Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over levenslang leren en de deelname aan bijscholingen
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Recent werd het Pact 2020 tegen het licht gehouden. Dit actieplan ging in 2009 van start en bevatte een twintigtal doelstellingen op gebied van werk, economie, levenskwaliteit en efficiënt bestuur die Vlaanderen tegen 2020 wilde halen. Een belangrijke doelstelling was om levenslang leren beter te faciliteren. Trouwens, ook in het kader van de langetermijnstrategie ‘Visie 2050’ die de vorige Vlaamse Regering ontwikkelde, was levenslang leren en de dynamische levensloopbaan een topprioriteit.
Nu blijkt deze doelstelling van het Pact 2020 niet gehaald te zijn. Slechts 8,7 procent van de Vlamingen volgt regelmatig een bijscholing of opleiding. Dat is een pak minder dan de 15 procent die in 2009 vooropgesteld werd. We halen hiermee trouwens ook niet het Europees gemiddelde van 11,1 procent. De cijfers zijn gebaseerd op de jaarlijkse enquête naar de arbeidskrachten.
De term ‘opleiding’ wordt bovendien nog vrij ruim geïnterpreteerd. Het gaat daarbij over bijscholingen door de werkgever georganiseerd, opleidingen aan hogescholen of universiteiten en het volwassenenonderwijs.
Experts wijten dit slechte resultaat aan het gebrek aan een leercultuur in Vlaanderen. In andere landen bestaat veel meer de cultuur om leren of bijleren en werken te combineren. Hier geven acht op de tien Vlamingen aan geen nood te hebben aan bijscholing.
Ook de commissie Onderwijs had het al verscheidene keren over dit thema. In februari vorig jaar, bijvoorbeeld, werd de heer Dirk Van Damme uitgenodigd om er het OESO-rapport ‘Skills Strategy Flanders’ voor te stellen. Tijdens deze gedachtewisseling wees de heer Van Damme op de urgentie om te werken aan een leercultuur. Er zijn opleidingen en vormingen allerhande, en die zijn doorgaans ook betaalbaar, maar naar zijn mening mist het beleid met betrekking tot levenslang leren focus en ambitie. Een leercultuur voor de hele levensloop is volgens de heer Van Damme een thema dat absoluut beleidsmatig moet worden aangepakt.
Minister, een andere indicatie voor die uitdaging die voorligt, vinden we in uw beleidsnota Onderwijs en Vorming. Daarin staat: “Uit het recente Teaching and Learning International Survey (TALIS) onderzoek blijkt dat Vlaamse leraren internationaal vergeleken weinig participeren aan professionaliseringsactiviteiten. De deelname aan cursussen of studiedagen is de meest populaire vorm van professionele ontwikkeling onder leraren, 88% van de Vlaamse leraren gaf aan hieraan te hebben deelgenomen. Leraren geven wel aan dat ze bepaalde vaardigheden nog onvoldoende onder de knie hebben. Ze vragen meer mogelijkheden om geavanceerde ICT- vaardigheden te ontwikkelen, om beter les te kunnen geven in een multiculturele context en aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.”
Ook de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) gaf in een recente parlementaire gedachtewisseling aan dat op dit vlak de ambitie groot moet blijven, en stelde voor te investeren in pilootprojecten.
Minister, over dit thema heb ik de volgende vragen voor u. In uw beleidsnota kondigt u aan dat u samen met uw collega bevoegd voor het werk, minister Crevits, een platform levenslang leren zult oprichten. Hoever staat het met de oprichting van dat platform? Zijn er al aanzetten om tot een gezamenlijke visie voor de noodzakelijke ambities en doelstellingen te komen? Welke initiatieven overweegt u om de leercultuur bij leraren te bevorderen? Wat denkt u, ten slotte, over het voorstel dat onder meer werd geformuleerd door de VLIR om te investeren in pilootprojecten?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Met betrekking tot levenslang leren blijkt de participatiegraad in Vlaanderen dus relatief laag te liggen in vergelijking met andere landen, en werd er in de loop der jaren ook weinig vooruitgang geboekt. In 2009 legde de toenmalige Vlaamse Regering in het Vlaamse Pact 2020 de ambitie vast dat in 2020 minstens 15 procent van de Vlamingen regelmatig zou deelnemen aan bijscholingen. Vandaag blijkt die doelstelling met 8,7 procent verre van gehaald te zijn. Bovendien zitten we met dit resultaat onder het Europese gemiddelde van 11,1 procent en ver onder de 25 procent die de werkgeversorganisatie Voka wenselijk acht.
