Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Op de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid van begin deze maand werd een nieuw protocolakkoord over medische beeldvorming afgesloten. Dat akkoord neemt veel doelstellingen voor ogen, gaande van de invoering van het elektronisch voorschrift voor medische beeldvorming tot de uitrol van een systeem van beslissingsondersteuning voor voorschrijvers. Deze doelstellingen koppelt men aan de uitbreiding van de federale programmatie met achttien toestellen. Een ziekenhuis betekent niet veel zonder medische beeldvorming; goede medische beeldvorming hoort bij goede zorg.
In hoeveel extra toestellen wordt voor de Vlaamse ziekenhuizen voorzien? Betreft het die achttien toestellen?
Blijven de criteria gelden die bij de vorige uitbreidingsronde werden gebruikt? Welke Vlaamse ziekenhuizen krijgen er na dit akkoord een toestel bij?
Op welke manier wordt rekening gehouden met de ziekenhuisnetwerken en associaties waarin zij zullen opereren?
De uitbreiding van medische beeldvormingen via nucleaire magnetische resonantie (NMR) had mede tot doel een verminderd gebruik van computertomografie (CT). Wordt deze vermindering gerealiseerd? Zijn er verschillen tussen de deelstaten merkbaar?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
In het protocolakkoord afgesloten op 5 november 2018 als aanvulling op het protocolakkoord van 24 februari 2014 inzake de medische beeldvorming werd afgesproken de programmatie van het aantal toestellen uit te breiden met achttien toestellen voor het rijk. Hierdoor wordt uitvoering gegeven aan het onderdeel NMR van het protocolakkoord van 24 februari 2014 waarbij een stapsgewijze uitbreiding van de programmatie werd vooropgesteld.
Wat de verdeling van het aantal toestellen betreft, hebben de erkennende overheden zich op 5 november 2018 geëngageerd om gezamenlijk met de federale overheid een verdere onderverdeling van dit bijkomende aantal toestellen over het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeen te komen.
Op dit ogenblik is er nog geen beslissing over het aantal toestellen dat wordt voorzien voor de Vlaamse ziekenhuizen.
Wat de criteria van toewijzing betreft, zal er een kader worden uitgewerkt waarbinnen de aanvragen kunnen worden ingediend. De uitbreiding van het aantal NMR-toestellen wordt immers gekoppeld aan strikte en afdwingbare randvoorwaarden, zoals: geen stijging van het globale aantal CT’s en NMR’s, vermeerderd met een door de federale overheid vastgelegd groeiritme; het vervullen van een aantal kwalitatieve vereisten – elektronisch patiëntendossier (EPD), beslissingsondersteuning, elektronisch voorschrijven enzovoort –; het afsluiten van een overeenkomst met het RIZIV waarbij de engagementen worden vastgelegd; en dergelijke meer.
Op basis van dat kader zullen de ziekenhuizen een aanvraag kunnen indienen en zullen de dossiers worden onderzocht. Er is dus nu nog geen definitieve beslissing over welke Vlaamse ziekenhuizen er een toestel bij zullen krijgen.
Op welke manier wordt rekening gehouden met de ziekenhuisnetwerken en associaties? Met die elementen zal rekening worden gehouden bij de opmaak van het kader waarbinnen de aanvragen zich moeten situeren, maar op dit ogenblik is daaromtrent nog geen beslissing genomen.
Vanuit de Vlaamse beleidsvisie zijn we van mening dat een uitbreiding van de NMR-capaciteit nodig is voor Vlaanderen, zodat elk ziekenhuis met een erkende spoeddienst kan beschikken over een NMR. Conform het protocolakkoord zullen die toestellen, wat ons betreft, bij voorrang worden opgesteld binnen een samenwerkingsverband waarbij een groep van ziekenhuizen, en dus niet enkel het ziekenhuis waar het toestel fysiek zal worden geplaatst, geresponsabiliseerd wordt voor het toegankelijk maken van de NMR in hun verzorgingsgebied en waarbij die ziekenhuizen gezamenlijk het engagement aangaan om het globale aantal CT- en NMR-onderzoeken, vermeerderd met het door de federale overheid vastgelegde groeiritme, niet te laten stijgen. Maar daarover moet, zoals gezegd, nog een deliberatie plaatsvinden.
