Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
In het rijtje van niet al te sexy maar wat saaie vragen die deze middag worden gesteld, maar edoch belangrijke vragen, heb ik er ook een over het beleggen in Vlaamse schuld.
Minister, op 28 januari communiceerde u dat beleggen in Vlaamse schuld meer dan 1 miljard euro heeft opgebracht. Dezelfde dag verschenen er berichten in de media dat Vlaanderen door te beleggen in Vlaamse schuld 16,5 miljoen euro uitspaart.
De uiteenlopende bedragen – want ik heb die communicatie ook op uw website teruggevonden – getuigen in mijn ogen niet meteen van financiële helderheid en transparantie. Ze zijn beide wel het resultaat van de uitvoering van het decreet betreffende de optimalisatie van het beheer van de financiële activa van de Vlaamse overheidsentiteiten. Het gaat over entiteiten die voor minstens de helft in handen van de Vlaamse overheid zijn.
Het decreet werd in mei 2018 goedgekeurd onder uw voorganger. De bedoeling was en is natuurlijk dat de genoemde entiteiten kasmatig beschikbare middelen die ze tijdelijk niet nodig hebben voor korte – minder dan een jaar – of langere termijn – meer dan een jaar – beleggen in kredietverstrekking aan andere entiteiten. Door deze leningen van de ene Vlaamse entiteit aan de andere moet de Vlaamse overheid zelf minder nieuwe leningen aangaan en daalt de geconsolideerde schuldenlast van de Vlaamse overheid.
Uit de toelichting bij het decreet viel af te leiden dat er, en ik citeer letterlijk, “een zeer grote massa beschikbare gelden” aanwezig was. Concreet ging het over een som van 1,5 miljard euro. Uw voorganger raamde dat van deze som 600 miljoen euro volgens de regels van het decreet zou worden ingezet in 2018. Voor 2019 noemde hij 100 miljoen euro.
In uw communicatie luidt het dat er in 2018 al meteen 1,1 miljard euro in beweging is gezet, waarvan 585 miljoen euro tot minstens eind 2019 en later.
In welk kader past de communicatie die u hebt gevoerd? Vooral omdat het decreet voorziet in een rapportering. Waarom is die rapportering niet eerst aan het Vlaams Parlement overgemaakt?
Welke verklaring of verklaringen hebt u voor het ‘verrassende succes’, zoals u het zelf noemde, van het genoemde activabeheer van de Vlaamse overheidsentiteiten?
In de berichtgeving zag ik dat naast de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) nog acht andere Vlaamse overheidsinstellingen meegedaan zouden hebben. Over welke instellingen gaat het?
Van al dat beleggen in Vlaamse schuld zou de BAM met net geen 440 miljoen euro het leeuwendeel hebben ingevuld. In mijn ogen is dat misschien wat contradictorisch met de grote financieringsnoden van diezelfde BAM voor de realisatie van de Oosterweelverbinding.
Welke entiteiten hebben op de beschreven manier kredieten opgenomen? Voor welke bedragen, welke termijnen en met welke bestemmingen? Hoe wordt omgegaan met het risico op urgente financiële noden bij ontlenende entiteiten?
Entiteiten die hun beschikbare kasmiddelen beleggen via een lening aan andere entiteiten, mogen volgens het decreet geen verliezen lijden en rekenen op een marktconform rendement. Hoe legt u dan uit dat er een rentebesparing van 16,5 miljoen euro gerealiseerd zou worden?
Gezien het verloop van de hele operatie, kan worden geconcludeerd dat de oorspronkelijk geraamde massa van beschikbare financiële activa al medio 2019 gemobiliseerd zal zijn. Denkt u in dat geval aan een uitbreiding of aan een andere formule van activabeheer van de Vlaamse overheidsentiteiten?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, met betrekking tot de communicatie hebt u zelf aangegeven dat dit decreet, dat unaniem is goedgekeurd in het Vlaams Parlement in 2018, nieuw is en in die zin is ook de rapportage nieuw. Dat is vrij logisch. In de toekomst zal deze rapportage worden geïntegreerd in het rapport over het beleid inzake het kas-, schuld- en waarborgbeheer dat normaliter uiterlijk per 21 mei wordt ingediend.