Het lage cijfer zou hoofdzakelijk te wijten zijn aan het ontbreken van een leercultuur in Vlaanderen. Het zit bij de Vlamingen niet ingebakken om werken en studeren te combineren. Minister, in uw beleidsnota kondigde u reeds aan dat u, samen met uw collega bevoegd voor het werk, minister Crevits, een platform levenslang leren zult oprichten. Daarnaast willen jullie samenwerken om een zogenaamde leerrekening in het leven te roepen, zo lazen we in de pers. Op zo’n leerrekening zouden de opleidings- en loopbaanrechten van werknemers worden verzameld. Tijdens de plenaire vergadering van 15 januari 2020 ging minister Crevits reeds in op het ontbreken van een leercultuur in Vlaanderen vanuit een werkperspectief. Daarbij lichtte zij kort de doelstellingen van de leerrekening toe. Tot slot selecteerde de Vlaamse Regering recent een lijst van tien beroepen waarvoor je competenties kunt laten erkennen met een beroepskwalificatie, en dus geen opleiding of diploma meer nodig hebt.
In een opiniestuk van Voka-adviseur Jonas De Raeve kwam naar voren dat het onderwijs op de rem staat voor zulke beroepskwalificaties, uit vrees voor de effecten op het verstrekken van diploma’s en het bepalen van de inhoud van de onderwijscurricula. Tijdens de plenaire vergadering van 29 januari 2020 behandelde minister Crevits die erkenning van competenties reeds vanuit het standpunt van het werkveld.
Minister, graag stel ik u de volgende vragen, en dat vanuit het perspectief van het onderwijs.
Welke structurele maatregelen zult u nemen om levenslang leren te faciliteren, en dan vooral bij laag- en middengeschoolden? Welke taken zal het platform levenslang leren op zich nemen? Op welke wijze zal dat platform aangestuurd en gecoördineerd worden? Welke timing voorziet u voor de opstart van het platform? Plant u daarover op korte termijn een overleg met minister Crevits? Kunt u de concrete voordelen van de leerrekening toelichten? Hebt u reeds zicht op enige timing om werk te maken van dat voorstel? Kunt u verduidelijken hoe de betrokken partners in het onderwijsveld tegenover de beroepskwalificaties staan? Op welke manier kunt u een antwoord bieden op de bezorgdheden vanuit het onderwijsveld?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het platform levenslang leren betreft: dat doe ik samen met collega Crevits, vanuit de bevoegdheid Werk. We zijn dat nu aan het voorbereiden. Ik denk dat we elkaar deze maand nog zien daaromtrent, inclusief besprekingen omtrent de leerrekening. Dat staat in de kinderschoenen. Verder kan ik daar nog niet op vooruitlopen.
Specifiek voor de onderwijswereld heb je het TALIS-rapport (Teaching and Learning International Survey). Dat is van 2018. We zien daar dat Vlaamse leerkrachten inderdaad gemiddeld minder uren per week besteden aan professionele ontwikkeling dan de leerkrachten in de EU5-landen. Je ziet ook een zeer sterke stijging van het aandeel Vlaamse leraren dat deelgenomen heeft aan professionaliseringsactiviteiten in de twaalf maanden voorafgaand aan de bevraging, als je vergelijkt met de eerste studie in 2013. In 2018 zie je dus een positieve evolutie. Je ziet dat bij leraren in het basisonderwijs dat aandeel stijgt van 89 procent in 2013 naar 97,8 procent in 2018. Voor leraren in de eerste graad secundair onderwijs stijgt dat van 88 procent in 2013 naar 97,1 procent in 2018. Gemiddeld namen Vlaamse leraren uit die twee onderwijsniveaus in 2018 aan drie tot vier verschillende professionele ontwikkelingsactiviteiten deel. Dat is positief, maar dat neemt niet weg dat we willen blijven inzetten op alle vormen van leren voor, door en met leerkrachten.
Zoals u weet, is elke onderwijsinstelling natuurlijk zelf ook verantwoordelijk voor die nascholing en voor dat professionaliseringsbeleid. Een permanente leercultuur is op dat vlak wel belangrijk, om zo kwaliteitsvol mogelijk onderwijs aan leerlingen te kunnen blijven geven, maar natuurlijk ook om het voor de leerkrachten zelf wat te kunnen doorbreken, om te zorgen voor wat variëteit, om nieuwe perspectieven te kunnen bieden en nieuwe goede praktijken te kunnen bijbrengen. Dat is voor henzelf ook heel belangrijk op het vlak van voldoening in de job.
