Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Begin maart hebben we hier een gedachtewisseling gehad over de hervorming van het departement Cultuur, Jeugd en Media. Sindsdien heb ik de minister in deze commissie ook nog twee vragen om uitleg gesteld over deze hervorming, voornamelijk dan over bekommernissen die de jeugdsector hierover uitte.
Om het geheugen op te frissen, herhaal ik nog even de vier grootste bekommernissen. Ten eerste: kinderen en jongeren moeten een plaats krijgen in de missie en visie van het departement. Ten tweede was er de vraag naar een coördinerende cel geïntegreerd jeugd- en kinderrechtenbeleid met een duidelijk mandaat. Ten derde werd gewezen op de noodzakelijkheid van de verankering van de Reflectiegroepen en ten vierde op de betrokkenheid van de Vlaamse Jeugdraad en bovenbouw Jeugd bij de monitoring van de impact van de herstructurering van het departement.
De laatste vraag die ik hierover in deze commissie stelde, dateert al van 21 juni. Minister, in uw antwoord op die vraag verwees u naar het eerste overleg van het sectoraal netwerk Jeugd, waar de aanpassing van de missie en visie van het departement werd besproken. Ondertussen hebben er wellicht nog verschillende overlegmomenten plaatsgevonden van het sectoraal netwerk Jeugd. U verklaarde dat dit traject afgerond zou zijn na het zomerreces, zodat de aanpassingen aan de missie en de visie in september besproken zouden worden met de bovenbouworganisaties. Ondertussen ligt het zomerreces al enkele maanden achter ons. Daarom stel ik u graag de volgende vragen ter opvolging.
Welke overlegmomenten met de bovenbouworganisaties uit de jeugdsector, maar ook met jeugdwerkorganisaties zelf, hebben ondertussen nog plaatsgevonden? Wat zijn de resultaten van deze overlegmomenten?
Welk traject met het sectorale netwerk jeugd is er momenteel nog lopende? Wat is hier de doelstelling van? Wie werd – of indien het nog loopt, wie wordt – hier nog bij betrokken? Welk mandaat en welk gewicht heeft dit sectorale netwerk Jeugd binnen het departement?
Dit sectorale netwerk Jeugd is een antwoord op de bekommernis omtrent een coördinerende cel geïntegreerd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Blijkt uit de afgelopen maanden dat dit sectoraal netwerk Jeugd aan de initiële vraag van de jeugdsector tegemoetkomt?
Mijn laatste vraag is de meest fundamentele. Kunt u duidelijkheid geven over de aanpassing van de missie en visie van het departement? Hebben kinderen en jongeren ondertussen een duidelijke plek in deze missie en visie gekregen?
Minister Gatz heeft het woord.
Vooraleer ik inga op de verschillende vragen, wil ik het volgende meegeven. Het is inderdaad bijna een jaar geleden dat het departement grondig werd hervormd. Iedereen weet dat veranderingsprocessen een bepaalde periode van onrust met zich mee kunnen brengen, zowel voor de eigen medewerkers als voor externe betrokkenen.
De voorbije maanden kwamen er diverse signalen over het transitietraject van het departement, inderdaad vanuit deze commissie maar ook rechtstreeks vanuit het werkveld. Dat de verenigingen en bovenbouworganisaties zich zorgen maken, kan ik begrijpen. Mijnheer Van de Wauwer, uw vragen om uitleg vertrekken ook vanuit deze bekommernis. Er werden immers het voorbije jaar heel wat nieuwe trajecten opgestart en die krijgen inderdaad niet allemaal rechtlijnig vorm. Soms gebeurt dat via trial-and-error.
De komende weken zal het departement een interne tussentijdse evaluatie maken van dit transitieproces. Ik heb er wel vertrouwen in dat het departement lessen zal trekken uit het voorbije jaar en met een nog grotere gedrevenheid en vastberadenheid zijn doelstellingen in 2019 wil realiseren.
Dan kom ik tot uw specifieke vragen. Uw eerste vraag ging over de overlegmomenten met de bovenbouworganisaties uit de jeugdsector en met jeugdwerkorganisaties. Ik geef u het overzicht sedert de vorige vraag, sedert 21 juni 2018.
