Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister-president, de discussie over de doorvoer van militair materiaal via de haven van Antwerpen toonde in het verleden al aan dat er extra stappen nodig zijn om tot effectieve controle te komen. U stelde op 22 oktober 2019 in de commissie, naar aanleiding van de berichtgeving rond de wapentransporten door de Saoedische rederij Bahri, dat de plaatsgevonden doorvoer via Antwerpen minstens deels in strijd was met de verplichtingen van het Wapenhandeldecreet. De reden hiervoor is dat noch de rederij noch een andere betrokken partij de vooropgestelde doorvoer aan de dienst Controle Strategische Goederen (dCSG) had gemeld.
Volgens onze informatie zou er nu een nieuwe aanloop van het schip de Bahri Yanbu voorzien zijn in de haven van Antwerpen, rond 1 februari van dit jaar. Gelet op informatie uit het recente verleden op basis van onderzoek door Vredesactie, lijkt het waarschijnlijk dat dit schip opnieuw militair materieel met bestemming Saoedi-Arabië aan boord zal hebben.
Minister-president, welke gevolgen hebben u en de dienst Controle Strategische Goederen gegeven aan de feiten uit het recente verleden, zoals aangehaald in de commissie van 22 oktober 2019? Zijn de betrokken partijen op basis van het decreet gesanctioneerd of verhoord, of is er een ander gevolg aan gegeven?
Heeft de dienst Controle Strategische Goederen aan mogelijke betrokken partijen instructies verstrekt over de toepassing van artikel 8, paragraaf 2/1, ten derde van het Wapenhandeldecreet? Zo ja, welke instructies? Zo niet, is het niet aangewezen dit nu te doen? Want we zullen waarschijnlijk opnieuw worden geconfronteerd met een doorvoer die in strijd is met het Wapenhandeldecreet.
Gaan u en de dienst Controle Strategische Goederen concrete stappen ondernemen naar aanleiding van de komende aankomst door de Bahri Yanbu, en welke? Wat zijn de concrete betrokken partijen bij een mogelijke toekomstige doorvoer?
Zijn de havenautoriteiten geen relevante betrokken partij om informatie te verstrekken op basis van artikel 8 paragraaf 2/1 ten derde van het Wapenhandeldecreet? Dient de haven melding te maken aan de controledienst wanneer zij op basis van de meldingen van gevaarlijke goederen zicht krijgt op de doorvoer van munitie, die volgens datzelfde artikel van het Wapenhandeldecreet vergunningsplichtig is? Is dit in het verleden reeds gebeurd of zijn er instructies gegeven aan de havens om zulke problemen in de toekomst te vermijden?
Welke stappen gaat u ondernemen om dergelijk situaties in de toekomst te voorkomen? Is een wapenembargo ten aanzien van Saoedi-Arabië volgens u aan de orde?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijn diensten hebben inderdaad de eerste stappen gezet die moeten leiden tot verdere actie in het onderzoek, en kijken momenteel na of er al dan niet gevolg kan worden gegeven aan deze feiten. De dienst Controle Strategische Goederen heeft deze problematiek van doorvoer zonder overlading bovendien aangekaart bij de douane, en is in volle bespreking met de douanediensten rond dit thema.
Ik wens hierbij te benadrukken dat doorvoer zonder overlading een complex gegeven is. Ten eerste moeten we vaststellen dat er bij doorvoer zonder overlading vaak een tekort aan relevante gegevens is – ook voor de douane – om wapenhandelgerelateerde controle op de goederen effectief uit de voeren. De gegevens op de laadbrief zijn voldoende om het logistieke transport uit te voeren maar zijn vaak zeer beperkt wat betreft de eindbestemmeling van de desbetreffende doorvoer, en vaak te beperkt om met zekerheid te kunnen vast stellen welke defensiegerelateerde goederen precies aan boord zijn.
Ten tweede is het bij doorvoer zonder overlading niet altijd duidelijk of er een partij in Vlaanderen is die juridisch verantwoordelijk kan worden gesteld voor de handelingen in verband met deze transactie. Dat is ook het geval in de voorliggende problematiek.
Wat is juridisch de rol van een scheepsagent bij een doorvoer zonder overlading? Welke zaken kunnen deze partij opgelegd of aangewreven worden voor een doorvoer zonder overlading? Onderzoek naar een verantwoordelijke partij vergt ervaren inzicht in de betrokken transacties en moet voor de dienst Controle Strategische Goederen samen met andere partners gebeuren.
