Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dit is een van mijn eerste vragen over Brussel in deze commissie. Ik wil het nog eens hebben over de Brusselnorm, die ons als Brusselse Vlamingen allemaal aangaat. We zijn nog altijd heel dankbaar dat de Vlaamse Regering telkens een voorafname doet van 5 procent van de gemeenschapsmiddelen en die besteedt aan onze hoofdstad. Het is heel belangrijk om die Vlaamse Gemeenschap in Brussel te versterken. De Vlaamse Gemeenschap neemt haar verantwoordelijkheid op heel wat domeinen: Onderwijs is ons paradepaardje, maar ook Cultuur blijft heel belangrijk; inzake Welzijn mag nog een tandje bij worden gestoken.
De Vlaamse Gemeenschap is zeer actief in Brussel. Als Brusselse Vlaming – ik noem mezelf een Brusselse Vlaming en geen Nederlandstalige Brusselaar – wil ik dat die Vlaamse Gemeenschap verder blijft investeren in de hoofdstad. Als wij geen Vlaming meer zouden zijn, waarom zou die Vlaamse Gemeenschap dan nog moeten investeren in Brussel? Ik blijf dan ook benadrukken dat ik de tak waarop ik zit niet verder wil afzagen.
Minister, tijdens de vorige legislatuur heb ik heel wat vragen gesteld over de Brusselnorm aan uw voorganger, toenmalig minister Gatz. Ongeveer twee jaar geleden is de Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel (GACB) opgericht, waarin de administraties van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en van de Vlaamse overheid die werken rond Brussel samen zaten. Zij hebben de Brusselnorm in kaart gebracht.
Wij blijven ervoor ijveren dat Vlaanderen 5 procent van de gemeenschapsmiddelen blijft inzetten. Er is natuurlijk ook de Brusselnorm, een streefcijfer, waarbij wij ons richten op 30 procent of een poging doen om zoveel mogelijk mensen, Brusselse Vlamingen, anderstaligen die zich betrokken voelen bij die Vlaamse Gemeenschap, in het onderwijs en in andere domeinen zoals cultuur, welzijn en kinderopvang, op basis van een vrijwillige keuze, te bereiken.
De GACB heeft alles goed in kaart gebracht en heeft de cijfergegevens van 2012 tot 2017 gedetailleerd uitgebracht in haar rapporten. In het Vlaams regeerakkoord werd dat engagement van 5 procent van de Brusselnorm opnieuw bevestigd. In uw beleidsnota staat dat de GACB dit zal opvolgen en monitoren en dat zij de financiële stromen waarin de Vlaamse Gemeenschap voorziet jaarlijks in kaart zal blijven brengen. Dat is nuttig zodat er kan worden bijgestuurd en gecorrigeerd, meten is immers weten.
Minister, ik had u het liefst gevraagd of u de cijfergegevens van het voorbije jaar kunt geven. Het lijkt me nuttig om daarvoor een beroep te doen om de GACB.
Hoe zit het met de GACB? Is die opnieuw in werking getreden? Hebben die administraties al opnieuw samengezeten? Het laatste rapport dateert van een tweetal jaar geleden. Hebt u al zicht op de timing van publicatie van het nieuwe GACB-rapport waarin de Vlaamse investeringen in de hoofdstad in kaart worden gebracht?
Kunt u ook wat meer toelichting geven bij de GACB, bij de methodologie, samenstelling, de werkwijze, rapportering en terugkoppeling ervan? Ik heb de vraag over vergadermomenten ook aan uw voorganger gesteld, want het heeft vroeger toch wel even geduurd vooraleer het op gang kwam. Ik snap dat dat soms wel tijd in beslag neemt door agendaproblemen, maar je moet er natuurlijk wel achter zitten, zodat er werk geleverd kan worden.
