Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de lokale mandataris kan bij het einde van de huidige bestuursperiode een uittredingsvergoeding ontvangen. De inkomsten die hij naast deze uittredingsvergoeding ontvangt, worden in mindering gebracht. De omschrijving van de andere inkomsten luidt: de brutobedragen die door de Federale Overheidsdienst Financiën in aanmerking worden genomen.
Blijkbaar heerst er onduidelijkheid over deze omschrijving die – met het einde van de lopende bestuursperiode in zicht – de persoonlijke situatie van uittredende lokale mandatarissen in enkele specifieke gevallen zou kunnen beïnvloeden.
Daarom heb ik de volgende vragen, minister. Kunnen we aannemen dat onder de brutobedragen die door de Federale Overheidsdienst Financiën in aanmerking worden genomen als beroepsinkomen van een zelfstandige eenmanszaak het volgende wordt verstaan: beroepsinkomen verminderd met aankopen handelsgoederen, verminderd met beroepskosten, verminderd met personeelskosten, verminderd met afschrijvingen, verminderd met financiële kosten?
Klopt het dat sociale bijdragen zelfstandigen, vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen, verliezen en meewerkinkomen/toekenning echtgenoot niet in aanmerking komen voor aftrek van het beroepsinkomen?
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, het is een redelijk technische vraag. Ik zal dus ook een redelijk technisch antwoord geven. Het is natuurlijk uw volste recht om technische vragen te stellen.
Wat de eerste vraag betreft: in het geval van zelfstandigen moet gekeken worden naar het beroepsinkomen dat de fiscus in aanmerking neemt als belastbaar inkomen. Dit betreft het netto belastbaar jaarinkomen, waarbij de beroepskosten worden afgetrokken van de jaaromzet van de zelfstandigen.
Op basis van de toepasselijke federale regelgeving zal gekeken moeten worden welke beroepskosten hierbij aftrekbaar zijn en welke niet. Zelfstandigen zullen zich dan ook op hun fiscale aangifte moeten baseren om na te gaan of ze aanspraak kunnen maken op een bijpassing met de uittredingsvergoeding. Dit is vanzelfsprekend federale materie. Ik heb de bevoegde federale minister van Financiën, collega De Croo, hierover bevraagd. Zodra ik deze informatie heb ontvangen, zal ik die bezorgen aan de commissiesecretaris, zodat alle commissieleden op de hoogte zijn.
Uw tweede vraag was of het klopt dat de sociale bijdragen zelfstandigen, vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen, verliezen en meewerkinkomen of toekenning echtgenoot niet in aanmerking komen voor aftrek van het beroepsinkomen. Uw eerste vraag ging concreet over de aftrekbare posten, terwijl uw tweede vraag gaat over de niet-aftrekbare posten, als ik het kort samenvat. Het antwoord is eigenlijk hetzelfde. Het al dan niet in aanmerking nemen van het aftrekken van posten valt onder de federale fiscale regelgeving. Er moet gekeken worden naar het belastbaar jaarinkomen, zoals het in aanmerking wordt genomen door de fiscus, om na te gaan welke kosten al dan niet in aanmerking kunnen komen om afgetrokken te worden van het beroepsinkomen als zelfstandige.
Ook hierover heb ik de federale minister van Financiën bevraagd. Ik zal het antwoord dan ook onverwijld doorsturen naar deze commissie, zodat het verspreid kan worden onder de commissieleden.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Inderdaad, het is een nogal technische vraag. Het is goed dat dit volledig uitgeklaard wordt. Weliswaar is het een federale aangelegenheid, ik weet het. Ik kijk natuurlijk met belangstelling uit naar het antwoord van de minister van Financiën, die ons, neem ik aan, alle mogelijke technische details zal verschaffen. Want voor de mensen die in dat geval verkeren en nu moeten uittreden als burgemeester of schepen, is dat natuurlijk wel enorm belangrijk.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik heb nog een vraag over het gesplitst mandaat, bijvoorbeeld zes jaar schepen, zes jaar raadslid, zes jaar weer schepen. Dan is de referentieperiode de laatste zes jaar?
Ja. De laatste zes jaar.
Het moet dus een aaneensluitende periode zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.