Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, we hebben in het regeerakkoord kunnen lezen dat u eindelijk in een subsidiëring voorziet voor dierenasielen. En die ‘eindelijk’ slaat niet enkel op u; ik heb het dan ook over de lange periode waarin dierenasielen hoofdzakelijk met vrijwilligers werken – ook nu nog. Dierenwelzijn was trouwens lang een federale bevoegdheid.
Dierenwelzijn is ondertussen toch een belangrijk thema geworden. Ik denk dan ook dat de overheid stilaan meer regulerend moet optreden, en ook in een aantal subsidies moet voorzien.
Voor ik tot mijn vragen kom, maak ik nog een korte bemerking. Als we de voorwaarden voor die subsidiëring bepaald hebben, en we koppelen die aan doorgedreven controles vanuit de Vlaamse dienst Dierenwelzijn, dan denk ik dat we de kwaliteit voor dierenopvang in Vlaanderen echt kunnen verbeteren.
Hebt u op dit moment al zicht op de timing? Vanaf wanneer gaan die eventuele subsidies in? Hebt u al zicht op de grootteorde van de bedragen? Ik heb het dan uiteraard niet over de exacte middelen; we gaan dat debat niet opnieuw voeren. Gaat het over personeel, infrastructuur, of nog andere zaken?
Gaat het om een traditionele manier van subsidiëren – een asiel dient een dossier in, en het ontvangt een subsidie als het aan de voorwaarden voldoet – of kiest u voor gebiedswerkende subsidies? Ik heb de afgelopen jaren al vaak gepleit voor dit tweede systeem, ook in het federaal parlement.
Het zou bijvoorbeeld niet goed zijn dat twee goed werkende dierenasielen, die op 10 kilometer van elkaar liggen, allebei gesubsidieerd worden, terwijl er in een straal van 100 kilometer geen ander asiel te vinden is. Het is uiteraard een fictief voorbeeld, maar het komt wel voor in de praktijk.
Gaat u alleen de traditionele dierenasielen subsidiëren? Wij hebben vorig jaar, met de provincie Limburg en de stad Hasselt, een zogeheten dispensarium geopend, en ik heb begrepen dat ook Brugge daar nu over nadenkt. Daarbij ondersteunen we kansarme mensen, die door financiële problemen moeilijk voor hun huisdier kunnen zorgen of naar de dierenarts kunnen gaan. Komen ook deze doelgroepen – in dit geval kansarmen – in aanmerking voor dergelijke subsidies? En gebeurt dat dan in overleg met de minister van Welzijn? Want ik zie wel een aantal raakpunten met de armoedeproblematiek.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat is de ratio achter het ondersteunen van dierenasielen? Vlaanderen telt op dit moment een 125-tal dierenasielen, en die zijn, voor alle duidelijkheid, van ongelijke kwaliteit. Je hebt er die heel professioneel werken, maar je hebt ook andere voorbeelden. En we zouden die asielen graag willen ondersteunen.
Maar als je in een klassiek subsidiesysteem zou stappen, dan zou dat vanzelfsprekend ook inspectiecapaciteit vereisen van de Vlaamse dienst Dierenwelzijn. Maar die capaciteit is beperkt.
Ik zou graag hebben dat die capaciteit zich vooral richt op de aanpak – namelijk de preventie, detectie en beteugeling – van dierenmishandeling, eerder dan op het inspecteren van dierenasielen. Want dat is een evidentie: als je subsidieert, moet je ook controleren en inspecteren. Daardoor zou een heel stuk capaciteit verloren gaan. Zo is het idee gerijpt om een alternatief systeem te bedenken waarbij we enerzijds wel zorgen dat de doelstelling bereikt wordt, namelijk extra ondersteuning van de asielen, maar zonder het wegtrekken van capaciteit bij onze dienst Dierenwelzijn, zodat die zich kan blijven focussen op andere taken. Vandaar het denkspoor om te werken met asielen die erkend zouden worden door lokale besturen. Elk lokaal bestuur heeft daar ook baat bij, omdat bij de inbeslagname van dieren maar ook bijvoorbeeld bij het opnemen van verloren gelopen dieren, men ergens met die dieren terecht moet kunnen, en dat is bij de asielen. Veel lokale besturen hebben daarvoor al een of andere overeenkomst met een lokaal asiel. Die lokale besturen staan fysiek het dichtst bij die asielen en kunnen ook een oogje in het zeil houden wanneer er zich problemen zouden manifesteren, die ze dan kunnen signaleren aan onze dienst Dierenwelzijn. Dat is de ratio die we nu proberen in een regelgevend kader te gieten.