Er is natuurlijk vaak heel wat expertise aanwezig in de schoolteams. Die proberen we gewoon zoveel mogelijk te ontsluiten. We hebben daarvoor wel wat instrumenten. De schoolleider of directeur heeft op dat vlak een belangrijke functie, als het gaat over het installeren van een leercultuur en de randvoorwaarden. Met de professionaliseringsmiddelen die zij ontvangen – alles kan beter, maar het is ongeveer 11 miljoen euro die via die weg naar het onderwijsveld gaat – kunnen ze op basis van hun eigen noden een beroep doen op een organisatie naar keuze, zowel voor individuele als collectieve vorming.
Het nascholingsrepertorium van KlasCement is op dat vlak ook een geschikt instrument. Daarnaast heb je de schoolleider, die toch ook zorgt voor de functioneringsgesprekken, waarbij hij of zij ook aandacht moet hebben voor de professionalisering van zijn of haar personeelsleden. Een en ander wordt trouwens ook meegenomen in het referentiekader van de onderwijskwaliteit en wordt dus ook door de onderwijsinspectie getoetst.
Ik had het daarnet al over KlasCement. Er is ook Klasse, dat eveneens continu aan die professionalisering werkt, met zijn communicatie leraren wil doen nadenken over hun eigen lespraktijken en goede ervaringen, goede praktijken wil uitwisselen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in Klasse Magazine. Het decembernummer van Klasse Magazine was ten dele gewijd aan kennisdelen, aan de waarde van collegiale visitaties: letterlijk over het muurtje kijken of kruipen bij andere scholen, om op die manier ervaring op te doen en uitwisseling te doen, in functie van een verhoging van de onderwijskwaliteit.
Het Departement Onderwijs en Vorming blijft inzetten op studiedagen die op regelmatige basis worden georganiseerd. En via Europese Programma’s voor Onderwijs, Opleiding en Samenwerking (EPOS) gebeuren de internationale uitwisselingsprojecten en nascholingsmogelijkheden.
Van de hervormingen van het volwassenenonderwijs verwacht ik dat zij verder zullen groeien en die maatschappelijke rol zullen kunnen versterken. We gaan na hoe we die centra nog meer kunnen stimuleren om de organisatie van de opleidingen nog flexibeler en innovatiever – en dus aantrekkelijker – te maken, in functie van het nascholingsprofessionaliseringsaanbod.
We bekijken ook de mogelijkheden van duaal leren op het niveau van volwassenenonderwijs. We gaan de impact van het nieuwe financieringssysteem na om tegen het schooljaar 2023-2024 te kunnen evalueren en te bekijken welke effecten een en ander heeft gehad, met een bijzondere aandacht voor het effect op de slaagkansen en de deelname van kwetsbare doelgroepen, zoals mensen zonder diploma van het secundair onderwijs en anderstalige werklozen.
De universiteiten willen actief meewerken aan de uitbouw van levenslang leren. Ik sta positief ten opzichte van het initiatief rond die pilootprojecten die we uitbouwen in het kader van levenslang leren. Maar dat moet ik eerst aftoetsen met de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR).
We hadden het daarnet over Limburg. Maar de provincie West-Vlaanderen heeft ook 5 miljoen euro gekregen voor de organisatie van master-na-masteropleidingen (manama’s) en postgraduaten. Dat is belangrijk.
Wat levenslang leren betreft, wijs ik graag op de verantwoordelijkheid van de werkgevers in dezen. Want aan jezelf ken je de halve wereld. En net in een periode dat je heel sterk gefocust bent op je beroepsactief leven, op je carrière, zit je in de ratrace en vergeet je de mogelijkheden of de nood aan wat bijscholing. Anderzijds moeten werkgevers hun werknemers soms vrijstellen zodat ze daarvoor tijd kunnen vrijmaken. Want dat maakt hen tot betere werknemers en zo krijg je als werkgever een beter bedrijf.
