Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, we weten dat er over heel het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een fijnmazig web van 22 gemeenschapscentra uitgewerkt is, 1 per gemeente en 4 voor de stad Brussel, met een apart huis voor Haren, Neder-Over-Heembeek en Laken. Die vormen mee de basis van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel en hebben elk een eigen karakter en dynamiek omdat ze, idealiter, gedragen worden door de lokale gemeenschap en de gedreven vrijwilligers aldaar.
Dit jaar voorziet de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) in bijna 33 miljoen euro voor het beleidsdomein Cultuur, Jeugd en Sport, waarvan het leeuwendeel naar de gemeenschapscentra gaat. Daarnaast gaat nog eens 9,5 miljoen euro naar infrastructuurprojecten in de gemeenschapscentra.
De centra zijn uiteraard buurtgericht, wat trouwens een van hun opdrachten is – een kernopdracht zelfs. Het is dan ook evident dat er ook aandacht gaat naar die diversiteit in een buurt met een grote culturele diversiteit. Dat is een goede zaak, daar ga ik volledig mee akkoord, maar het Nederlands moet wel de werkingstaal bij uitstek blijven. En daar schort het soms wel eens aan.
Zo verliep het onthaal bij de nieuwjaarsreceptie van de Vaartkapoen in het Frans, evenals de uitleg voor de bonnetjes, de presentatie van de film en de film zelf. Er was gelukkig wel in Nederlandse ondertiteling voorzien. Minister, openheid naar de buurt of andere culturen betekent niet het wegcijferen van de eigen taal. Dat is ook de benadering die wij terugvinden in de beleidsnota Brussel, die we samen hebben goedgekeurd. Daarin staat uitdrukkelijk opgenomen: “Een sterk Vlaams taalbeleid in Brussel impliceert dus een positieve samenwerking met de verschillende overheden op het veld.”
Welke maatregelen kunt u nemen om de positie van het Nederlands binnen de Nederlandstalige socioculturele centra te vrijwaren?
Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat Cultuurcentrum Brussel een zo breed mogelijk Nederlandstalig publiek bereikt?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Minister Gatz heeft het woord.
Zoals u weet, mijnheer Poschet, is de VGC de inrichtende overheid van de 22 Brusselse gemeenschapscentra en zij stuurt ook het taalbeleid in haar dagelijkse werking aan. Zij zou dus nog altijd als eerste moeten antwoorden op uw vragen. Niettemin deel ik uw analyse en bekommernis grotendeels. De gemeenschapscentra staan uiteraard niet los van de buurt waarin ze actief zijn, wat zeker geldt voor een gemeenschapscentrum als de Vaartkapoen, dat, zoals u weet, in een diverse en soms ook moeilijke buurt werkt. Dat is trouwens de reden waarom ik de deelwerking – ik herhaal het graag – van VK Concerts binnen de Vaartkapoen vanuit het Brusselfonds steun met een jaarlijkse werkingssubsidie van 110.000 euro.
Ik begrijp dus dat de gemeenschapscentra een bepaalde soepelheid in het taalgebruik aan de dag willen en moeten leggen. Een meertalige aanpak kan ook aangewezen zijn, maar dit neemt uiteraard niet weg dat het Nederlands de voornaamste werkings- en communicatietaal moet blijven. In mijn eigen subsidiebeleid heb ik de richtlijn rond het gebruik van het Nederlands als volgt geformuleerd: “De projecten worden aangekondigd in het Nederlands en ook alle andere communicatie over het project wordt in het Nederlands gevoerd. Het Nederlands wordt ook gebruikt tijdens het verloop van het project. Bij initiatieven waar doelbewust verschillende talen worden gehanteerd” – u weet dat we dat laatste decretaal mogelijk maken – “bekleedt het Nederlands een evenwaardige positie.” Die richtlijn proberen wij zeker goed te laten opvolgen.
Zoals u allicht weet heeft de VGC een visietekst met betrekking tot haar taalbeleid. Deze tekst vormt de basis voor de manier waarop ze binnen hun instellingen met talen omgaan.
Dit is een leidraad voor het omgaan met het Nederlands en met andere talen in VGC- initiatieven of initiatieven die door de VGC ondersteund worden.
De VGC werkt in een rijke en meertalige omgeving. In het officieel tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden uiteraard nog meer talen gesproken. We kunnen met die mogelijkheden en rijkdom van taal en cultuur omgaan als een troef en als een positieve kracht in de grootstad. Deze meertaligheid biedt ook kansen voor inwoners en bezoekers van de stad. De VGC wil met een open houding een toegankelijk Nederlandstalig netwerk van diensten en voorzieningen vormgeven, om zo de kwaliteit van het leven in de stad te verbeteren. Het Nederlands moet daarin een belangrijke plaats krijgen en behouden. Verder wil de VGC een positieve houding tegenover het Nederlands in een meertalige omgeving stimuleren.