Hoe zult u uw collega-ministers, vooral zij die bevoegd zijn voor beleidsdomeinen waar de Brusselnorm traditioneel niet gehaald wordt, zoals Welzijn, aansporen om binnen hun bevoegdheden richting Brusselnorm te investeren? Ik ben mij er zeer goed van bewust dat de zesde staatshervorming alles iets ingewikkelder heeft gemaakt, onder meer inzake de kinderbijslag, wat soms ook wel als verklaring wordt gebruikt voor het feit dat we de 5 procentnorm niet halen binnen Welzijn. Er wordt ook verwezen naar historische oorzaken daarvoor.
Wilt u de GACB gebruiken om samen met de VGC tot een gemeenschappelijke strategische doelstelling te komen in deze regeerperiode? Wat mij betreft moeten er afspraken gemaakt worden over het budget en over de doelstellingen; mijn vraag aan u is hoe u dat concreet wilt aanpakken. Hoe gaat u afspraken maken over de middelen die Vlaanderen vrijmaakt voor Brussel, op die verschillende domeinen, zodat het geld niet zomaar gegeven wordt, maar ook gekoppeld wordt aan de visie van de Vlaamse Regering op de verschillende domeinen? Ik denk dan aan het voorrangsbeleid of het stimuleren van taalonderricht binnen Onderwijs. Ik denk ook aan kindercrèches in Brussel.
In het Vlaams regeerakkoord staat er ook iets over de ketenbenadering, en ik vind dat heel belangrijk: we moeten die toepassen om kinderen en ouders te kunnen bereiken, onder andere via Kind en Gezin, via kindercrèches, via Nederlandstalige sportverenigingen of jeugdbewegingen. Ik zag zondag nog de Chiro van Schaarbeek door het centrum van Brussel lopen. In Ganshoren zijn er een Nederlandstalige Chiro en een scoutsvereniging, net zoals in Molenbeek. In Sint-Agatha-Berchem is er een sterke Chiro, in Evere eveneens. Hoe kun je kinderen van Nederlandstalige ouders – of van anderstalige ouders die het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel aantrekkelijk vinden – betrekken bij de Vlaamse Gemeenschap in Brussel via Kind en gezin, kindercrèches, scholen, sportverenigingen, jeugdbewegingen, het onderwijs, de muziekacademies, de seniorenwerken, de lokale dienstencentra of de gemeenschapscentra? Hoe kun je op die manier dat fijnmazig Nederlandstalig netwerk in Brussel versterken?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Proficiat trouwens met uw plaats als jongste commissievoorzitter van dit parlement – denk ik toch, onder voorbehoud van controle door de diensten. Als minister van Jeugd kan ik dat alleen maar steunen. Bij Jong CD&V ben je tot je 35 jaar een jongere; ik ben dat al enkele jaren niet meer, maar u bent dat zeker wel nog een aantal jaar.
Collega Vanlouwe, bedankt voor uw vraag. Het is, denk ik, een heel belangrijke vraag, omdat er zowel in het regeerakkoord als in mijn beleidsnota heel wat aandacht wordt besteed aan die Brusselnorm, die we inderdaad herbevestigd hebben: minimaal 5 procent van de Vlaamse uitgaven moet naar Brussel gaan en we wensen 30 procent van de Brusselaars te bereiken met het beleid van de Vlaamse Gemeenschap. De GACB is een zeer belangrijk instrument om de Brusselnorm op te volgen. Ik denk dat de goede betrekkingen tussen Vlaanderen en Brussel en in het bijzonder ook de VGC zich voor een stuk op politiek niveau bevinden, maar het is minstens even belangrijk dat er op administratief niveau een goede samenwerking is; via de GACB wordt dat ook concreet gemaakt.
De opvolging van de Brusselnorm is inderdaad een van de belangrijke taken van de GACB. Door de regeringswissel, de opmaak van de beleidsnota’s en de algemene uitgavenbegroting 2020 is de Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel niet meer bijeengekomen. Momenteel brengt de Vlaamse administratie de gegevens van de Brusselnorm en de Brusseltoets, naar aanleiding van de nieuwe regelgevingsagenda’s, opnieuw samen. Ik zal in overleg met de VGC de werkzaamheden van de GACB verder plannen. Het spreekt voor zich dat daarbij de ambities, opgenomen in mijn beleidsnota, de richtsnoeren zullen zijn, toch wat betreft de vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap.
