Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de open brief van de directiecommissie secundair onderwijs van Katholiek Onderwijs Vlaanderen
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, in tegenstelling tot de goednieuwsshow die u de voorbije maanden verkocht over ons onderwijs, over de miljarden aan investeringen, stellen we op het werkveld vast dat er weinig goed nieuws te melden valt en dat de problemen in ons onderwijs alleen maar groter worden. Het leraren- en directeurstekort wordt dagelijks in de kranten vermeld. En vandaag slaakt een groep van 27 directeurs een noodkreet over de besparingen in het secundair onderwijs. De directeurs hebben de voorbije weken en maanden getracht om met u aan tafel te zitten, maar kregen blijkbaar nog geen gehoor, met uiteindelijk deze noodkreet als gevolg.
Minister, als we ons onderwijs aantrekkelijker willen maken, het willen optimaliseren en laten excelleren, zullen we zeker en vast onze schoolleiders mee moeten hebben in dit verhaal. Want als je de schoolleiders niet mee hebt, lukt het niet. Hoe zult u op korte termijn tegemoetkomen aan de noodkreet van de directeurs en van het onderwijs in het algemeen?
De heer Laeremans heeft het woord.
Ook mijn vraag gaat over de open brief van 27 directeurs uit het katholieke onderwijs die alarm slaan over de geplande besparingen, het lerarentekort, de nieuwe eindtermen voor tweede en derde graad enzovoort. Concreet eisen zij voldoende omkadering voor de scholen en ondersteuning van de directieteams voor het implementeren van de hervorming, meer tijd en ruimte voor het uitrollen van de hervormingen, eventueel zelfs het met één schooljaar uitstellen van de uitvoering van de nieuwe eindtermen, en gerichte maatregelen om het lerarentekort aan te pakken. Wat die laatste eis betreft, zijn we momenteel natuurlijk bezig met de hoorzittingen. Dat is een werk in uitvoering. Het wondermiddel bestaat niet. Maar er zijn toch een aantal terechte vragen gesteld, denken we.
Minister, hoe evalueert u de open brief van de directiecommissie secundair onderwijs? Hebt u ondertussen al een onderhoud gehad met een afvaardiging van die commissie? Zo ja, wat is daaruit gekomen? Is het een optie om, zoals zij voorstellen, de scholen meer tijd te geven om de nieuwe eindtermen te implementeren? Is bijvoorbeeld een uitstel met één schooljaar een piste die bij uw kabinet op tafel ligt? Of meent u daarentegen dat een zo snel mogelijke uitvoering belangrijk is voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, ongeacht de klachten vanuit het onderwijsveld? Welke eventuele andere initiatieven gaat u hieromtrent nemen?
Minister Weyts heeft het woord.
Misschien toch nog eens duiden dat wat het budgettair traject betreft dat we voor deze legislatuur hebben vastgelegd, we wel degelijk in de nodige investeringen in ons onderwijs voorzien, alleen natuurlijk niet overal evenveel. In dat kader, net omdat we bepaalde budgettaire inspanningen in de toekomst in ons onderwijs willen doen, halen we enerzijds extra middelen binnen door een appel te doen op de algemene kas, op de algemene middelen. Er gaat dus verhoudingsgewijs meer geld naar ons onderwijs. Daarnaast moeten we natuurlijk ook enkele efficiëntie-oefeningen doen, ook binnen ons beleidsdomein, en dus ook in het kader van het secundair onderwijs.
U refereert aan de oproep van die 27 directeurs. Ik heb vandaag een delegatie van hen gezien. We hebben een lang en boeiend gesprek gevoerd, dat wat mij betreft vooral getuigde van een zeer grote betrokkenheid en vooral van beroepsernst van deze mensen. Ze trachten heel concreet te duiden met welke problematieken ze kampen. Zonder al te veel te gaan duiden wat we ter zake besproken hebben – want er is enige mate van vertrouwelijkheid, wat ik hen ook heb gevraagd –, heb ik hun ook meegegeven dat wat betreft die besparingen ik maximaal de oefening doe om de klasvloer te ontzien en dus om niet in het spreekwoordelijke vlees te gaan snijden. Die oefening zijn we bezig.