Bij uw tweede vraag kan ik verwijzen naar de bespreking van het decreet in het Vlaams Parlement. Mijn voorganger, Bart Tommelein, heeft toen reeds aangegeven dat de betrokken overheidsentiteiten per einde 2016 ongeveer 2,5 miljard euro belegden in financiële producten van korte en lange termijn. Dat bedrag kon dan nog verder worden aangevuld met de actuele stand van de respectieve zichtrekeningen.
Hierbij werd tegelijk ook geduid dat zonder bijkomende specifieke rapportage door deze entiteiten, die trouwens ook door dit decreet mogelijk werd gemaakt, het nog niet mogelijk was om het onderscheid tussen beleggingen in het kader van het maatschappelijk doel en vrij beschikbare kasgelden te maken. Er werd destijds ook voor geopteerd om te vertrekken van een conservatieve raming van 600 miljoen euro voor 2018, een raming die vervolgens in de begroting 2019 en in de meerjarenraming stelselmatig zou oplopen met 100 miljoen euro per jaar.
In tweede orde is het succes van het decreet deels toe te schrijven aan de intensieve gesprekken die voorafgaand aan de implementatie van het decreet zijn gevoerd tussen het kabinet, de administratie Financiën en Begroting en de betrokken entiteiten. Die gesprekken hadden tot doel om de werking van het decreet uit te leggen en om iedereen te sensibiliseren. Uit die gesprekken is naar voren gekomen dat de verschillende entiteiten zich bewust zijn van het belang van het decreet en van de voordelen voor hen.
Op uw vraag of er naast de BAM nog andere Vlaamse overheidsinstellingen meegedaan hebben, kan ik een positief antwoord geven. Naast de BAM, gaat het in concreto over de Vlaamse Milieuholding (VMH), Gigarant, ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO), NV Diestsepoort, vzw ‘de Rand’, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en de Vlaamse Participatiemaatschappij (VPM). Indien u dat wenst, kunnen we u het volledige overzicht bezorgen van wat zij effectief aan obligaties hebben ingediend en dus voor welk bedrag zij beleggingen hebben gedaan.
U geeft aan dat het verhaal van de BAM en die 440 miljoen euro ietwat contradictorisch zou zijn omdat de BAM enerzijds een groot bedrag in schuld belegt, terwijl ze anderzijds grote financieringsnoden heeft voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. Toch kunnen we die vaststellingen verklaren. U weet dat de BAM ondertussen al jaren bezig is met de voorbereiding van de Oosterweelverbinding. Hiertoe heeft ze in het verleden al enkele belangrijke kapitaalinjecties gekregen om het achterliggende financiële model van de Oosterweelverbinding te ondersteunen. Eind 2017 werd er bijvoorbeeld nog principieel beslist om een nieuwe kapitaalinjectie van 350 miljoen euro te doen. In 2018 is de kapitaalverhoging doorgevoerd en tegelijk voor 25 procent volstort. Daarnaast krijgt de BAM van haar dochter de NV Tunnel Liefkenshoek jaarlijks een retributie.
Al deze effecten genereren cash die momenteel nog niet volledig nodig is voor de actuele werking van de BAM en de voorbereidende studies en werken die ze laat uitvoeren.
In afwachting van het volop op gang komen van de hoofdwerken, kan er dus nog tijdelijk geld worden belegd bij de Vlaamse Gemeenschap. Zodra de hoofdwerken op kruissnelheid zijn, zullen deze beleggingen stelselmatig wegvallen en zal de Vlaamse Gemeenschap leningen verstrekken aan de BAM, zoals eerder altijd is meegedeeld.
Ondanks het op middellange termijn wegvallen van de beleggingen door BAM, gaan wij toch uit van een stabilisatie of beperkte verdere groei van het systeem van beleggen in Vlaamse schuld. Hier spelen meerdere elementen.