Op 26 juni was er een reflectiegroep “Jeugd en Kinderrechtenbeleid” met vertegenwoordigers van de Vlaamse Jeugdraad, de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en –consulenten vzw (VVJ), Jeugd Internationaal (JINT), de Kinderrechtencoalitie (KRC) en het Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi).
Op 26 juni was er een stuurgroep “Belang van het kind” in samenwerking met het Kenniscentrum Kinderrechten.
Op 5 september waren er twee vergaderingen: niet alleen de werkgroep basismonitoring met De Ambrassade en verschillende jeugdorganisaties, maar ook het overleg met bovenbouworganisaties over de beleidsbrief Jeugd 2019.
Op 12 september was er een informatiemoment door het departement en De Ambrassade over aanspreekpunten integriteit voor de jeugdsector.
Op 13 september was er een reflectiegroep “bovenlokaal/lokaal jeugdbeleid” met onder andere De Ambrassade, de Vlaamse Jeugdraad, de VVJ, een delegatie vanuit de commissie jeugdwerk, de Vlaamse Jeugdraad, Oranje, Uit de Marge en Formaat.
Op 21 september vond de reflectiegroep ‘internationaal en Europees’ met onder andere De Ambrassade plaats.
Op 3 oktober kwam de kerngroep ‘Masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk’ met De Ambrassade samen.
Op 5 oktober kwam de reflectiegroep ‘Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid XL’ met de bovenbouworganisaties en verschillende jeugdorganisaties samen.
Op 29 oktober overlegde de taskforce ‘Diversiteit in/en het jeugdwerk’ met De Ambrassade’, de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten (VVJ), het Coördinatieorgaan voor Internationale Jongerenwerking (JINT), de Kinderrechtencoalitie, de delegatie commissie jeugdwerk en de Vlaamse Jeugdraad waarin Uit de Marge, het Platform Allochtone Jeugdwerkingen (PAJ), Chirojeugd Vlaanderen, Arktos en Stampmedia zetelen.
Op 5 november overlegde de netwerkgroep Beleidsparticipatie met Globelink, De Ambrassade, de Vlaamse Jeugdraad, het Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi), de VVJ, Kind en Samenleving en de aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid.
Op 29 november zetelde de reflectiegroep ‘internationaal en Europees’ met onder andere De Ambrassade.
Wat is er nog in 2018 gepland? Op 7 december is er de reflectiegroep ‘Lokaal en bovenlokaal jeugdbeleid’ met de partners die ik daarnet al heb genoemd. Op 11 december komt de taskforce ‘Diversiteit in/en het jeugdwerk’ samen met de partners die ook al werden vermeld.
Uit dit overzicht blijkt dat het overleg en samenwerking met de sector na de hervorming van het Departement Cultuur, Jeugd en Media niet is veranderd. Zo wordt mij meegedeeld. Dit overzicht brengt trouwens enkel de structurele overlegmomenten in beeld. Daarnaast zijn er uiteraard ook de bilaterale gesprekken die met jeugdorganisaties worden gevoerd en ook de infomomenten die worden georganiseerd vanuit het departement. Het transitietraject van het departement biedt hier kansen om te verbeteren en te innoveren. Zo was er op 20 november een inspiratienamiddag rond kindvriendelijk beleid, worden op 10 december de resultaten van een onderzoek over de vernieuwde kadervormingstrajecten in het jeugdwerk voorgesteld en startte op 5 december een inforonde door Vlaanderen over het decreet van 22 december 2017 houdende de subsidiëring van een bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen. Tot slot zijn er ook de vele sectorinitiatieven met studiedagen en congressen waarop er heel vaak mensen van de administratie aanwezig zijn.