Wat de eindtermen betreft: ook die discussie hebben we gevoerd. Er was discussie rond de vraag of we niet kunnen gaan naar een uitstel van de implementatie van de eindtermen. Die eindtermen, ook voor de tweede en de derde graad, maken natuurlijk wel deel uit van de totaliteit van de oefening van de hervorming van het secundair onderwijs. Mocht je daar nu op ingrijpen, dan zou je natuurlijk ook ingrijpen op die eerste cohorte, wat wel een probleem zou zijn. Er is natuurlijk continuïteit in de leerlijn nodig. Die zou, gebaseerd op nieuwe graadleerplannen, worden verbroken voor de eerste leerlingencohorte die intussen in het eerste leerjaar A of B met de modernisering is gestart. Dan zou die op die vroegere eindtermen en leerplannen terugvallen. Dat zou noch voor het onderwijzend personeel, noch voor de leerlingen, een goede zaak zijn. Dan zouden ze tijdelijk de klok terugdraaien om ze dan weer vooruit te gaan draaien. Ik denk dat dat ook op het terrein zeer problematisch zou zijn.
Die nieuwe eindtermen vormen een essentieel onderdeel van de modernisering. Ze zijn de onderwijsdoelen van de basisvorming, maar de modernisering op zich is veel ruimer. Mochten we die eindtermen isoleren uit het geheel van moderniseringsmaatregelen, zou men het volledige plaatje op de helling zetten. Dat lijkt me dus geen goede zaak te zijn.
Naar aanleiding van de modernisering van het secundair onderwijs kunnen we trouwens ook wel het financieringssysteem van het gewoon secundair onderwijs herzien. Daarbij hebben we ook de gelegenheid om, in uitvoering van mijn beleidsnota, ervoor te zorgen dat de personeelsomkadering van het secundair onderwijs maximaal transparant en doelgericht wordt ingezet. Want ook dat – en ik kom terug op de klachten van de directeurs – is natuurlijke een grote bezorgdheid. De complexiteit van het financieringssysteem en de boekhoudkundige backoffice waaraan zij moeten voldoen en die een specialisme op zich zijn, zorgen ervoor dat sommige directies zelf amper zicht hebben op de administratieve formaliteiten en de financiering, en dan afhankelijk zijn van anderen. Dat is misschien ook een opportuniteit om dat systeem maximaal transparant en doelgericht te maken. Het is ook een opportuniteit om ervoor te zorgen dat de werkingsbudgetten en de omkadering van de schoolbesturen nauwer aansluiten bij de administratieve eenheden en de leerlingen die de middelen genereren. Dat is een puntje van kritiek. We vinden namelijk dat, net als de werkingsmiddelen, ook de omkadering moet worden aangewend in functie van de leerling en de leraar in de klas en in de school.
Mijnheer Laeremans, zoals u zelf aangeeft, is het terugdringen van het lerarentekort een ‘work in progress’. Dat is niet zomaar op te lossen met een vingerknip. We hebben daar ook gisteren uitgebreid over gedebatteerd. We hebben soms dezelfde vragen en antwoorden. Maar we werken eraan.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitleg. U zegt dat u gesprekken hebt gevoerd met de directeurs. Ik vind het een goede zaak dat die nu eindelijk hebben plaatsgevonden.