Daaraan gekoppeld is de problematiek dat onze dienst Dierenwelzijn ook regelmatig dieren moet plaatsen in asielen. Ik heb er in een vorige regeerperiode voor gezorgd dat daarvoor een kader uitgewerkt werd voor de vergoeding aan die asielen, met specifieke dagprijzen. Op die manier krijgen de asielen in kwestie een ondersteuning voor het opvangen van dieren, waarbij de uiteindelijke kostenvergoeding afhankelijk is van de diersoort en de verblijfsduur. We zouden dat systeem kunnen aanpassen en werken met een soort forfait in ruil voor die financiering. Dat is dus het kader dat we nog in een regelgeving moeten gieten. Ik hoop dat we dat binnen enkele maanden kunnen afwerken en dat we met een concreet voorstel naar voren kunnen komen.
Het tweede deel van uw vraagstelling gaat over de relatie met armoede. Ik ben natuurlijk niet ongevoelig voor die problematiek en vooral voor het lot van dieren wanneer hun eigenaars geconfronteerd worden met armoede of met andere problemen waardoor ze niet meer voor hun dieren kunnen zorgen. Ik plaats daar wel een caveat bij. Ik denk niet het onze bedoeling moet zijn om het signaal te geven: als je wegens welke problemen dan ook niet meer kunt instaan voor de opvang van je dieren, zullen wij dat wel regelen of zijn er wel genoeg initiatieven voorhanden. Ik denk dat de boodschap altijd duidelijk moet zijn: wanneer je een dier in huis haalt, dan horen daar ook financiële consequenties bij. Zelfs een kat heeft een prijskaartje. Je moet goed beseffen, als je een levend wezen in huis haalt, dat daar ook tegenover staat dat je daar financieel en op andere vlakken voor moet kunnen zorgen. Ik wilde niet dat we een ander signaal zouden geven: doe maar op, haal maar in huis, als je er niet voor kunt zorgen, dan wordt er altijd wel een vangnet voorzien. Dat signaal wil ik zeker niet geven.
U haalt het concrete voorbeeld aan van het initiatief Baas&Beest in Limburg. Dat is een concreet project op vrijwilligersbasis. Ik wil maximaal faciliteren om dat uit te rollen in heel Vlaanderen. Faciliteren is echter iets anders dan subsidiëren. Ook de initiatiefnemers zijn trouwens bij mijn weten geen vragende partij voor subsidies, want beseffen heel goed dat je, wanneer je dat begint te subsidiëren, het de facto laat uitdoven, want dan creëer je een afhankelijkheidsrelatie. Dit is echt een systeem gebaseerd op vrijwilligers. Volgens mijn informatie bestaat er zelfs een wachtlijst, niet voor de afnemers maar voor de vrijwilligers die willen meestappen in dat systeem. Dat is heel knap gedaan. Hier worden verschillende doeleinden met elkaar worden gecombineerd: jongeren met problemen en het lot van dieren. Ik wil er absoluut werk van maken om dat uit te rollen. Ik zal ervoor zorgen dat de initiatiefnemer en onze dienst Dierenwelzijn, voor zover nog nodig, met elkaar in contact gebracht worden.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik heb twee bemerkingen. Werken via die lokale besturen lijkt me een heel goede insteek, maar – als ik zo bescheiden mag zijn – op basis van mijn ervaringen, ook in andere functies die ik gehad heb, denk ik dat het echt heel goed zou zijn om vanuit de praktijk te vertrekken. We kunnen natuurlijk alle lokale besturen aanschrijven. Dat is één techniek. Een andere techniek is dat men inderdaad gaat kijken welke nu de goedwerkende dierenasielen zijn en op welke locaties er goed wordt samengewerkt met de gemeentebesturen. Dat zou het gemakkelijker maken om te zien waar het geld eventueel naartoe gaat.
Ik geef een concreet voorbeeld. De regio die net buiten Limburg valt, ik heb het dan over Landen en een aantal aangrenzende gemeenten, daar is er een probleem. Die gemeenten richten zich allemaal tot het dichtstbijzijnde asiel bij ons in Limburg. Als men dan aan Vlaams-Brabant vraagt om die dierenasielen in Limburg te ondersteunen – dat is begrijpelijk, versta me niet verkeerd, want zij zorgen voor dierenopvang van Brabantse gemeenten – dan is het antwoord natuurlijk dat ze alleen de eigen gemeenten mogen subsidiëren. Ik zou nog zulke voorbeelden kunnen geven. Een gelijkaardige situatie doet zich voor in het Maasland.