Het sectoraal netwerk Jeugd komt structureel tweemaandelijks samen. De voorbije maanden gebeurde dit op 9 juli, 29 augustus en 25 oktober. Het volgende overleg was vandaag voorzien maar omdat de Vlaamse Jeugdraad momenteel hier in het gebouw haar Sinterklaasverklaring aan het voorlezen is, vonden de leden van het netwerk dat ze hierop aanwezig moesten zijn en werd het overleg verplaatst naar 16 januari 2019. Naast deze structurele overlegmomenten is het netwerk de voorbije maanden ook ad hoc samengekomen voor de afstemming van de beleidsbrief 2019, de regeerbijdrage en de voorbereiding van inhoudelijke sessies rond jeugdbeleid. Met die sessies wil het netwerk alle collega’s van het departement de kans bieden om nog meer inzicht te krijgen in het beleidsveld Jeugd.
Het sectoraal overleg is samengesteld uit een kern van tien experten in het beleidsveld Jeugd en experten die vanuit hun beleidsveld de link kunnen leggen naar jeugdmateries. Daarnaast worden er ook nog andere collega-experten uitgenodigd, afhankelijk van het onderwerp.
Het sectoraal netwerk Jeugd heeft, net zoals de andere sectorale netwerken binnen het departement, een verbindende functie, maar is daarnaast ook een plek waar inhoudelijke thema’s worden besproken. Het is ook de draaischijf voor het uitwisselen van ideeën en informatie. Het netwerk neemt geen beslissingen, maar adviseert de structurele beslissingsorganen.
Is er voldoende aan de initiële vraag van de jeugdsector tegemoetgekomen? Zoals ik juist aangaf, bestaat het netwerk uit experten. Het zijn personen die binnen het departement verbindingen maken, zowel intern als extern. Die experten zijn ook duidelijke aanspreekpunten. Ook al zitten de personen niet meer samen in één afdeling, toch wordt er voldoende uitgewisseld en overlegd. Een goed voorbeeld van de voorbije maanden is hierbij de opmaak van de beleidsbrief 2019 waarbij het traject voor Jeugd heel vlot is verlopen.
Ik wil ook nog eens benadrukken dat er voor 2018 verschillende teams binnen de afdeling Jeugd waren. Er waren toen ook verschillende ankerpunten. Indien een vereniging of een jongere een vraag had, werd ook vaak gekeken wie wat opnam. Deze reflex is voor de experten niet veranderd omdat men nu fysiek niet meer in één ruimte zit.
Uit het overzicht dat ik u daarjuist heb gegeven, blijkt ook duidelijk dat er voldoende contacten zijn met de jeugdsector en dat de samenwerking met de sector niet werd afgebouwd. Integendeel, de reflectiegroepen zijn belangrijke speerpunten voor overleg, zowel voor het lokale als bovenlokale, het Vlaamse als internationale jeugdbeleid.
Ik wil ook nog meegeven dat het netwerk Jeugd alle bovenbouwspelers heeft uitgenodigd op 22 januari 2019 voor een ontmoeting met het departement én voor een inhoudelijk overleg. Die uitnodiging was al vertrokken vóór deze mondelinge vraag. Alle bovenbouworganisaties hebben ondertussen ook positief gereageerd op de uitnodiging.
Tot slot: wat met de mogelijke aanpassing van de missie en de visie van het departement? Het sectoraal netwerk Jeugd heeft in zijn overleg in juli en september dit ontwerp besproken. Het netwerk is van mening dat het traject rond de missie en de visie niet beperkt is tot de twee zinnen die hierrond zijn bepaald. Omdat het Departement Cultuur, Jeugd en Media verschillende beleidsvelden omvat, zijn de missie en de visie met betrekking tot de doelgroepen heel ruim gedefinieerd. Ze geven anderzijds uiteraard wel duidelijk aan waar het departement voor staat.
Het netwerk vindt het veel belangrijker om aan de slag te gaan met het doelstellingenkader dat aan de missie en visie wordt gekoppeld. Indien men deze strategische doelstellingen bekijkt, dan is het heel duidelijk waar men binnen het departement naartoe wil met het beleidsveld Jeugd, en ook met Cultuur en Media. Ik geef hierbij nog even de vier strategische doelstellingen. We maken van kennis en expertise op het vlak van cultuur-, jeugd- en mediabeleid ons handelsmerk en worden daarin herkend en erkend als eerste aanspreekpunt. Het departement is ten tweede een open huis dat proactief communiceert en het cultuur-, media- en jeugdbeleid op de kaart zet. De derde doelstelling is dat het departement voor een divers landschap zorgt door een evenwicht tussen continuïteit en vernieuwing te waarborgen. Als vierde doelstelling neemt het departement een actieve rol op binnen een transversale en internationale context om de vinger aan de pols te houden en samen tot duurzame oplossingen te komen.