De dienst Controle Strategische Goederen heeft contact opgenomen met het bedrijf dat als agent optreedt voor de rederij Bahri in Vlaanderen. De dienst heeft hierbij verwezen naar de meldingsplicht en de vergunningsplichtigheid van doorvoer zonder overlading naar Saoedi-Arabië, op basis van artikel 8 paragraaf 2/1 van het Wapenhandeldecreet.
Betreffende de toekomstige transactie via Antwerpen naar Saoedi-Arabië, die op 2 februari 2020 wordt verwacht, is de dienst Controle Strategische Goederen nog in afwachting van de informatie die deze agent zou kunnen hebben over de aard van de goederen op het schip, over de hoedanigheid van de bestemmeling en/of eindgebruiker, en over eventuele andere betrokken personen of vertegenwoordigers van Bahri. Indien nodig zal een vergunningsplicht worden ingesteld, en waar nodig zullen mijn diensten de douane proactief informeren.
Wat uw derde vraag betreft: volgens het Wapenhandeldecreet is het aan de exporteur, de vervoerder of de doorvoerder om een vergunning aan te vragen indien de doorvoer vergunningsplichtig zou blijken. Andere betrokken partijen hebben de verplichting om de dienst Controle Strategische Goederen in te lichten als ze een redelijk vermoeden hebben dat de voorgenomen doorvoer onder een of meer van de vergunningsplichtige gevallen valt of kan vallen. De dienst kan dan zelf de vergunningsplicht opleggen.
Die decretale meldingsplicht gaat, zoals eerder gesteld, over de commerciële actoren die daadwerkelijk in de transactie zijn betrokken, niet over de autoriteiten die de doorvoer controleren of die meer algemene taken rond goederenverkeer hebben. Met zulke autoriteiten wordt natuurlijk wel ingezet op samenwerking.
De dienst Controle Strategische Goederen heeft de agent van de Saoedische rederij Bahri geïnformeerd over de vergunningsverplichtingen zoals opgenomen in het Wapenhandeldecreet. Daarnaast zijn mijn diensten, zoals gezegd, in nauw overleg met de douane om meer informatie te verwerven over de goederen aan boord van dit schip. Op basis daarvan zullen mijn diensten de noodzakelijke actie ondernemen binnen hun eigen bevoegdheden.
In het antwoord op de schriftelijke vraag nummer 69 van de heer Vaneeckhout van 21 oktober 2019 werd gesteld dat het voornoemde artikel geen betrekking had op de controleautoriteiten maar wel op de actoren, commerciële of andere actoren, die een rol spelen in de doorvoer. Niettemin heeft de dienst Controle Strategische Goederen contact opgenomen met het Havenbedrijf. Dit contact past in de eerste plaats in het verwerven van een beter inzicht in de rol van het Havenbedrijf, in dit geval voor doorvoer. Er is op dit moment geen indicatie dat het Havenbedrijf de bevoegdheid heeft om een inschatting te maken van de vergunningsplicht van de doorvoer.
Zoals werd aangegeven in het antwoord op dezelfde schriftelijke vraag, is een van de pijlers van de dienst Controle Strategische Goederen een actieve en continue ‘outreach’ – en daarmee bedoelen we een proactieve informatieverstrekking of opleiding of responsabilisering – naar haar klanten. Deze outreach is enerzijds gericht op een algemeen doelpubliek, bijvoorbeeld via de basisopleiding exportcontrole voor beginners, maar richt zich anderzijds ook op specifieke belanghebbenden.
Zo heeft de dienst Controle Strategische Goederen reeds begin 2019 een specifiek outreach-programma opgestart voor logistieke dienstverleners, in actieve samenwerking met FORWARD Belgium die de belangen van deze dienstverleners behartigt. Daarbij wordt ingezet op bewustmaking en preventie, onder meer via de website van de dienst Controle Strategische Goederen en via seminaries. Zo was het hoofd van de dienst Controle Strategische Goederen een van de centrale sprekers op het laatste ledencongres van FORWARD medio november vorig jaar. Dit outreach-programma wordt ook in 2020 actief voortgezet.
Het bereiken van alle verschillende logistieke dienstverleners is, zoals aangehaald, in het algemeen niet evident omdat partijen die betrokken zijn bij doorvoer zonder overlading niet altijd een vestiging hebben in de landen waar goederen passeren.