Ik zal volgend jaar ook met mijn collega-ministers van de Vlaamse Regering, bevoegd voor de gemeenschapsaangelegenheden, de toepassing van de Brusselnorm bespreken. Ik zal daarvoor een nota op de Vlaamse Regering agenderen, aansturen op een plan van aanpak en samen met de andere collega-ministers van de Vlaamse Regering onze prioriteiten bepalen. Daarbij verwacht ik ook dat we per sector duiding krijgen over de vraag waarom in bepaalde sectoren de Brusselnorm niet gehaald wordt en wat het traject is dat daarbij gevolgd wordt.
U hebt verwezen naar het beleidsdomein Welzijn en Gezondheid. Het klopt dat de Vlaamse Regering daar al jaren de Brusselnorm niet haalt. Dat heeft een aantal historische redenen. Wat natuurlijk ook een rol speelt, is het feit dat het gaat over een financiering van organisaties die in Brussel kunnen kiezen tot welke gemeenschap ze wensen te behoren. We zijn daar natuurlijk ook afhankelijk van inrichtende machten: welke initiatieven worden genomen? Ook het aanbod van de andere gemeenschapscommissies in Brussel, de VGC, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) en de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF), speelt een rol.
Maandag jongstleden hebben we een heel goed overleg gehad met collega Wouter Beke en collega Elke Van den Brandt van de VGC. Daar zijn een aantal dossiers besproken die van belang zijn voor Vlaanderen en de VGC op het vlak van welzijn. We zullen dat soort overleggen zeker verderzetten, om samen met de VGC te bekijken hoe we ook inzake welzijn die Brusselnorm halen. Want zowel op financieel vlak als vooral op het vlak van de initiatieven die er ontwikkeld worden in Brussel, kan de Vlaamse Gemeenschap niet alleen de doelstelling van de Brusselnorm halen. We zullen dat in samenwerking moeten doen. Ook de VGC zal daar haar rol moeten opnemen om een aantal initiatieven tot bij ons te brengen, als ik het zo mag zeggen.
Het is natuurlijk ook zo dat het wat afhangt van de subsector in Welzijn. Bijvoorbeeld rond de rusthuisbedden is er vandaag al een zeer ruim aanbod. Er wordt zelfs gewag gemaakt van een overaanbod aan rusthuisbedden. De ambulante zorg verdient misschien extra aandacht.
De planning en organisatie van het beleidsdomein Onderwijs kent natuurlijk een heel andere dynamiek dan het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Met een gemiddelde verhouding van 22 procent Nederlandstalig onderwijs en 78 procent Franstalig onderwijs én een groeiende bevolking in Brussel, blijven ook daar sterke inspanningen noodzakelijk. Het spreekt voor zich dat ik daarover ook met collega Ben Weyts en het VGC-college in overleg zal gaan.
Ik zal dus al mijn collega’s aanmoedigen om de Brusselnorm te halen. Zelfs wie die in de feiten haalt, mag uiteraard niet op z’n lauweren rusten. We dienen alert te zijn, zowel voor de demografische uitdaging in Brussel als voor maatschappelijke evoluties.
Wat betreft uw vraag over gemeenschappelijke strategische doelstellingen, is het zo dat het Vlaamse Gemeenschapsbeleid in Brussel overlegd en geïntegreerd moet zijn. In de discussie over de beleidsnota heb ik dat ook heel duidelijk gezegd, dat de relatie met de VGC cruciaal is en dat ik werk wil maken van een duurzaam en constructief partnerschap met de VGC, gestoeld op respect en vertrouwen. Ik wil zeker ook bekijken of het mogelijk is om in de schoot van de GACB tot een aantal gemeenschappelijke strategische doelstellingen te komen. U hebt verwezen naar de uitdaging om kinderen en jongeren zo veel mogelijk te betrekken bij al het Nederlandstalige aanbod dat aanwezig is. Ik ben ook blij dat u, heel terecht, hebt verwezen naar al die jeugdbewegingen die in de meeste Brusselse gemeenten actief zijn. Ook als minister van Jeugd ben ik daar natuurlijk bijzonder mee begaan. Het is effectief een grote uitdaging om via al die diverse initiatieven kinderen en jongeren, en ook hun ouders, zo veel mogelijk te betrekken bij het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap.