In het protocol van 24 februari 2014 inzake de medische beeldvorming werd vooropgesteld dat twaalf nieuwe toestellen zouden worden erkend. Er werd voorgesteld om via CT-MR-substitutie (computertomografie-magnetische resonantie) een afbouw van het volume CT-wervelzuil en CT-schedel met 20 procent tot stand te brengen. Uit de audits, uitgevoerd door het RIZIV, blijkt dat in de ziekenhuizen die voorheen nog niet over een NMR konden beschikken en die bij het vorige contingent een NMR kregen toegewezen, een shift plaatsvond van CT naar NMR en dat in die ziekenhuizen het volume medische beeldvorming niet is toegenomen door aanbodgeïnduceerde vraag.
Op globaal niveau vond er echter onvoldoende shift plaats met betrekking tot de medische beeldvorming met betrekking tot de wervelzuil en werd de vooropgestelde 20 procent volumedaling bij CT-schedel en CT-wervelzuil niet bereikt. Het aantal betrokken CT- en NMR-onderzoeken steeg tussen 2014 en 2017 met 6,2 procent. Verder werden belangrijke geografische variaties vastgesteld. Er werden ook grote verschillen vastgesteld met betrekking tot het aantal uitgevoerde onderzoeken per toestel en met betrekking tot de CT/NMR-ratio’s.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik ben tevreden om te horen dat u pleit voor een uitbreiding van de MRI’s in Vlaanderen en dat er voorrang zal worden gegeven in de samenwerkingsverbanden. Kunt u, gezien het samenlopen met de uitbouw van de netwerken, waar ook de nodige problemen rond zijn, en het feit dat er al bepaalde beslissingen genomen zijn door de Federale Regering, een idee geven van de timing? Wanneer zou u die beslissing wensen te nemen in de komende maanden?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik denk dat u met een aantal goede principes hebt geantwoord op de heel terechte vragen van collega Sleurs. Ik denk dat het responsabiliseren en het overgaan van aanbodgedreven overconsumptie een belangrijke drijfveer is voor iedereen die met de financiering van sociale zekerheid en de gezondheidszorg in algemene zin bezig is. Het lijkt mij dan wel belangrijk om het door u een aantal keren geciteerde groeiritme te kennen. Want als er geen lineair verband is tussen het aantal bijkomende toestellen en het aantal prestaties, lijkt het mij belangrijk om het groeiritme dat door de federale overheid zou worden vastgelegd, te kennen. Want dat laat natuurlijk toe dat je in de praktijk zult kunnen vaststellen of de shift tussen twee technologieën effectief gebeurt.
Heb ik goed begrepen, minister, dat er nog altijd geen akkoord is om die achttien toestellen over de landsdelen te verspreiden? Ik ga daarvan uit. Hebt u daarover een standpunt? Met andere woorden: hebt u aan de federale minister gezegd hoeveel bijkomende toestellen we in Vlaanderen nodig zouden hebben om bewezen behoeftes af te dekken?