Vooreerst is er de overgangsmaatregel die de entiteiten toelaat om hun korte- en langetermijnbeleggingen bij externen te behouden tot de vervaldag. Het aflopen van deze korte- en langetermijnbeleggingen genereert met andere woorden in de toekomst bijkomende vrije kasgelden. We denken dan in het bijzonder aan het Agentschap Vlaamse Sociale Bescherming met een obligatieportefeuille van om en bij de 700 miljoen euro.
Tegelijk gaan we er ook van uit dat er nog verdere optimalisaties mogelijk zijn, omdat de buffer aan ‘benodigde’ kasgelden die de entiteiten momenteel nog aanleggen, soms nog relatief groot is.
Om die optimalisatie ook in concreto vorm te geven, bepaalt de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën – die normaliter volgende week ter bespreking op de agenda staat – ook nog dat niet enkel de beleggingen van betrokken entiteiten bij de Vlaamse Gemeenschap dienen te gebeuren, maar dat ook het kasbeheer door de Vlaamse overheid zal worden gedaan in de toekomst. Hierdoor worden de geplande buffers aan ‘benodigde’ kasgelden dadelijk geïntegreerd in de kaspositie van de Vlaamse Gemeenschap.
Tot slot zijn er ook nog instellingen die vrijwillig kunnen toetreden. Bijvoorbeeld bij de instellingen van het hoger onderwijs is er nog een mooie bron van middelen die zou kunnen worden aangesneden. Ik ga ervan uit dat op het moment dat de werking van het decreet beleggen in Vlaamse schuld bekender wordt, men ook vanuit die hoek wel interesse gaat tonen.
U vroeg wie nu precies de leningen heeft opgenomen en daarover kan ik redelijk kort zijn. Enkel de Vlaamse Gemeenschap heeft deze leningen opgenomen. Dit past binnen de globale financieringspolitiek van de Vlaamse overheid om zoveel mogelijk middelen te centraliseren. Die centralisatie zal ertoe bijdragen dat er minder kapitaal moet worden opgehaald op de internationale kapitaalmarkt om aan de totale financieringsbehoefte te voldoen.
Om tegemoet te komen aan de urgente financiële noden bij ontlenende entiteiten, is er een zekere mate van flexibiliteit ingebouwd in het decreet. Elke belegging kan te allen tijde vervroegd worden terugbetaald, mits het betalen van een kleine penalisatie. Deze penalisatie werd toegevoegd in uitvoering van het decreet om ondoordacht beleggen te vermijden. Deze flexibiliteit biedt een extra zekerheid aan de overheidsentiteiten. Het is eveneens een sterke troef ten opzichte van beleggingen bij financiële instellingen waar dergelijke bijna kosteloze flexibiliteit niet van toepassing is.
U vraagt zich ook af hoe de garantie op een marktconform tarief te rijmen valt met een rentebesparing van 16,5 miljoen euro?
In de feiten spreken we hierbij over een optimalisatie waarbij een duurzame bron van ‘rollende’ ofwel ‘veelal hernieuwde’ korte- en middellangetermijngelden wordt aangeboord.
Momenteel dreigen vele entiteiten een negatieve rente te krijgen op hun kortetermijnbeleggingen. De Vlaamse Gemeenschap voorziet evenwel niet in negatieve rentes in het systeem van beleggen in Vlaamse schuld, wat dus een win-win genereert voor beide partijen.
Deze korte- en middellangetermijnbeleggingen beperken op hun beurt de nood aan de uitgifte van langetermijnobligaties door de Vlaamse overheid. De rente op lange termijn is in normale omstandigheden dan weer hoger dan de rente op korte termijn.
Vertrekkende van de recentste langetermijnuitgifte door de Vlaamse Gemeenschap – die een zogenaamde ‘yield’ van ongeveer 1,5 procent bood –, kunnen we nu uitgaan van een besparing van 1,5 procent rente op een bedrag van 1,1 miljard euro, ofwel 16,5 miljoen euro op jaarbasis.