Indien de missie en visie toch zouden worden aangepast, dan stelt het sectoraal netwerk Jeugd voor om bij de verklaring van de kernwoorden in de missie het volgende toe te voegen. Bij ‘culturele ruimtes’ luidt de tekst vandaag dat het mentale en fysieke ruimtes zijn waarin individuen en groepen in een grote dynamiek en onderlinge verwevenheid uitdrukking geven aan cultuur in de breedste zin, op allerlei manieren en onder allerlei vormen. Het zijn ook ruimtes waarin een cultureel (zelf)bewustzijn leeft.
Het netwerk stelt voor om ‘van jong tot oud’ toe te voegen, wanneer we spreken van groepen en sociale ruimtes. De visie zou als volgt aangepast kunnen worden: ‘Als voortrekker bouwen we aan een creatief en inspirerend Vlaanderen, waar iedereen van jong tot oud cultuur kan beleven, maken en delen.’
Het al dan niet aanpassen van de missie en visie zal meegenomen worden in de reeds aangehaalde tussentijdse evaluatie die het departement zal maken over de transitie.
Hoewel ik vind dat ik voldoende feitelijke elementen aangeef om te zeggen dat het zeker niet zo is dat de hervorming de relatie ten aanzien van de jeugdsector verergert, vang ik vandaag toch nog steeds informele tekenen van ongerustheid op. Daarom denk ik dat ik best nog eens met de sector samenzit om na te gaan waar het precies om gaat. Als men namelijk de opsomming geeft – u zal dat niet ontkennen – van alles wat ik net gezegd heb, zou men kunnen zeggen dat het eerder snor zit. Toch is er nog altijd een bepaalde mate van onrust en ontevredenheid. Ik wil weten waar die juist vandaan komt en wil daar ook rechtstreeks het gesprek over aangaan, zodat het gesprek van het departement op 22 januari, de eerstvolgende grote halte, doelmatig kan plaatsvinden.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. U gaf een heel lang overzicht van gesprekken die plaatsgevonden hebben, maar u zei zelf ook dat dat functionele overlegmomenten waren. Het is uiteraard goed dat die doorgaan en ze moeten de evidentie zelve zijn, maar er is meer nodig dan die functionele gesprekken.
Waar ik ook echt benieuwd naar was, was die samenwerking om werk te maken van een aanpassing van die missie en structuur en een duidelijkere plaats voor de jeugd in het departement, om ze meer te verankeren in de werking van het departement. Dan gaat het niet zozeer over het samenzitten op zich, maar wel over de visie die ook binnen het departement heerst. Het gaat niet over het aantal keer dat de functionele groepen al dan niet ad hoc samenzitten, maar over de kwaliteit van die momenten en de visie die het departement heeft om die gesprekken aan te gaan.
Wat het sectoraal netwerk Jeugd betreft, heeft u ook uitgebreid geantwoord, maar ik weet nog altijd niet hoeveel gewicht en welk mandaat dat netwerk krijgt. U kunt wel spreken over een verbindende functie en rol die zij spelen door verschillende mensen in de organisatie bij elkaar te brengen – en het zou totaal indruisen tegen mijn overtuiging als CD&V-er, als ik zou zeggen dat die verbindende functie niet belangrijk is –, maar het moet toch meer zijn dan dat.
Wat die plaats van kinderen in de visie en missie betreft, vind ik uw antwoord om jong en oud in die cultuurbeleving mee te betrekken, eerlijk gezegd niet bevredigend. Dat is de essentie van de discussie van een aantal maanden geleden. Bekijken we jongeren hier als een categorie of als een sector? Daar is de juiste benadering nodig en ik vind dat dat vandaag nog veel te weinig terugkomt in de visie van het departement. Ik vind daarin ook – als ik even een zijspoor mag bewandelen – dat het boek ‘Reflecties’ en de aanbevelingen daarin typerend en symptomatisch zijn voor de plaats die jongeren en kinderen krijgen. In het boek werd er niet alleen nauwelijks over jongeren en kinderen gesproken, maar ook in alle andere ideeën en lijnen die in het boek aan bod kwamen, was het heel duidelijk dat die niet vanuit een reflex of focus op jongeren ontstaan waren, maar eerder vanuit een focus op de andere domeinen.