We moeten echt kijken naar de concrete situaties om de best mogelijke opvang voor dieren te geven en in die zin ben ik het met u eens dat de lokale besturen daar een zeer belangrijke rol in spelen. We moeten vooral pragmatisch zijn en naar de praktijk kijken.
Ik heb nog een tweede bemerking. Ik deel uw mening over het project in Limburg, maar één zaak moet u wel beseffen. U wilt het niet reglementeren, want we mogen er niet van uitgaan dat de mensen gaan denken dat anderen wel voor hun huisdier zullen zorgen. Dat is natuurlijk gedeeltelijk waar. Wat natuurlijk ook waar is – en dan komen we misschien bij uw collega’s terecht –, is dat juist mensen die het al moeilijk hebben, niet zo lang nadenken of stilstaan bij het feit dat zich een huisdier aanschaffen bijkomende problemen en/of kosten meebrengt. Ik wil het huisdier niet vergelijken met de aankoop van alle mogelijke toestellen of met folders die in de brievenbus vallen, waar mensen dan op inspelen terwijl ze het zich eigenlijk niet kunnen veroorloven. In die zin mag het gegeven niet onder de mat worden geveegd, tenzij misschien als het nu wordt bekeken vanuit het dierenwelzijnsperspectief, al moet het dan zeker ook bekeken worden vanuit een armoede- en welzijnsperspectief. We stellen immers vast op de werkvloer dat inderdaad meer en meer mensen die een huisdier hebben – al dan niet bewust gekocht, maar dat is een ander element – ook daardoor extra financiële problemen krigjen, met alle gevolgen voor de kwaliteit van de opvang van dat huisdier.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u voor het antwoord en de collega voor de vraag om uitleg.
Minister, ik ben persoonlijk eigenlijk heel tevreden met de passage over dierenasielen in het regeerakkoord. Ik vind het goed dat daar deze legislatuur zeer veel aandacht naartoe gaat. Het zijn ten slotte zeer belangrijke sleutels in het dierenwelzijnsbeleid. Samenwerking tussen dierenasielen is altijd goed en het is uiteraard een goede zaak dat er nu gespecifieerd staat dat elk lokaal bestuur een samenwerking moet aangaan met een dierenasiel en die werking zo goed kan opvolgen.
Ik dacht dat we ongeveer 150 dierenasielen hebben in Vlaanderen. Er worden ongeveer 5000 honden geplaatst. Minister, het is belangrijk om echt alle asielen eens goed in kaart te brengen. We weten allemaal dat iedereen die daar met hart en ziel dag in dag uit heel hard werkt, het momenteel echt niet gemakkelijk heeft. We hebben kleine en grote asielen. We moeten een volwaardig asiel- en dierenwelzijnsbeleid uitstippelen.
Met het oog op de professionalisering – dat was ten slotte de bedoeling met de subsidiëring die voorzien werd – is het heel belangrijk om eerst alle dierenasielen en de problematieken goed in kaart te brengen. Met betrekking tot de subsidiëring is het altijd belangrijk dat er een sluitend financieel businessmodel voorhanden is. Dat is allemaal belangrijk ter bevordering van het dierenwelzijnsbeleid. Het is belangrijk dat de medewerkers die dag in dag uit met het dierenwelzijn bezig zijn in de asielen, een goede ondersteuning krijgen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik sluit me aan bij mevrouw De Vroe, ik ben ook heel blij met de passage in het regeerakkoord waarmee we een kapstok hebben om een handdoek op te nemen wat betreft de dierenasielen. Dat zijn namelijk de sluitstukken voor een goed dierenwelzijnsbeleid. Hopelijk is iedereen het ermee eens dat het belangrijk is dat we een goede visie ontwikkelen, een visie die ervoor zorgt dat we een gebiedsdekkend geheel krijgen voor dierenasielen. Het is zo belangrijk dat we dat niet kunnen overlaten aan het organisch groeien. In een regio kan men het geluk hebben dat vrijwilligers dat op een redelijk professionele manier organiseren, maar in een andere regio kan men pech hebben dat dat niet gebeurt. De Vlaamse overheid kan het daarvan niet laten afhangen. Ik hoop dat we er samen even de tijd voor nemen om die visie goed uit te werken, waarbij de dierenasielen hun functie gebiedsdekkend kunnen opnemen. De middelen die daarvoor voorzien zijn, moeten worden gebruikt om die visie gebiedsdekkend uit te rollen. In de bestaande asielen wordt vaak goed werk geleverd, maar daar zijn ook kwaliteitsverschillen, zoals de minister aangeeft. We moeten de middelen dus ook omgekeerd gebruiken voor de professionalisering van die dierenasielen, om hen een trapje hoger te kunnen tillen.