In de vorige legislatuur heeft de voormalige minister-president positief geantwoord op de vraag van de federale minister van Buitenlandse Zaken dat de Federale Regering namens België pleit voor de instelling van een Europees embargo op de uitvoer van militaire goederen en technologie.
Ik volg deze lijn, met name dat een Europees embargo het efficiëntste en krachtigste instrument is om tot beleidscohesie te komen, niet alleen met de andere gewesten, maar ook met de andere lidstaten van de Europese Unie.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
Ik hoor dat er contacten zijn om informatie te krijgen. Ik kan maar hopen dat uw diensten tegen 1 februari alle nodige informatie hebben, want nadien is het te laat. Ik blijf zitten met de vraag of er enige urgentie is bij de dienst. Kunnen zij enige druk uitoefenen om voor 1 februari aan u die toch wel zeer belangrijke informatie te bezorgen?
Ik hoor dat doorvoeren zonder overlading in de grijze zone blijft. Er moet wel informatie worden verstrekt, maar als men dat niet doet, hebt u niet veel achter de hand. Ik weet niet of u boetes kunt geven aan die bedrijven. Ik denk eerder van niet.
Ik hoor zeggen ‘bewustmaking en preventie’ en dat ‘informatie moet voorgaan’. Ik ben uiteraard voor bewustmaking en preventie, maar als u niet zult verplichten, met boetes, dat informatie wordt doorgegeven bij doorvoer zonder overlading, dan zal het in de toekomst ook niet gebeuren. Ik denk dat die mensen op de boot eigenlijk lachen en tijd rekken om geen informatie te moeten doorgeven.
Ik kan ook echt niet begrijpen dat een havenautoriteit niet kan worden verplicht om de nodige informatie door te geven. De haven van Antwerpen heeft veel containers. Ik weet dat zij niet weten wat in die containers zit, maar je wilt er toch vanuit gaan dat ze willen weten wat er in die containers zit. Stel: er is een boot die al zes keer hetzelfde traject heeft gedaan en die vol zat met wapens en munitie voor Saoedi-Arabië waar zware steun wordt gegeven aan de oorlog in Jemen, met veel doden. Je zou dan toch denken dat ook de haven van Antwerpen informatie wil hebben over wat er op die boot zit. Enerzijds zou de haven dat moeten willen, anderzijds zou ook u dat als minister moeten willen, want als er iets misgaat, zal men u verantwoordelijk stellen. Ik kan echt niet begrijpen dat het bij bewustmaking en preventie moet blijven.
Ik ben ontroerd door de mooie woorden dat we vanuit Vlaanderen het federale niveau steunen in zijn vraag naar Europese steun bij een embargo tegen landen als Saoedi-Arabië, maar ik kan alleen vaststellen dat als het over zaken als Catalonië of landen als Spanje gaat, het in Vlaanderen heel snel kan gaan, en als het over landen als Saoedi-Arabië gaat, dat duizenden doden en mensen in hongersnood op zijn geweten heeft, men dan altijd met de vinger naar Europa wijst. Ik blijf op mijn honger zitten. Ik kan ook maar vragen dat wij als commissie worden ingelicht. Ik denk dat we misschien ook het recht hebben om te weten wat er op die boot zit die op 1 februari in Antwerpen is. Ik vraag of wij als Vlaanderen medeplichtig zijn aan de doorvoer van boten met wapens en munitie richting een land dat op het vlak van oorlog voeren nergens voor terugdeinst.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Ik ben het eens met de minister-president dat een Europees embargo efficiënter is, maar dat neemt niet weg dat we intussen zelf moeten proberen om zo efficiënt mogelijk te zijn en zelf initiatieven moeten nemen. Er zijn nieuwe elementen in dat dossier, die zijn door mevrouw Lambrecht aangebracht, maar de discussie is natuurlijk al eerder gevoerd. Er zijn vragen om uitleg geweest, er is een voorstel van resolutie geweest, en daarbij hebben wij als Vlaams Belang toch duidelijk gesteld dat er een systematische schending van de mensenrechten in Saoedi-Arabië is. We hebben daarbij ook gewezen op zijn centrale rol bij de verspreiding van de radicale islam in ons land en overal ter wereld. Ik denk dat het toch wel bijzonder pijnlijk is dat we daarbovenop moeten vaststellen dat er sinds 2015 een burgeroorlog woedt in Jemen, waar deze wapens zeker zullen worden gebruikt.