Tot slot, in het secundair volwassenenonderwijs voeren we twee keer per jaar nieuwe opleidingsprofielen in. Voor de beroepsopleidingen zijn dat altijd opleidingsprofielen gebaseerd op erkende beroepskwalificaties. De omvorming is nog volop bezig. Maar intussen zijn er toch al 61 opleidingen naar beroepskwalificaties in verschillende studiegebieden van kracht: bakkerij, meubelmakerij, schrijnwerkerij enzovoort. En er zijn er nog een 25-tal op komst tegen 1 september van dit jaar.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt gelijk wanneer u aangeeft dat werkgevers hun werknemers, in dezen leerkrachten, moeten stimuleren om zich constant bij te scholen. Maar in het onderwijs is dat natuurlijk een heel specifieke situatie. Ik ben niet alleen zelf een ambassadeur van het onderwijs, ik heb ook een broer die directeur is. Hij spreekt er mij bij elke gelegenheid over aan dat het niet evident is om je personeel vrij te maken, ook al vragen ze zelf om een bijscholing te kunnen volgen. Als een leerkracht weg is uit een klas, zadel je de andere leerkrachten eigenlijk op met extra leerlingen, want die worden dan verdeeld over andere klassen.
Dus mochten er ooit nog ergens middelen te vinden zijn, dan pleit CD&V er in elk geval voor om die ook voor een stuk in te zetten voor professionalisering. Zo geven we directeurs de mogelijkheid om hun leerkrachten vrij te stellen en te laten bijscholen.
Als het over levenslang leren gaat, denk ik dat er een aantal opportuniteiten zijn richting de leerkrachten. U hebt het ook gehad over expertiseopbouw; er is al heel wat expertise aanwezig bij de leerkrachten. Die vlakke loopbaan kan ook wel eens een reden zijn voor iemand die het niet meer ziet zitten in het onderwijs, om een andere uitdaging te zoeken. En die expertiseopbouw kan er dan net voor zorgen dat iemand zich bijvoorbeeld in taal of in schoolontwikkeling gaat specialiseren of zich toespitst op media.
Ik herinner mij ook een hoorzitting uit de vorige commissie van Onderwijs, toen MICTIVO is langsgekomen. Daar werden ook gegevens bekendgemaakt, en ik herinner mij nog de verontwaardiging bij de aanwezigen over het lage aantal leerkrachten dat bijscholing volgde rond ICT. Maar dat is misschien voor een volgende vraag of een volgend punt.
Er zijn heel wat uitdagingen, maar ook heel wat opportuniteiten, bijvoorbeeld als het gaat over team-teaching en co-teaching. U sprak van over het muurtje kijken. Ik ben nogal voorstander van Erasmusprojecten, en dat hoeft ook niet altijd naar het buitenland te zijn. Je kunt soms ook gewoon bij je buur, bij de leerkracht naast jou kijken hoe hij of zij het doet. Dat kan al zeer verrijkend zijn. En in die zin zullen leerkrachten misschien zeggen dat ze weinig bijscholing volgen. Maar misschien denken ze dan alleen aan externe bijscholing. Als we de cijfers van de pedagogische begeleidingsdiensten en van het GO! zien, en we zien hoeveel leerkrachten ze bereiken met hun sessies en begeleidingen, dan lijken mij dat ook vormen van professionalisering te zijn.
U had het over het volwassenonderwijs. Dan pleiten wij er met CD&V zeker voor om dat ook Vlaanderenbreed te organiseren, en ervoor te zorgen dat er een aanbod is dat regionaal gespreid en dichtbij is. Want het is nu eenmaal bewezen dat de participatiegraad stijgt naargelang de nabijheid van opleidingen. Dat is ook een punt dat we zeker willen maken.
Wat de pilootprojecten betreft, denk ik dat we moeten kijken naar de link tussen het wetenschappelijk onderzoek en het praktijkonderzoek dat gebeurt, en hoe dat beter kan doorstromen naar het werkveld zelf. Daarin zie ik zeker een opdracht weggelegd voor de lerarenopleidingen. Die zijn zeer sterk zijn in het opleiden van leraren; zij hebben heel veel knowhow. Maar eenmaal je de lerarenopleiding hebt afgerond, keer je eigenlijk niet meer zo vaak terug naar die instelling. Misschien is het wel een mogelijkheid om de banden daar nauwer aan te halen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Het is duidelijk dat Vlaanderen wat participatie en levenslang leren betreft, niet bij de beste van Europa hoort. Er is nog werk aan de winkel om die 15 procent uit het Pact 2020 te halen. De N-VA-fractie kijkt dan ook uit naar de opstart van het platform Levenslang Leren. We hopen intussen dat het een evidentie is geworden dat de vaardigheid van levenslang leren in de bachelor- en masteropleidingen wordt aangeleerd, zodat die leercultuur stelselmatig meer ingebakken raakt.