Minister, u hebt stilgestaan bij de controlefunctie. U haalt aan dat u misschien toch wat problemen hebt met het feit dat de diereninspectie daar zoveel tijd moet insteken. Ik kijk daar naar de lokale besturen. Ik begrijp wat u zegt over de samenwerking met de lokale besturen, vooral als we een gebiedsdekkend geheel willen hebben. Het is belangrijk dat de gemeentebesturen een samenwerking kunnen uitbouwen met dierenasielen, en dat zij een knipperlichtfunctie kunnen opnemen, net zoals bezoekers dat kunnen. Dat kan zeker, maar gemeentebesturen hebben niet de expertise noch de manschappen. Ik blijf daar sterk bij de visie dat de effectieve controlerende functie het best bij de dierenwelzijnsinspectie zou blijven.
Nog even over het armoedebeleid, minister. Kunnen we eens nadenken over extra acties? Mensen die in armoede leven en een dier houden, hebben daardoor extra kosten. Sensibilisering is in dezen zeer belangrijk. Omgekeerd – dat is toch iets anders dan een toestel in een folder – heeft een dier een helende functie voor heel wat mensen. Een dier zorgt voor een sociale relatie die sommigen niet met mensen kunnen opbouwen. Dat dier heeft een belangrijke sociale functie voor de mensen zelf in de hulp- en zorgverlening, of kan dat hebben. In die zin, minister, is het misschien toch wenselijk om eens diepgaander na te denken over de aanpak van de problematiek van de zorg voor het dier.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, u bent gebeten door dierenwelzijn. U hebt er uw tanden ingezet en u lost niet meer, want ik hoor dat u al onmiddellijk bent gestart met de uitvoering van het nieuwe regeerakkoord voor uw beleidsdomein. U hebt de vorige vijf jaar enorm hard gewerkt op het domein Dierenwelzijn en dat is waar we nu mee verdergaan.
U spreekt over de subsidiëring van de dierenasielen. De collega’s zeggen het ook: het is belangrijk dat we naar een kwaliteitsvolle opvang van onze dieren gaan. Er moet een goede denkoefening aan voorafgaan. Ik kijk uit naar het resultaat: hoe gaan we de subsidiëring van de 25 erkende dierenasielen precies aanpakken?
Ik hoor u vertellen dat u bereid bent om een initiatief te nemen om het programma Baas&Beest verder uit te rollen. Ik ben ervan overtuigd dat het sociale aspect van dieren en huisdieren onmiskenbaar is. Het is een winst voor zowel dier als mens. Onze fractie denkt dat we inderdaad vernieuwend moeten zijn bij de aanpak van het vraagstuk van dierenwelzijn en armoede.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik onderschrijf natuurlijk vooral de bezorgdheid over de kwaliteit. Daar is het ons om te doen. We willen die extra middelen ook heel specifiek inzetten voor de professionalisering, al is dat misschien een te groot woord, maar alleszins voor de verhoging van de kwaliteit van dierenasielen ten voordele van het dierenwelzijn.
We hebben daar in het verleden ondersteuning voor geboden. Enerzijds bieden we een gratis cursus aan voor asielmedewerkers. Anderzijds wordt op de website een boekhoudkundig systeem ter beschikking gesteld aan de asielen. Daarmee kunnen ze perfect digitaal voldoen aan hun rapporteringsplicht. We hebben dat echt op maat gemaakt. Er moeten nog meer asielen gebruikmaken van dit systeem, want er is wel wat terughoudendheid. Soms wordt zelfs vastgehouden aan het eigen systeem met klassieke fiches in de plaats van het softwarepakket dat we aanbieden.
Na die twee trappen van de vorige regeerperiode moeten we nu concreet gestalte geven aan die derde trap, namelijk een financiële impuls, gekoppeld aan die doelstelling van meer kwaliteit. We zullen bekijken hoe we dat in de praktijk kunnen uitrollen en wat daarbij de rol van de lokale besturen zal zijn. Het is niet de bedoeling dat ze die inspectie volledig overnemen, maar wel dat ze een signaalfunctie hebben en zodoende toch ook onze inspectiediensten een beetje kunnen ontlasten. De uiteindelijke doelstelling is een win-win: enerzijds zijn de dierenasielen gediend met een extra ondersteuning en anderzijds wordt de inspectiedienst Dierenwelzijn wat meer ontlast en kan die zich bezighouden met zijn kerntaak. Het dierenwelzijn is daar volgens mij uiteindelijk sterk bij gebaat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.