Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Los van alle tevredenheid of bezorgdheid heb ik gewoon een vraag naar uw intenties, minister. Eind september werd in de media de NELSON-studie (Nederlands-Leuvens Longkanker Screenings Onderzoek) gepresenteerd naar de gezondheidseffecten die een screening op longkanker bij rokers kan hebben. Daaruit bleek dat de kans om aan deze ziekte te overlijden, met bijna 26 procent verlaagd werd bij regelmatige screening, doordat de longkanker vroeger werd ontdekt, met betere behandelingsmogelijkheden tot gevolg.
Het was een onderzoek bij 16.000 vrijwilligers. Er waren rokers, bijna-ex-rokers en ex-rokers bij betrokken. De artsen van het UZ Leuven, die de studie mee begeleid hebben, pleiten er naar aanleiding van de publicatie van de studie voor om alle zware rokers – een pakje per dag werd onder meer als criterium genomen – tussen 50 en 74 jaar om de twee jaar gratis preventief onder de scanner te leggen. Ze wijzen daarvoor naar het gegeven dat longkanker de meest dodelijke der tumoren is en dat vroegere detectie de kans op een succesvolle behandeling significant kan vergroten. Het belang van preventie – we doen dat bijvoorbeeld ook terecht en goed bij darmkanker – wordt dus nogmaals aangetoond, los van het gegeven dat niet roken natuurlijk het beste middel is.
In een eerste reactie stelde u dat het een interessante studie was en dat een kosten-batenanalyse wenselijk was. Welke stappen zet u naar aanleiding van de publicatie van deze studie? Is de geciteerde kosten-batenanalyse al besteld? Of zal ze besteld worden? Zo ja, welke scenario’s inzake doelgroepomschrijving en frequentie van de scan zullen worden meegenomen, de discussie van de afgelopen jaren inzake darmkankerscreening indachtig?
Zijn er voorbeelden uit het buitenland die inzicht kunnen bieden inzake de rendabiliteit van zulke screenings? Ik heb die zelf niet gevonden.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, de NELSON-studie geeft ons bemoedigende informatie over een screeningsinstrument dat zou kunnen worden gebruikt bij het tijdig opsporen van longkanker bij een strikt gedefinieerde hoog-risicogroep. Toch is het nog te vroeg om te beslissen om daaromtrent een bevolkingsonderzoek te organiseren. De resultaten en de gegevens over hoe overtuigend het effect op mortaliteit is, zijn pas vrijgegeven. Ze zijn dus nog niet te gronde onderzocht, onder meer wat de gezondheidswinst is op populatieniveau.
U herinnert zich ongetwijfeld de discussie over het bevolkingsonderzoek naar borstkanker, waarbij de wetenschappelijke wereld, na eerst een zeer positieve attitude, mettertijd toch kritische geluiden liet horen over overdiagnose, overbehandeling en de relatief veel voorkomende intervalkankers. Bovendien bestaat kwalitatief bevolkingsonderzoek uit meer dan een degelijk screeningsinstrument: de kwaliteit van alle voorafgaande stappen en de opvolging moet, zoals in de bestaande Vlaamse bevolkingsonderzoeken, kunnen worden gegarandeerd.
De volgende reflecties kunnen worden gemaakt. De doelgroep is erg specifiek, namelijk ‘hoog risico’, en dus gedurende vele jaren roker. Het is niet geweten in welke mate die doelgroep te overtuigen is van het nut van screening. Ondanks de vele campagnes rond rookstop blijven immers te veel mensen roken. De juiste doelgroep selecteren en een sluitend uitnodigingssysteem ontwikkelen, zal omzichtig moeten gebeuren. In de huidige bevolkingsonderzoeken is de selectie van de doelgroepen veeleer eenvoudig: geslacht, leeftijd en medische voorgeschiedenis die nodig is voor het opstellen van uitsluitingslijsten bij het versturen van de uitnodigingen.