Ik geef twee voorbeelden. Er was een lijn die ging over het falen van het diversiteitsbeleid binnen de sector, maar de jeugdsector doet net heel wat inspanningen, die ook hun vruchten afwerpen. U hebt er zelf ook naar verwezen in een aantal bijeenkomsten. Het masterplan ‘Diversiteit in/en het jeugdwerk’ is daar een voorbeeld van. Spreken over het falen van het diversiteitsbeleid in de sector, gaat, wat jongeren betreft althans, niet op. Dat toont ook aan dat er weinig affiniteit met jeugd naar boven kwam.
Daarnaast heb ik het kinderrechtenbeleid als leidraad ook volledig gemist in het boek, terwijl we toch net zouden mogen verwachten dat dat in het departement ook heel uitdrukkelijk aan bod komt.
Ook bij de totstandkoming van het boek stel ik mij vragen, want daar is de jeugdsector nauwelijks bij betrokken. Alle deelsectoren konden wel input geven tijdens de boekvoorstelling, maar het departement zou de klemtonen bepalen. Ook bij de eerdere totstandkoming werd er een ‘tot dan’-benadering gehanteerd en dat strookt toch niet met de manier waarop we met onze jeugdsector willen omgaan.
Tot zover die plaats van jongeren in de missie. Ik heb wat uitgeweid over dat boek ‘Reflecties’, omdat ik vind dat het wel typerend is voor de rol die jongeren krijgen binnen het departement.
Wat de betrokkenheid van de Vlaamse Jeugdraad betreft in de bovenbouw, beweren jeugdwerkorganisaties zelf – en dat heb ik tijdens gesprekken bij de Sinterklaasverklaring vandaag ook vernomen – dat die betrokkenheid totaal afwezig is en dat de secretaris-generaal tot nu toe de boot afhoudt voor verdere gesprekken. Ik spreek over individuele organisaties. Er kunnen wel verschillen zijn tussen de verschillende organisaties.
Ik zit ook nog altijd met een belangrijke vraag, met name waar de expertise rond jeugd in het departement zit. Ik ga absoluut niet zeggen dat er in het departement daarrond geen expertise meer aanwezig is, maar ze zit misschien zodanig verspreid dat ze overal en nergens zit. Dat maakt het heel moeilijk om te werken. De vragen die dan rijzen, zijn wie het aanspreekpunt voor de jeugdsector nog is, wie hun belangen verdedigt en wie de nodige kennis en expertise opbouwt. Vandaar blijft zo’n aanspreekpunt Jeugd cruciaal. Dat moet dan wel een aanspreekpunt zijn binnen een goed georganiseerde afdeling Jeugd, waar er ruimte is voor een goede coördinator die het nodige gewicht en de nodige mankracht krijgt om rond jeugd ook expertise uit te kunnen bouwen.
Dat moet een aanspreekpunt zijn dat voldoende voeling heeft met de praktijk. Dat kan alleen maar als er voldoende ruimte is om dat werk te doen.
Ik wil nog verwijzen naar een uitspraak die u vanmiddag hebt gedaan. Ik was op de Sinterklaasverklaring en het debat daar. Ik was heel blij, minister, dat u daar gezegd hebt dat het voor u belangrijk is dat er een coördinerend minister Jeugd is die het jeugdwerkbeleidsplan opvolgt. Ik geloof zeker dat u achter die woorden staat. Uw inzet voor de jeugdsector in deze legislatuur bewijst dat ook. Toch moet u ervoor opletten dat het geen loze woorden zijn. Is het niet nodig dat er een departement achter die coördinerend minister staat, dat zorgt voor een geïntegreerd jeugd- en kinderrechtenbeleid? Is dat departement daar niet cruciaal?