Voor mijn antwoord op uw concrete vraag over de nieuwjaarsreceptie van De Vaartkapoen heb ik mij ook geïnformeerd bij de betrokkenen. Ik bevestig dat het onthaal niet de hele avond in het Nederlands verliep. In de loop van de avond werd de Nederlandstalige onthaalverantwoordelijke vervangen door een vrijwilliger die het Nederlands echter niet machtig was. Dat is zeker een aandachtspunt voor de toekomst. Voor de overige activiteiten in dienstverlening, zoals de bonnetjes, de verkleedhoek, de eetstand en de bar, was de Vaartkapoenploeg zelf verantwoordelijk. Zij bedienden de aanwezigen in het Nederlands en indien nodig in het Frans. De gastvrouw van de avond, mevrouw Emilie Harnie, was die avond tweetalig. Als ik me goed herinner, was dat vorig jaar ook het geval.
In het kader van haar taalbeleid biedt de VGC wel degelijk ondersteuning aan de gemeenschapscentra. Sinds 2017 krijgen de gemeenschapscentra die dat wensen ondersteuning van het Huis van het Nederlands voor een eigen taalbeleid. De Vaartkapoen heeft op dat aanbod ingetekend vanuit het begrip van de noodzaak van een bewuste omgang met andere talen dan het Nederlands. De ondersteuningstrajecten bestaan uit een analyse – door gesprekken, enquêtes, observaties, taalniveau, bepalen van het huisblad, flyers, website, groepswerk met team en raad van bestuur – alsook uit visieontwikkeling, afspraken en concrete acties. Alle geledingen van het gemeenschapscentrum worden betrokken waardoor zowel wordt gewerkt rond bijvoorbeeld taalgebruik door de baliemedewerkers als rond de opvattingen over het taalgebruik die leven binnen de raad van bestuur. De trajecten werken objectiverend en ontmijnend en stimuleren op een positieve manier de actieve aandacht voor het Nederlands. Tot nu toe maken 11 van de 22 gemeenschapscentra, dus de helft, gebruik van dit ondersteuningsaanbod.
Vanuit de Vlaamse Gemeenschap zetten we verder in op de taalpromotie van het Nederlands door oefenkansen aan te bieden. Zoals reeds vermeld in mijn laatste beleidsbrief heb ik het Huis van het Nederlands gevraagd om de bestaande expertise verder uit te bouwen door Nederlandstalige organisaties actief te ondersteunen. In 2019 zal het een project opzetten met de grote Vlaams-Brusselse cultuurhuizen. Daarbij ligt de focus enerzijds op het betrekken van anderstalige Brusselaars in hun werking en aanbod en anderzijds op het gebruik van het Nederlands, zodat deze instellingen ook een effectieve ontmoetingsplaats kunnen vormen voor Nederlandstaligen en Brusselaars die hun Nederlands willen oefenen. Ik bekijk met het Huis van het Nederlands of het mogelijk en nuttig is om de geplande initiatieven in deze context ook uit te breiden naar de gemeenschapscentra, in overleg met de VGC.
Op de communicatiemiddelen die het Cultuurcentrum Brussel gebruikt om een zo breed mogelijk Nederlandstalig publiek te bereiken, ga ik nu minder in. Dit behoort tot de operationele werking van het Cultuurcentrum, dus van de cluster van 22 gemeenschapscentra. Daarvoor is, zoals gezegd, het collegelid bevoegd voor Cultuur van de VGC verantwoordelijk.
Dank u in elk geval voor uw opmerking. Ze is terecht. We zetten de inspanningen absoluut gestaag verder.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Zoals ik in mijn vraag al zei, is het geen aanval op openheid of diversiteit. Absoluut niet. Maar het is wel zo dat in Sint-Jans-Molenbeek nog duizenden Nederlandstaligen wonen. Duizenden. Het is ook een gemeente van bijna 100.000 inwoners. Die groep wordt duidelijk niet aangesproken door de formule van een nieuwjaarsreceptie zoals ze nu wordt georganiseerd, als je kijkt naar de opkomst. Daar zal niet alleen de taal een rol bij spelen, maar ze zal ongetwijfeld toch een rol spelen.
Voor ons blijft het belangrijk dat je plaatsen hebt waar je als Nederlandstalige je moedertaal kunt spreken en ook waar anderstaligen die Nederlands willen leren of oefenen dat kunnen doen. Op de tijd die ik er zelf was, en dat was niet vijf minuten, heb ik enkel aan de bar zelf Nederlands gehoord, maar voor de rest was het allemaal Frans. Ook de presentatie was, voor het stuk dat ik er was, volledig in het Frans.