Ik heb begrip voor de complexe problematiek van de doorvoer zonder overlading, maar het is toch bijzonder betreurenswaardig dat in deze context de wapenlevering mogelijk blijft.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik wil u opnieuw herinneren aan dat waarover het gaat. Het gaat over Saoedi-Arabië, dat intern een bijzonder slechte reputatie heeft op het vlak van mensenrechten, maar bovendien een bijzonder smerige oorlog aan het voeren is in Jemen. Ik zal al die cijfers hier niet herhalen.
Sinds 2014 is het laten passeren van goederen die in dat soort conflicten kunnen worden gebruikt, een inbreuk tegen het VN-wapenverdrag. Saoedi-Arabië is betrokken bij die oorlog, de Mensenrechtenraad van de VN wijst op zware schendingen van de mensenrechten.
Bij de vorige doorvoer van wapenpatronen, buskruit en brandmunitie in 2018 was de dienst Controle Strategische Goederen blijkbaar zelfs niet op de hoogte. Ik snap dat de procedures heel complex zijn, dat er heel wat actoren in het spel zijn, maar ik heb een heel eenvoudige vraag: kunt u garanderen dat de Antwerpse haven hier in Vlaanderen niet opnieuw een doorvoerhaven zal zijn voor munitie richting een staat die op grote schaal de mensenrechten schendt in eigen land en daarbuiten? Kunt u dat garanderen? Dat is mijn enige vraag.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister-president, ik wil op een gebied uw analyse volgen en dat is het feit dat het inderdaad een complexe problematiek is, dat we het zelfs met een Vlaams wapenembargo niet opgelost hebben en dat er problemen zullen blijven – maar daarover hebben we eerder van gedachten gewisseld.
U verwijst in uw antwoord zelf naar mijn schriftelijke vraag van december 2019, waar ik de voorbije week een antwoord mocht op krijgen. Daarin zijn toch wel een aantal dingen – ik wil hier de link wel leggen omdat het over exact dezelfde problematiek gaat – waarmee ik het heel erg moeilijk heb en waarbij mijn fractie heel wat vragen heeft.
In mijn schriftelijke vraag had ik ten eerste gesteld dat er de voorbije maanden en jaren met die rederij een aantal dingen zijn gebeurd. Hoe kunnen wij inzage krijgen in die documenten? Wanneer zijn de boten vertrokken? Wat zat er in die containers? Wat weten we daarover? Het antwoord is één zin: ‘De dienst Controle Strategische Goederen beschikt niet over deze informatie’. We zijn vier maanden na onze vorige bespreking in de commissie, we zijn vier maanden nadat het wereldwijd bekend is geraakt dat dit gebeurd is. U pleit voor een proactieve houding van onze dienst Controle Strategische Goederen, maar op dit moment beschikken noch u noch uw diensten over informatie over wat er daar gebeurd is. Daar had ik al een aantal vragen bij.
We hebben een tweede vraag gesteld: als de havenautoriteit ideeën, vermoedens heeft dat er informatie zou zijn, dat er zaken zijn die niet kunnen die doorgevoerd worden, moeten die havenautoriteiten die informatie dan doorgeven aan de dienst Controle Strategische Goederen? Daarop komt het antwoord: neen, het verlenen van relevante informatie op basis van artikel 8 van het Wapenhandeldecreet is bedoeld voor commerciële actoren die een rol spelen in de betrokken doorvoer, niet voor controle-autoriteiten zoals de haven.
Minister-president, als ik het decreet lees, lees ik onder andere in dat artikel 8 dat niet alleen de exporteur, de vervoerder of de doorvoerder van goederen, maar ook iedere andere bij de voorgenomen doorvoer betrokken partij die een redelijk vermoeden heeft, verplicht is om dat te melden aan de bevoegde instanties, namelijk aan de dienst Controle Strategische Goederen.
Het antwoord op deze schriftelijke vraag is gewoon in strijd met onze eigen Vlaamse wetgeving. Los van het feit dat er geen toverformules bestaan om wapenhandel tegen te gaan, is het voor mij echt problematisch dat u als Vlaams minister-president, nog los van een wapenembargo, een oogje toeknijpt als het op de haven van Antwerpen aankomt, een soort laissez-faire geeft, niet te veel oncomfortabele situaties creëert en eigenlijk tegen uw diensten zegt: ga vooral niet achter die informatie – u mag dat wettelijk doen, maar ga er niet achter – en aan het Havenbedrijf zegt: geef die informatie vooral niet door, dat is niet jullie plicht, laat het maar gebeuren.