Ik verwijs dan naar een toch wel opmerkelijk feit in deze commissie. We worden namelijk geconfronteerd met een verzoekschrift dat zoveel handtekeningen achter zich gekregen had, dat de indieners een hoorzitting in deze commissie hebben kunnen afdwingen. Het ging dan specifiek over een bijkomend toestel in Sint-Niklaas, in het AZ Nikolaas. Men heeft ons hier, met cijfers uit de praktijk in de hand, aangetoond dat daar vandaag wachttijden ontstaan, die ertoe leiden dat het welzijn en herstel van patiënten voor een deel gehypothekeerd zouden dreigen te worden, tenzij er een tweede toestel op die plek wordt geplaatst. Als ik u hoor zeggen dat er op elke spoeddienst een NMR-toestel zou komen, vraag ik mij af hoe u zult omgaan met vragen naar bijkomende toestellen. Ik heb toen mogen noteren dat zowat elke partij in dit parlement, vertegenwoordigd op die hoorzitting, de vraag naar een bijkomend toestel op die plek in het kader van dat verzoekschrift heeft onderschreven. Ik raad u en elk van de collega's aan om dat verslag nog eens na te lezen. Mevrouw Sleurs zelf heeft toen het woord genomen, en ook collega Daniëls, collega Franssen en collega Saeys. Iedereen heeft daar eigenlijk – kamerbreed – de vragen van die indieners onderschreven. Neemt u dat soort vragen mee in uw beoordeling, minister?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is een zeer eigenaardige discussie aangezien wij in eerste instantie absoluut niet bevoegd zijn voor het aantal NMR’s. Maar laat ons vertrekken van het positieve, namelijk dat er tussen de verschillende bevoegde ministers, in casu natuurlijk in eerste instantie de federale overheid en de gemeenschappen, een akkoord bereikt is over twee zaken, namelijk dat er in België achttien toestellen bijkomen, binnen de randvoorwaarden, en dat de verdeling zal worden vastgesteld in overleg tussen de verschillende betrokkenen. We gaan uiteraard deelnemen aan dat overleg. Ik heb nu niet meteen een cijfer in mijn hoofd, maar wij zullen er uiteraard voor proberen te zorgen dat met de verzuchtingen in de Vlaamse ziekenhuizen zo goed mogelijk rekening wordt gehouden.
Ik heb twee dingen gezegd als het gaat over de manier waarop je die zou moeten toewijzen, wetende welke zeer aanklampende vragen van de ziekenhuizen daarover bestaan – om het zacht uit te drukken. Ten eerste lijkt het mij, als je een gespecialiseerde spoedgevallendienst hebt, stilaan ‘state of the art’ dat je over een NMR beschikt. Dat heb ik niet uitgevonden. Als ik met experts en specialisten spreekt, zeggen zij dat dat stilaan diagnostische apparatuur is geworden, die een ziekenhuis dat aan spoedgevallenzorg doet geacht mag worden te hebben. Dat is voor ons een belangrijke insteek. We hebben die ook meegegeven aan de federale overheid. Dat is zeker geen nieuw standpunt.
Ten tweede gaan we dat natuurlijk ook moeten beoordelen in functie van de manier waarop ziekenhuizen met elkaar afspraken maken om de toegang tot die apparatuur in de regio te verzekeren. We zullen moeten zoeken naar een manier om dat in onze oproep tot invulling van de programmatie te kunnen vertalen in een aantal concepten. We hebben dat de vorige keer ook gedaan. De ervaring leert dat iedereen het op voorhand wellicht eens is over die concepten, maar dat er dan achteraf discussie ontstaat over hoe je dat moet interpreteren enzovoort. Ik veronderstel dus ook dat we stilaan ook tot netwerken zullen komen.
Ik kan daar nog niet heel concreet over zijn. Je moet natuurlijk eerst in cascade een aantal van die randvoorwaarden invullen. Daarom verwees ik in het antwoord ook naar andere randvoorwaarden dan de numerieke. Er zijn ook voorwaarden met betrekking tot de substitutie die ten aanzien van het RIZIV moeten worden ingevuld. En het RIZIV wil daarover ook een overeenkomst afsluiten.
We zullen – en wat ons betreft kan dat snel gaan – een aantal modaliteiten moeten concretiseren. Pas daarbinnen zullen we op het niveau van de gemeenschap kunnen overgaan tot een toewijzingsprocedure.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik heb geen bijkomende bemerkingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.