En – maar dat is bij parenthese – ik begrijp uw opmerking over Brusselse Vlamingen en deel die in zeer belangrijke mate. Maar we moeten natuurlijk ook de ambitie hebben om mensen die anderstalig zijn en zich vandaag misschien niet bekennen tot de Vlaamse Gemeenschap, te betrekken. Als Vlaamse Gemeenschap moeten we daar heel open voor staan en die mensen omarmen; als Brusselse Vlamingen, Vlaamse Brusselaars of Nederlandstalige Brusselaars, voor mij is die terminologie misschien iets minder belangrijk.
En natuurlijk is ook het draagvlak heel erg belangrijk op politiek vlak. En daarom moet er niet alleen een administratief, ambtelijk overleg zijn in de schoot van de GACB, maar moet er ook een gestructureerd politiek overleg komen. Ik zal de eerste maanden en jaren van deze legislatuur dan ook prioritair inzetten op overleg en op het creëren van vertrouwen en politiek draagvlak.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Ik noteer dat u duidelijke ambities van overleg hebt. Blijkbaar is dat overleg er al geweest inzake Welzijn, met uw collega-minister Beke en collegelid Van den Brandt. Ik zal nu niet dieper ingaan op die vraag, maar daarover een nieuwe vraag indienen. Maar ik ben uiteraard zeer benieuwd naar wat dat concreet heeft opgeleverd. Ik heb begrepen dat iedereen op de hoogte is van het feit dat we uiteraard tekortkomingen hebben en dat we proberen bij te sturen, zowel vanuit Vlaanderen als vanuit de VGC, zodat ook op het vlak van Welzijn de norm van 5 procent wordt gehaald.
Ik vind het ook bijzonder goed dat u met een plan van aanpak naar de ministerraad zult trekken, met daarin prioriteiten. Ik kijk daar zeker naar uit.
Verder noteerde ik dat de GACB nog niet meteen is opgestart, dat er opnieuw initiatieven moeten worden genomen. Misschien zal ik een afzonderlijke vraag stellen om de cijfers te kennen die de Vlaamse administratie ondertussen misschien al heeft. We mogen dat ook niet twee, drie, vier jaar laten stilliggen. Het is goed dat we jaarlijks die cijfers kennen, zodat we ook tijdig kunnen bijsturen.
In het verleden is voor Welzijn inderdaad om diverse, veelal historische, redenen de norm van 5 procent niet gehaald. Maar ik blijf het herhalen: voor Inburgering zaten we onder de vorige regering gemakkelijk aan 10 procent. Vlaanderen heeft toen, onder meer via het Huis van het Nederlands, zoveel geïnvesteerd in de inburgeringstrajecten. Ook met de asielcrisis waren er zo’n 3000 extra inburgeringstrajecten. Vlaanderen zat toen met zijn inburgeringstrajecten even ver als de Franse Gemeenschap de inburgeringstrajecten op dat ogenblik had aangeboden.
Ook voor Media, met de Vlaams-Brusselse media, met BRUZZ, zaten we ongeveer aan 10 of 11 procent. Voor Onderwijs zaten we aan 5,5 procent. En ook voor Cultuur zaten we een stuk boven de 5 procent. Dat toont aan dat Vlaanderen wel degelijk zijn inspanningen in Brussel heeft gedaan en blijft doen.
Er moet niet alleen ambtelijk overleg zijn, maar ook politiek. Ik ben zeer benieuwd naar uw deelname aan het VGC-college en het GGC-college. Ik zal u daarover te gepasten tijde ondervragen.