Gezien al deze punten die ik heb aangehaald, denk ik dat een grondige evaluatie van die hervorming nodig is. U hebt gezegd dat die er zal komen, maar dat het een interne evaluatie zal zijn. Ik hoop dat de deelsectoren – waaronder ook Jeugd – een belangrijk onderdeel zullen vormen en betrokken zullen zijn bij de evaluatie.
Minister, het laatste element van uw ongeschreven antwoord vond ik nog het beste. Ik ben blij dat u verder werk wilt maken van die evaluatie en zelf de stap zult zetten naar de jeugdsector om die bekommernis nogmaals ter harte te nemen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
We hebben het er inderdaad vanmorgen al kort over gehad tijdens het debat over de Sinterklaasverklaring met de Vlaamse Jeugdraad. Ik heb toen de bezorgdheden van de jeugdsector gehoord. Ik heb toen gezegd dat de expertise rond Jeugd vandaag nog altijd aanwezig is in het departement, maar dat we er absoluut over moeten waken dat die expertise binnen dat departement blijft. Dat is een serieus risico, met het verdwijnen van de afdeling. Ik zou u willen vragen hoe u dat wilt garanderen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik heb een beetje dezelfde vraag over die expertise. We moeten ervoor zorgen dat die gegarandeerd blijft. Op welke manier gaat dat gebeuren?
Ik vind het wel een goede zaak, minister, dat u opnieuw overleg plant met de mensen uit de jeugdsector en dat u wilt peilen naar de tevredenheid. Wat is de reden van hun bezorgdheden? Ik vind het zeer goed dat u toch nog eens inspanningen wilt doen om te luisteren waar de bekommernissen precies zitten.
Verder wil ik benadrukken dat het voor ons heel belangrijk is dat die flexigroepen voldoende betrokken worden bij het geheel, zodat werk kan worden gemaakt van de inspraak van de verschillende organisaties. We hebben uiteraard ook die mail gekregen van Chiro Vlaanderen. Uiteraard nemen wij die bekommernissen ter harte. U hebt er al gedeeltelijk op geantwoord. Voor ons is het heel belangrijk dat die betrokken blijven bij het geheel.
Ik wens enerzijds, dat begrijpt u wel, de autonomie van de secretaris-generaal met betrekking tot de organisatie van het departement te respecteren. Ik neem aan dat het binnen die autonomie is dat de tussentijdse zelfevaluatie de komende weken zal gebeuren, zoals ik daarstraks aangaf. Dus daar zullen toch wel een aantal elementen uitkomen waar ik op zich nieuwsgierig naar ben.
Anderzijds zal ik met de sector de komende weken nog eens samenzitten met betrekking tot de ‘aanhoudende ongerustheid’. Die is blijkbaar maar gedeeltelijk of niet weggenomen. Ik wil de diepte ervan kennen. Ik nodig de jeugdsector zeker uit om – zonder meteen dezelfde lijn te houden qua organogrammen en dergelijke – het oude en het nieuwe systeem naast elkaar te leggen en zelf suggesties van remediëring te doen. We willen een werkbaar evenwicht vinden tussen het feit dat een organisatie zich op een bepaalde manier kan herorganiseren en de doelstelling om de expertise van de afdeling Jeugd te behouden. Aan de andere kant moet de communicatie, vooral vanuit het perspectief van het werkveld, dus de aanspreekpunten, voldoende herkenbaar zijn.
Dat zijn voor mij twee cruciale criteria in het gesprek dat we dan kunnen hebben. Ik hoop dat er aanknopingspunten zullen zitten in de evaluatie door het departement.
Wij respecteren natuurlijk de autonomie van de secretaris-generaal, maar wij respecteren natuurlijk ook de verantwoordelijkheid van de minister ter zake.
U spreekt over de aanhoudende ongerustheid in de jeugdsector en dat lijken mij raak gekozen woorden. Ik kijk alvast uit naar de initiatieven die u zult nemen.
Wij zullen dit dossier in de toekomst verder opvolgen. Die sterke afdeling Jeugd binnen het departement blijft voor ons cruciaal.
De vraag om uitleg is afgehandeld.