Er is momenteel geen bestaande uniforme betrouwbare registratie van rookgedrag beschikbaar. Dit zou dus kunnen betekenen dat een persoon die geen verhoogd risico heeft, toch te kennen geeft veel te hebben gerookt en zo ten onrechte een gratis of gedeeltelijk terugbetaald screeningsonderzoek aangeboden krijgt.
Anderzijds zullen personen met een al dan niet vermeend ander verhoogd risico, bijvoorbeeld wegens een bepaalde werksituatie, geen onderzoek aangeboden krijgen. Het opvolgen van de ‘noduli op low dose CT Thorax’ vergt bijzondere expertise van de radiologen. Je moet dat technisch allemaal bijzonder onder de knie hebben. De standaardisatie van de onderzoeken en de kwaliteit van de vervolgonderzoeken en een eventuele behandeling moeten ook kunnen worden gegarandeerd.
Enkel een kwalitatief hoogstaand bevolkingsonderzoek met een aanvaardbare kosten-batenanalyse, waar de totale organisatie, nauwgezette opvolging en eventuele bijsturing van het bevolkingsonderzoek geregeld is, kan de belofte op een betere overleving, zoals die uit de NELSON-studie naar voren komt, in realiteit waarmaken.
Omtrent deze organisatieaspecten en de haalbaarheid ervan in Vlaanderen biedt de NELSON-studie zelf te weinig aanknopingspunten. Dit zal in elk geval nog verder onderzoek vergen. Bovendien moet ook op hoger beleidsniveau een afweging van kosten en baten worden gemaakt, met inbegrip van effecten op het bestaande beleid, zoals wat het effect is van het aanbod van longkankerscreening op het gedrag van mensen. Hierbij aansluitend rijst ook de vraag of dit onderzoek al dan niet zal kunnen worden gefinancierd binnen de ziekteverzekering. De budgettaire mogelijkheden voor preventieve gezondheidszorg zijn immers beperkt en er moeten efficiënte keuzes worden gemaakt. Om die reden volgt de Vlaamse overheid op dit moment de EU-richtlijnen wat betreft het organiseren van bevolkingsonderzoeken naar kanker. Voor longkanker is deze richtlijn nog niet beschikbaar. Een bevolkingsonderzoek naar longkanker moet ook passen binnen prioriteiten die in het preventieve gezondheidsbeleid naar voren zijn geschoven. Vanuit het Vlaamse beleid zetten wij in eerst instantie blijvend in op rookstop of het niet starten met roken, aangezien dat ook een gunstig effect heeft op andere aandoeningen dan longkanker, met name hart- en vaatziekten, mondzorg, andere vormen van kanker enzovoort.
Op dit moment hebben wij geen zicht op voorbeelden uit het buitenland. We vragen aan het Centrum voor Kankeropsporing (CvKO) ons hierover te informeren.
Zorg en Gezondheid volgt de evoluties nauwgezet, ook op internationaal vlak. Eind dit jaar is er een congres in Spanje waar dit onderwerp uitgebreid aan bod komt. Het CvKO zal daar aanwezig zijn, alsook de administratie. Het is belangrijk deze internationale bespreking af te wachten om met alle mogelijke nuances rekening te kunnen houden vooraleer er concrete stappen kunnen worden gezet. Daarom is dergelijk bevolkingsonderzoek in de eerstvolgende jaren vermoedelijk in Vlaanderen nog niet aan de orde.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ook voor onze fractie is een rookstop of het niet starten met roken de eerste prioriteit. Dat is evident. Dat zal door niemand in vraag worden gesteld. We volgen u daarin volledig.