Wat Vlaanderen doet, het Vlaamse beleid, is goed voor de Brusselaar. De Vlaamse Brusselaar, de anderstalige Brusselaar die zich betrokken voelt bij de Vlaamse Gemeenschap, kan dan genieten van wat Vlaanderen in Brussel aanbiedt. In het verleden, jaren geleden, hadden we een succesverhaal met de Vlaamse zorgverzekering. Jammer genoeg heeft de Franse Gemeenschap toen geprobeerd om dat aan te vechten en zo te vernietigen. Gelukkig is dat niet gebeurd. Maar toen heeft de Franse Gemeenschap campagnes gevoerd om toch maar niet in te schrijven op die Vlaamse zorgverzekering, terwijl mensen die op een bepaalde leeftijd misschien behoeftig werden, daar wel van hadden kunnen genieten.
Minister, ik kijk uit naar uw volgende initiatieven. Op basis van dit antwoord zal ik alvast een paar nieuwe vragen voorbereiden.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw uitgebreide antwoorden. (Opmerkingen van Karl Vanlouwe)
Laat mij uitspreken. Als trotse Vlaming, Nederlandstalige Brusselaar, Belg en Europeaan, wil ik ook de heer Vanlouwe expliciet bedanken voor zijn zeer interessante vraag, want ook ik ben benieuwd naar een rapport van de GACB.
Ik denk inderdaad dat de GACB bijzonder nuttig werk levert. Die rapporten zijn inderdaad ook nuttige instrumenten om die Brusselnorm en de Brusseltoets goed op te volgen. De eerste opdracht van de GACB is natuurlijk de financiële stromen naar Brussel in kaart brengen. Ik heb het laatste rapport, dat van 2018, er nog eens bij genomen: op de meeste vlakken halen we ongeveer de 5 procentnorm, die de budgettaire vertaling is van die 30 procent van de Brusselse bevolking. Op dit moment zitten we, als het gaat over de nabijheidsvoorzieningen Cultuur, Jeugd en Sport, aan 4,93 procent. U weet dat wij en ook de VGC-administratie altijd al vinden dat we eerst moeten kijken naar de nabijheidsvoorzieningen, omdat dat de voorzieningen zijn die echt werken voor de Brusselaars alleen. Voor Jeugd, Cultuur en Sport halen we de norm bijna, en ik hoop dat de nakende besparingen geen stap achteruit zullen betekenen. Ik wacht vol ongeduld op de nieuwe cijfers.
Er is inderdaad die historische achterstand binnen Welzijn. Op dit moment halen we binnen Welzijn slechts 2,24 procent, en dat is toch echt een heel groot werkpunt. Ik verwacht dat jullie daar niet gewoon een tandje, maar een serieuze tand bij zullen steken. Ik reken daarvoor op u. Ik ben uiteraard wel blij dat u plannen hebt gemaakt om rond de tafel te gaan zitten met uw collega’s om een groeipad af te spreken. Ik denk dat dat absoluut moet gebeuren, maar ik wil u toch oproepen om het beleid goed af te stemmen op de noden van Brussel. Ik ben heel blij dat u zelf begon met te stellen dat de situatie in Brussel anders is op het vlak van Welzijn en dat er inderdaad een overaanbod aan rusthuisbedden is. Als je naar de sector binnen het Brusselse welzijnsveld luistert, dan geven zij zelf ook heel duidelijk aan dat er gekeken moet worden naar een financiering op maat van Brussel, met bijvoorbeeld meer aandacht voor de lokale dienstencentra en thuiszorg. Ik denk dat de omslag gemaakt moet worden van residentiële zorg naar veel meer thuiszorg.