Met betrekking tot uw laatste vraag inzake het eventueel voorzien in een uitbreiding of via andere formule voor het activabeheer van de Vlaamse overheidsentiteiten heb ik reeds verwezen naar het stelselmatig aflopen van de overgangsmaatregel met betrekking tot uitstaande beleggingen bij externen, de overname van het kasbeheer van betrokken entiteiten én de vrijwillige deelname van andere entiteiten, zoals bijvoorbeeld het hoger onderwijs.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, u hebt zeer uitgebreid geantwoord, waarvoor dank.
Ik zou wel willen aandringen op een rapportage, ook al moet het in de toekomst inderdaad in het andere rapport rond kas- en schuldbeheer worden geïntegreerd. In uw antwoorden hebt u al een tipje van de sluier opgelicht, maar ik wil toch aandringen zodat we als parlement de rapportage kunnen volgen en zien welke stappen er zijn gezet.
We hebben het decreet altijd gesteund, maar op zich is het wel vreemd dat we bepaalde entiteiten – laat ons maar zeggen – behoorlijk betoelagen voor bepaalde opdrachten en dat er dan toch behoorlijke volumes ter beschikking blijven om te beleggen. Vanuit uw schuldbeheer snap ik het wel, maar het staat soms wat haaks op de stringente financiële begrotingspolitiek van de Vlaamse Regering, die ik snap. Het is vreemd dat u zelfs nu een opening maakt voor een agentschap dat, als ik het goed heb begrepen, een aantal extern lopende beleggingen heeft en dat we rekenen op het effect van de beleggingen op korte en lange termijn, wat betreft het aangaan van leningen.
Voor de rest begrijp ik wel dat, als je centraliseert, het enkel de Vlaamse Gemeenschap is die de leningen centraliseert. Maar het blijft soms wat vreemd in het discours rond middelen dat er blijkbaar zulke grote volumes beschikbaar zijn bij heel wat entiteiten die we op een of andere manier rechtstreeks betoelagen.
Minister, ik heb u niet goed begrepen. De optimalisatie en het beheer van de financiële actieven en het beleggen in de Vlaamse schuld: dat zijn pistes die we kamerbreed hebben goedgekeurd, en dat is een goede zaak.
U hebt gezegd dat de Vlaamse Gemeenschap geen negatieve rente betaalt. Dat kan ik nog begrijpen, want anders maak je een probleem voor de instellingen die bij u beleggen. Maar het tweede begrijp ik niet goed. U zegt dat de 16,5 miljoen euro berekend is op een rentebesparing alsof we die moeten afzetten op 1,5 procent ten opzichte van 1,1 miljard euro, waarbij 1,5 procent de langetermijnrente is. Ik zeg het nu heel kort door de bocht. Dan heb je natuurlijk een optimalisatie gedaan van je mogelijke rentebesparing. Als je dat op korte termijn zou hebben belegd – wat waarschijnlijk ook zou moeten –, dan is dat geen 1,5 procent rente maar veel minder. Je hebt daar dus ook een optimalisatie gedaan van de potentiële winst die je kunt maken. Dat is een beetje bij het haar getrokken, want je hebt natuurlijk niet alles kunnen omzetten in langetermijnrente.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, we hebben op dit ogenblik de lijst bij van het communicatieverhaal waarover u het had. We zullen dat straks in het totale plan mee opnemen, maar we zullen het nu al ter beschikking stellen. Dat kan zelfs als bijlage bij het verslag. Dan heeft iedereen daar zicht op.
Mijnheer Bertels, ik heb het duidelijk geschetst. Doordat de middelen op dit ogenblik ter beschikking worden gesteld van de Vlaamse overheid, moeten we inderdaad niet lenen, en daardoor is er die besparing. Dat is dus een duurzame aanwending van de middelen. Het is opnieuw een win-winsituatie voor iedereen. (Opmerkingen van de heer Jan Bertels)
U lacht, voorzitter, u lacht instemmend, neem ik aan.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik kijk uit naar die informatie en ik denk dat dit nog wel een paar keer zal terugkomen, gezien ook de concrete en terechte vraag van de voorzitter.
De vraag om uitleg is afgehandeld.