Minister-president, bent u het met mij eens dat het niet doorgeven van die informatie, wat uw diensten en wat het Havenbedrijf doen, in strijd is met de wapenwet in Vlaanderen? Bent u op die manier niet tegenstrijdig bezig ten opzichte van de eigen keuzes die Vlaanderen maakt om een strenge wetgeving te hebben als het gaat over wapentransport?
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Hier wordt het beeld geschetst alsof er constant wapens worden uitgevoerd vanuit Vlaanderen naar Saoedi-Arabië. Vlaanderen is koploper in Europa inzake controle op doorvoer. Er zijn heel weinig Europese landen die het beleid inzake export doorzetten wat de controle op de doorvoer betreft. Jullie erkennen allemaal dat de controle op de doorvoer zeer complex is. Dat is inderdaad zo. Ik ben dan ook heel tevreden te horen dat de diensten van de minister-president een aanmaning hebben gedaan om te kijken wat er in dat schip zit.
Mevrouw Lambrecht, u zegt dat er geen boetes mogelijk zijn. Er zijn wel degelijk boetes mogelijk op het moment dat er een inbreuk zou zijn. Ik veronderstel dat dat ook het logische gevolg zal zijn op het moment dat we feedback gaan krijgen van die rederij dat er problemen zijn.
Er was een vraag naar een Vlaams embargo. De facto hebben we een Vlaams embargo: van hieruit worden geen wapens geëxporteerd. Ik schakel me volledig in in de redenering van de minister-president: een Europees embargo is het enige wat een oplossing kan bieden, wat een verandering op het terrein kan bewerkstelligen. Vergeten we ook niet dat 75 procent van de Europese export uit FN Herstal komt. Het is ook belangrijk om dat eens te vermelden. Met een Vlaams embargo zullen die wapens van FN Herstal misschien via Le Havre vertrekken. Je kunt dan zeggen dat we in Vlaanderen heel goed bezig zijn, maar in de praktijk is er niets veranderd.
Minister-president Jambon heeft het woord.
De wet is inderdaad de wet. Ik ben dan ook legalist. Ik conformeer mij aan het wetgevend kader waarin we werken, namelijk het Vlaamse decreet en de Europese regelgeving ter zake. Jullie zijn de wetgevende macht. Als u vindt dat het decreet niet streng genoeg is, wat houdt u tegen om het te verfijnen en strenger te maken? Ik ben ervan overtuigd dat mijn diensten alles doen wat kan om dergelijke wantoestanden te vermijden, maar binnen het bestaande regelgevend kader.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister-president, u refereert aan onze wetgevende bevoegdheid die we zouden kunnen hebben, maar ik wil er toch op wijzen dat we in de vorige legislatuur precies hiervoor een amendement hebben ingediend, om te vragen dat er op die doorvoer zonder overlading niet zo’n grijze zone blijft bestaan om al of niet informatie te geven. Als u of uw partij dat niet steunen, dan komt dat er natuurlijk niet door.
Ik betreur enorm het feit dat we als volksvertegenwoordiger controle moeten uitoefenen op wat er gebeurt, en dat we niet gerustgesteld zijn of er überhaupt voor 1 februari informatie bij u toekomt die aanleiding zou kunnen geven tot intrekking van de vergunning.
Anderzijds begrijp ik toch echt niet dat de haven van Antwerpen een vrijgeleide krijgt, en dat zij geen info moet doorgeven over wat daar allemaal passeert, onder het mom dat enkel commerciële entiteiten dat moeten doen. Maar bij mijn weten zijn havens vandaag ook commerciële entiteiten. Want als zij volledig niet-commercieel draaien, dan zouden ze al lang gefusioneerd zijn, of niet meer bestaan. Daar kan ik u dus echt niet volgen.
Ik hoop dat er de komende dagen nog wat verwikkelingen zijn, en dat we hier met zijn allen gerustgesteld worden, zodat dat schip dat binnenkort aanmeert, geen doorgang zal vinden naar Saoedi-Arabië, met wapens of munitie aan boord. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.