Voor alle domeinen geldt dat we er als Nederlandstalige Brusselaars, als Vlamingen in Brussel, alleen maar wel bij varen als de Vlaamse Gemeenschap sterk staat in Brussel. Dat betekent wat mij betreft dat wij met een open geest de deuren wagenwijd openzetten voor alle Brusselaars die het Nederlands een warm hart toedragen – ik zal dat blijven herhalen. Dat is inderdaad de uitdaging. Ook kinderen of volwassen met een andere thuistaal moeten zoveel mogelijk kunnen deelnemen aan het Nederlandstalig aanbod, zodat zij perfect meertalig worden. Dat is een troef voor Brussel.
Een tweede punt, heel kort nog: ik denk inderdaad dat het werk van de GACB een heel goede aanzet is om te komen tot goede afspraken en een goede afstemming tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap, als partners. De VGC moet zelf over haar dotatie kunnen beslissen, maar wij geloven ook heel sterk in die geest van samenwerking. Het zou een goede zaak zijn om in onderling overleg, als partners, tot gemeenschappelijke doelstellingen te komen, maar dat is nu een zaak voor de politiek. De administratie heeft het voorbereidend werk geleverd; de politiek moet daarover nu rond de tafel gaan zitten. Hetzelfde geldt natuurlijk voor dat duidelijk financieringskader. Ik denk dat we in dat opzicht allemaal op een Brusseldecreet zitten te wachten, dat een duidelijk kader moet bieden voor de financiële afspraken tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. U hebt tijdens de bespreking van de beleidsnota gezegd dat u van plan bent de gesprekken daarover op te starten en dat vind ik een goede zaak, maar ik vroeg mij af of u ons al iets meer kunt vertellen over de timing dan wel of er al een eerste contact geweest is met de VGC.
Het is ook een van de opdrachten van de GACB om de Brusseltoets te screenen. U geeft in uw beleidsnota aan dat u gaat nakijken of die altijd even optimaal wordt toegepast en eventueel hervormd moet worden. Ook daaromtrent vraag ik mij af of er een timing is opgesteld, of er een tijdskader bestaat en of u de gesprekken daaromtrent al opgestart bent met de VGC.
Er zijn al heel wat contacten geweest met de VGC, zowel bilateraal als met het VGC-college. De vraag rond de begroting is een belangrijke. Ik heb gisteren akte genomen van wat in het Brussels Parlement wordt besproken rond de VGC-begroting. Ik denk dat daar nog een aantal zaken nader te bekijken zijn. Naast die begroting voor 2020 moeten we ook verder bekijken hoe we omgaan met het budget van de VGC. Dat past natuurlijk ook in die globale herziening van het bestuurlijk toezicht op de VGC. We hebben daar al contacten over gehad. We hebben daar al een eerste bespreking aan gewijd, nog niet in detail, maar we gaan daar de komende maanden zeker verder aan werken, om te kijken hoe we dat concreet aanpakken.
Ik wil nog één bredere bedenking maken. Ik heb twee weken geleden, naar aanleiding van de discussie over de beleidsnota, al gezegd dat ik het bijzonder positief vind dat er in deze commissie algemeen, over partijgrenzen heen, een consensus bestaat dat de Vlaamse Gemeenschap zeer expansief haar bevoegdheden moet blijven uitoefenen in Brussel. Ik heb gemerkt dat dat bij alle partijen de vraag is, om de bestaande bevoegdheden, niet alleen Cultuur en Onderwijs, maar bijvoorbeeld ook Welzijn, Inburgering en Sport, uitvoerig uit te oefenen en de middelen te besteden, uiteraard met goede afspraken met de VGC over hoe dat besteed wordt en dergelijke meer.
Er was een tijd dat dat anders was. Ik herinner mij een debat van enkele jaren geleden, waar mevrouw Zakia Khattabi, toen nog covoorzitster van Ecolo, de stelling ‘Bruxelles aux Bruxellois’ had gelanceerd. Op zich vind ik dat een goede uitspraak. Brussel is voor de Brusselaars, en uiteraard ook voor de bezoekers en de pendelaars. Maar haar stelling was dat de twee gemeenschappen eigenlijk niets meer te zoeken hebben in Brussel en dat Brussel volledig moet worden bestuurd vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, eventueel vanuit de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Ik heb toen gemerkt dat er zelfs een aantal Vlaamse partijen waren die eigenlijk in die richting gingen, tot zelfs de vraag om bijvoorbeeld de welzijnsbevoegdheid louter vanuit Brussel te laten beheren. Ik ben bijzonder verheugd dat dat vandaag niet meer het geval is en dat alle partijen aanwezig in deze commissie zeggen dat het een goede zaak is dat dat vanuit Vlaanderen wordt beheerd.