Wellicht heb ik uw commentaar, zoals weergegeven door de media, verkeerd begrepen. Het is inderdaad belangrijk dat er een kwalitatief bevolkingsonderzoek wordt gevoerd, met de verschillende aspecten die u hebt aangehaald. Ik had, blijkbaar verkeerdelijk, vanuit de media begrepen dat u een aanzet had gegeven met betrekking tot een kosten-batenanalyse. Maar zoals ik het nu begrijp, uit uw verwijzing naar de belangrijke aspecten van een kwalitatief bevolkingsonderzoek, is die aanzet voor een kosten-batenanalyse voor de rokers of voormalige zware rokers nog niet gegeven en is die ook nog niet in het vooruitzicht. Dat heb ik dan waarschijnlijk verkeerd gelezen of begrepen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik weet niet of u een beetje de praktijk kent wanneer we moeten reageren op zo’n informatie. Dat is soms zoeken om op een moeilijk uur – ik zeg niet dat dat in dit geval zo is – onze administratie te contacteren.
Maar principieel, wanneer zo’n belangrijk onderzoek verschijnt, wat doen we dan? Ten eerste nodigen we die mensen uit om alleszins op ons kabinet tekst en uitleg te komen geven. Ook in dit geval – ze hebben daarover trouwens een mail gestuurd – gaan we met hen in overleg en willen we graag een gelegenheid creëren waarop ze dat kunnen toelichten, ook aan de experts. Niet alleen op het kabinet, maar uiteraard in eerste instantie in de administratie.
En dan is de tweede vraag of dat past in een algemeen kader, ook internationaal, van studies die in dezelfde richting wijzen en waarvan dan in alle eerlijkheid moet worden aangenomen dat het de moeite loont om ze verder te concretiseren en te bekijken wat er daarvan kan worden geoperationaliseerd. Dat moet hier duidelijk nog gebeuren. Deze studie is de aanleiding om aan het centrum te vragen of ze internationaal andere soortgelijke aanknopingspunten kunnen aangeven. Bovendien schijnt er een congres plaats te vinden dat daarover zal handelen. Onze mensen gaan daar met verhoogde interesse naartoe om te kijken of daar inderdaad op meerdere plaatsen een soortgelijke bevinding te noteren is.
En dan – dat hebben we al een paar keer besproken in de commissie – is er toch nog wel een weg te gaan. Want je moet niet alleen een screeningsinstrument hebben, maar er zijn ook heel wat andere vragen die moeten worden beantwoord.
Als uit die eerste stap zou blijken dat het de moeite waard is, moeten wij als overheid uiteraard die volgende stappen zetten. Dat lijkt mij logisch. Tot en met de laatste stap, een moeilijke stap, namelijk de kosten-batenafweging: wat levert het op aan gezondheidswinst op populatieniveau versus wat is de kost die daarvoor moet worden geïnvesteerd? Want er zijn best wel wat onderzoeken en screeningsinstrumenten beschikbaar waarvan we weten dat ze wel gevalideerd zijn, maar die eigenlijk niet zinvol zijn op dit moment.
Men zegt mij dat je vroegtijdig dementie of vormen van dementie kunt opsporen. Maar als je zelfs niet weet hoe je die moet behandelen, is de vraag of dat een verantwoorde investering is in een screeningsinstrument. Dat zijn de stappen die moeten worden gezet. En daarbij – en dat hebt u als expert goed begrepen – is er ook nog de vraag hoe de financiering in het RIZIV haar aanknopingspunt kan vinden.
De eerste stap is dat onze administratie zegt dat dit een belangrijk onderzoek is. We zullen die mensen beluisteren en nagaan of we internationaal voldoende steun kunnen vinden om te zeggen dat dat de moeite waard is om op door te gaan. En dan volgen uiteraard de volgende stappen in de methodologie, die we kennen van onze bevolkingsonderzoeken.
De heer Bertels heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat u het ermee eens bent dat het een belangrijk onderzoek is dat een aanleiding moet zijn tot overleg, zoals u het gezegd hebt, met de experten ter zake en het agentschap. Ik houd u eraan dat indien dat overleg vruchtbaar zal zijn, wat ik vermoed, u ook de volgende stappen zult zetten om te kijken of we het kunnen uitrollen in een kader van kwalitatieve screening van mensen die roken, waarbij de beste screening en de beste preventie natuurlijk is om niet te beginnen roken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.