Ik wil absoluut niet schieten op die vrijwilligers. Ik wil niet als een verzuurde mens overkomen en zeggen dat die vrijwilligers daar niet mogen komen, Maar we zouden hen wel moeten helpen om een basiskennis van het Nederlands te verwerven omdat hen dat ook verder zal helpen in hun sociaalprofessionele toekomst of gewoon in het contact met de buurt en het gemeenschapscentrum zelf. Dat is misschien een opdracht die het Huis van het Nederlands nog zou kunnen opnemen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik sluit me volledig aan bij de bedenking van collega Poschet. In verschillende gemeenschapscentra is er absoluut geen probleem. U weet dat, collega Poschet. Maar in andere gemeenschapscentra is er wel een probleem, zoals in De Vaartkapoen. Ook in het Gemeenschapscentrum Essegem kan het af en toe wel eens beter.
Minister, u voert een taalpromotiebeleid. We blijven investeren in het Huis van het Nederlands. Er zijn heel wat conversatietafels, waar ik zelf af en toe aan deelneem, om anderstaligen het Nederlands aan te leren. Dat is bijzonder interessant. Dan is het toch wel onaanvaardbaar dat in de gemeenschapscentra die door de VGC en dus onrechtstreeks door de Vlaamse Gemeenschap worden gefinancierd, het Nederlands weer een ondergeschikte taal zou worden.
We zijn een heel open gemeenschap hier in Brussel. Dat moeten we ook blijven. Maar we moeten ook geen lakse gemeenschap zijn in Brussel. Een knuffelbeleid helpt niet. Dat zien we genoeg in andere domeinen. We moeten durven assertief te zijn. We moeten ook durven te zeggen dat we Nederlandstaligen zijn, dat we een Vlaamse gemeenschap in Brussel zijn. Meertaligheid is een voordeel in Brussel, maar dan moeten we ook klaar en duidelijk durven te zeggen dat in onze eigen instellingen in Brussel het Nederlands dé taal is.
De visietekst van de VGC is volgens mij bijna tien jaar oud, misschien moet hij toch eens geëvalueerd worden. U zult zeggen dat dat de bevoegdheid is van de VGC, maar ik herhaal dat de VGC een ondergeschikt, plaatsvervangend bestuur is in Brussel. U bent lid van het VGC-college, en misschien moet u de laksheid ten aanzien van anderstaligen, meestal Franstaligen, toch eens ter sprake brengen.
Ik ga ook regelmatig naar Franstalige gemeenschapscentra, en daar stel ik vast dat men niet echt dezelfde openheid heeft ten aanzien van Nederlandstaligen. Stop die laksheid. Laten we klaar en duidelijk zijn: de Vlaamse gemeenschapscentra in Brussel staan open voor iedereen, maar het blijven Nederlandstalige centra. Wat ons betreft is iedereen daar welkom, zeker als iemand kennis wil maken met de Nederlandse taal en cultuur.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik deel de gevoeligheden en de inhoudelijke opmerkingen van de twee parlementsleden. Het is zinvol om het taalbeleid verder te actualiseren en uit te bouwen. Ik wil graag aansluiten bij de inspanningen van het Huis van het Nederlands de voorbije maanden, met hun Model NL. Meertaligheid kan vanuit ons perspectief slechts een interessante meerwaarde vormen als het Nederlands daar een heel duidelijke plaats in heeft. Dat geldt in het bijzonder voor onze eigen instellingen. Het is zinvol dat ook de VGC zich daar verder over beraadt.
Naar aanleiding van dit incident – we moeten het niet verbloemen – zal ik de huidige collegeleden wijzen op het evenwicht tussen meertaligheid en het Nederlands binnen het taalbeleid in het algemeen. De talenkennis zou daar in tweede orde uit moeten voortvloeien.
Het is een beetje ironisch dat dit net gebeurt in een van de gemeenschapscentra die wel ingetekend hadden op de ondersteuning voor het Huis van het Nederlands. Maar ik ben het erover eens dat het gaat om de globale atmosfeer die men uitstraalt. Het zou van slechte wil getuigen om te zeggen dat wij niet voor iedereen openstaan. Wij willen in onze gemeenschapscentra een warme omgeving bieden voor iedereen, maar de slinger mag niet te ver naar de andere kant doorslaan, zelfs al is het door onachtzaamheid.
Het Nederlands moet altijd een heel duidelijke plaats hebben. Dat is een opdracht voor iedereen, en ik probeer dat zo goed en zo genuanceerd mogelijk te verwoorden bij de VGC. We zullen er met zijn allen nog veel werk aan hebben, maar het vormt ook een aangename uitdaging.
De vraag om uitleg is afgehandeld.