Vandaag is het hier niet aan de orde, en die discussie zal ook niet in deze commissie gevoerd worden, maar mochten er in de toekomst nog andere discussies zijn over bijkomende bevoegdheden inzake persoonsgebonden aangelegenheden, dan ga ik ervan uit dat alle partijen aanwezig in deze commissie ook dat standpunt zullen huldigen dat we vanuit de Vlaamse Gemeenschap ook ten aanzien van Nederlandstalige instellingen die bevoegdheden wensen uit te voeren.
Minister, ik sluit mij volledig aan bij uw laatste tussenkomst: een sterke Vlaamse Gemeenschap, en heel expansief zijn in Brussel. Wat mij betreft, mag dat nog meer zijn, maar het Vlaamse regeerakkoord en uw beleidsnota tonen aan, ook gesteund door mijn partij, dat wij daarop willen inzetten.
Wat mij wel een beetje verwondert, in uw tussenkomst, maar ook in de tussenkomst van mevrouw Goeman, is dat u het normaal vindt om ‘Bruxelles aux Bruxellois’ te zeggen. (Opmerkingen van minister Benjamin Dalle)
Zo hebt u het niet gezegd. U hebt mevrouw Khattabi geciteerd. En u had daar begrip voor. Ik geloof dat u het zo gezegd hebt.
Ik bedoel: het is een goede zaak dat de inwoners van Brussel zeggenschap hebben over hun eigen stad. Maar dat er ook inspraak moet zijn vanuit de andere overheden die relevant zijn, is evident. Geen misverstand daarover.
Daar sluit ik mij uiteraard absoluut bij aan. Ik ben ook een Brusselaar.
Ik was wel een beetje verbaasd, een tweetal weken geleden, toen in de samenwerkingscommissie die ik echt wel geslaagd vond, uw collega Els Rochette het had over de echte Brusselaars. Ik vroeg me af wie de echt Brusselaars zijn. Ben ik een echte Brusselaar? (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Dat deed me eigenlijk denken aan een debat waar ik ooit aan deelnam met Olivier Maingain die zei: “Et maintenant les vrais bruxellois”. Voor hem was een Nederlandstalige die in Brussel woont geen echte Brusselaar maar een inwijkeling. Bruno De Lille had het soms over expats die naar Brussel komen. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
U hebt daarnet gesproken over echte Brusselaars zonder daar een echte definitie van te geven, en ik vind dat een heel gevaarlijke discussie. Stel dat men het in Vlaanderen zou hebben over de echte Vlamingen, dan zou het kot te klein zijn. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Wat de nabijheidsvoorzieningen betreft, was er een verschillende interpretatie tussen de VGC-administratie en de administratie van de Vlaamse Gemeenschap maar u zei letterlijk: “Instellingen voor de Brusselaars alleen”. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
U had het dus over instellingen voor de Brusselaars alleen, terwijl, wat mij betreft, die instellingen moeten openstaan voor Vlamingen die eventueel in de rand wonen maar naar Brussel komen, voor Brusselse Vlamingen, voor nieuwkomers die zich betrokken voelen bij de Vlaamse Gemeenschap, dit sluit toch een beetje aan bij dat Brusselse identiteitsgevoel, het opsluiten op een eiland.
Ik sluit me aan bij de minister wanneer hij zegt dat de Vlaamse Gemeenschap hier sterk aanwezig moet zijn, alsook de Franse Gemeenschap en dat tussen beide gemeenschappen op verschillende domeinen afspraken moeten worden gemaakt, elk binnen haar bevoegdheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.