In de vorige legislatuur hebben we al heel wat werk verricht met gesprekken op het werkveld. Ik heb daar al een aantal keren naar verwezen, in verband met het basisonderwijs. Lees alstublieft de plannen die wij hebben ingediend, het parlementair werk dat we de voorbije legislatuur hebben verricht. Want daarin kunt u heel wat zaken vinden waarmee u meteen aan de slag kunt. Ik heb het dan inderdaad over de korte termijn. Dus alstublieft, ze zijn ter beschikking. We hebben daar vier jaar rond gewerkt met onze fractie. Er staan heel wat goede dingen in. En mocht u het niet graag hebben van de socialisten: het komt volledig vanuit het werkveld. Er hebben honderden gesprekken plaatsgevonden, met directeurs, leerkrachten, ouders, studenten enzovoort. De plannen die wij hebben ingediend, zijn er gekomen na een jarenlange consultatie in het werkveld. Neem die plannen ter harte. U mag. Het is in het belang van ons onderwijs. Het is goed dat u die gesprekken voert. Maar op korte termijn kunt ook al heel wat doen met onze voorstellen.
Minister, bent u bereid om onze plannen ter harte te nemen en ook daarmee aan de slag te gaan?
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u die gesprekken nu gevoerd hebt. Ik begrijp dat u daarover wat discreet moet zijn en niet het achterste van uw tong kunt laten zien. Maar ik hoop dat u de bekommernissen van die directies, die het eerste aanspreekpunt zijn en weten hoe het er in de praktijk aan toegaat, ter harte zult nemen. Zo kunnen zij een correctie doorvoeren op de eventuele wilde plannen die men op uw kabinet zou kunnen hebben in verband met de realisatie van de besparingen in het middelbaar onderwijs. Op die manier kunnen de hervormingen zo goed mogelijk verlopen. Want inderdaad, als je voor dergelijke hervormingen staat, dan vergt dat niet alleen werk voor de leerkrachten die dat allemaal moeten voorbereiden en daarvoor bijscholing moeten volgen, maar nog meer voor de directies die dat allemaal in goede banen moeten leiden. We hopen dat u goed naar hen luistert. Desnoods moeten er extra middelen worden gevonden, zodat het werkbaar blijft.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik ben blij te horen dat u in dialoog gaat met de directiecommissie secundair onderwijs die vorm heeft gekregen in de schoot van het Katholiek Onderwijs.
Wij hebben begrepen dat de directeurs niet meteen vragende partij zijn voor het uitstellen van de implementatie van de eindtermen. Maar ze vragen wel naar een periode van een aantal schooljaren waarin men, bijvoorbeeld vanuit de onderwijsinspectie, nog meer in dialoog gaat met de leerkrachten en directeurs over de uitdagingen rond die specifieke implementatie van de eindtermen. In het kader van de implementatie van de eindtermen in de eerste graad, gebeurt dat ook op die manier. Dat zou dus wel mogelijk moeten zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb geen inclusieve of exclusieve voorstellen, ook van de sp.a, mijnheer Vandenberghe, van iedereen, die haalbaar en betaalbaar zijn. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Ik geloof u op uw woord. Haalbaar én betaalbaar, het is een duo.
Ik denk dat we alvast tot sterke maatregelen kunnen komen. We moeten niet wachten. Om te komen tot een totaliteit van maatregelen, wil ik er, ten eerste, voor zorgen dat we wat perspectief bieden op het vlak van de zijinstroom. Je zou kunnen zeggen dat het aantrekkelijker wordt om de overstap te maken van de privésector naar het lerarenambt. Ten tweede, het duaal lesgeven, waarbij er het voordeel is van het doorbreken van de vlakke loopbaan van de leraren. Want we moeten ook kijken naar een wederzijdse bevruchting.
Ten derde zijn er de lesopdrachtgevers. Dat is misschien een kleinere maatregel, maar hij kan ook werken om dat vlakke te kunnen doorbreken. Dat zijn drie maatregelen die we het eerst aan bod zullen laten komen. Voor alle andere, ook in het kader van de hoorzittingen, hoop ik dat we nog veel meer kunnen opleveren.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dank u wel, ik zal alles van heel dichtbij en met een kritische blik blijven opvolgen, maar zoals ik daarnet al zei, blijf ik een beetje op mijn honger zitten. Misschien ben ik wel te kritisch, maar ik probeer wel constructief te zijn en te blijven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.