Daarnaast wil mijn fractie heel graag nadenken over acties om laag- en middengeschoolden beter te kunnen bereiken. Deze groep is immers erg kwetsbaar en vindt moeilijk toegang tot bijscholingen en opleidingen, terwijl ze daar net meer baat bij heeft. Daarom moet het levenslang leren bij laag- en middengeschoolden meer worden gefaciliteerd. Ik denk dat het platform Levenslang Leren daartoe een oplossing kan bieden.
Wat de erkenning van de beroepscompetenties betreft: de N-VA-fractie is zeker en vast voorstander van het valoriseren van elders verworven competenties. We juichen dit toe, want zo raken knelpuntvacatures sneller ingevuld, en worden werkzoekenden gemakkelijker naar een job geleid. Bovendien is het een extra stimulus om aan levenslang leren te doen, en dat kunnen we in Vlaanderen goed gebruiken, zo blijkt.
Maar tegelijk moeten we natuurlijk bedachtzaam te werk gaan. We mogen niet evolueren naar een devaluatie van de onderwijsdiploma’s en we moeten ervoor zorgen dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening gewaarborgd blijft. Dat wilde ik nog even in de verf zetten.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik ben misschien altijd slecht geweest in bijscholingen, want ik heb er niet te veel gedaan in mijn carrière, toch niet het totale aantal dat ik had moeten doen. Ik heb vooral praktische bijscholingen willen volgen. Toen de computer opkwam, heb ik computerlessen gevolgd. Ik had een hekel aan die bijscholingen die opgelegd werden of op een pedagogische studiedag in mijn maag werden gesplitst zodat ik me op het einde van de sessie afvroeg wat ik daar nu in godsnaam aan had gehad. Dat was veel theoretische pedagogiek. Leerkrachten moeten daar toch ook iets aan hebben. Het mag niet te veel van bovenuit opgelegd worden. ‘Jij moet dit jaar drie bijscholingen doen en hier is het lijstje.’ De kwantiteit is niet zo belangrijk, ik vind het belangrijker dat men peilt naar waar de leerkrachten zelf behoefte aan hebben. Die top-down vind ik daar niet zo goed in. Ik vind dat er voor de leerkrachten meer vraaggestuurde bijscholing mag worden gegeven.
Er is ook wat mevrouw Vandromme juist zei. De praktisch gevolgen van bijscholingen voor een school zijn niet min. Als bij mij op school de leerkrachten van het beroepsonderwijs op bijscholing gingen, dan zat de hele studiezaal vol. Dat was vaak een verloren lesuur voor leerkrachten en leerlingen. Als je zelf zegt dat je overdag wel een goede bijscholing wilt volgen, maar als er al een aantal lessen zijn weggevallen, dan wil je je resterende lesuren niet ook nog verspelen. Want als je weg bent en je geeft een opdracht, maar die wordt in de studie maar half opgevolgd door de leerlingen, verlies je opnieuw een les. Dat zijn de nadelen die daaraan verbonden zijn. Ik ben absoluut voor goede bijscholing, maar dat moet praktisch haalbaar zijn en mag niet te veel van bovenaf zijn opgelegd tegen de zin van de leerkrachten, want dan bereik je een averechts effect.
Mijnheer Laeremans, dan ben ik er zeker van dat u de beleidsnota steunt, want uw opmerking staat daar ook in. We moeten bottom-up werken, en scholen en leerkrachten beslissen zelf waar ze nood aan hebben.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik sluit me aan bij dat laatste. We hebben dat letterlijk ook zo geformuleerd. De vraagsturing staat letterlijk in het regeerakkoord en ook in onze beleidsnota. Men kan vanuit de scholen ook een beroep doen op het aanbod dat binnen en buiten de koepels bestaat om tegemoet te komen aan de specifieke wensen van de leerkrachten.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt voor de aanvullende antwoorden. Ik wil nog iets aanvullen bij de onderwijskwalificaties en beroepskwalificaties. Niemand zal het de onderwijsaanbieder of de mensen die in het onderwijs staan kwalijk nemen dat de ambitie zo hoog mogelijk ligt door het nastreven van onderwijskwalificaties, maar dat betekent natuurlijk niet dat beroepskwalificaties of deelkwalificaties ook geen belangrijke opstap kunnen zijn naar de verdere ontwikkeling van leerlingen of burgers tout court. We mogen in dezen de persoonlijke ontwikkeling en vorming die daaraan wordt gekoppeld, niet vergeten.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Het is heel positief dat u de noodzaak erkent van een verhoogde participatie aan levenslang leren en dat u zich samen met uw collega, minister Crevits, achter een geïntegreerd en ambitieus beleid inzake levenslang leren schaart.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.