportmiddel dat ons heel wat economisch voordeel kan opleveren. Neerlandici kunnen vanuit Vlaams oogpunt rechtstreeks onze handelsrelaties bevorderen door betere contacten te leggen met het bedrijfsleven; nu lopen we heel wat financiële middelen mis.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.