Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Deze vraag om uitleg werd eigenlijk al een beetje aangekondigd in de vorige gedachtewisselingen.
Recent was er de Dag van de Mantelzorg, waarop veel collega’s zijn ingegaan. We hebben het net gehad over de nood aan mantelzorg. Mijnheer Persyn, ik kan u onmiddellijk geruststellen: indien u pleit voor een betere sociale bescherming voor mantelzorgers in het federale parlement, en ook hier als het moet, dan hebt u onze volle steun om daar een beter sociaal statuut voor mantelzorgers in te voeren.
Minister, op donderdag 21 juni verscheen in de media onder titel 'Mantelzorgers beter ondersteunen, ook financieel' – ik richt me nu even op het financiële aspect – een oproep van het Vlaamse ACV en Samana, organisaties die u niet onbekend zullen zijn. In die oproep werd nader ingegaan op de situatie van de mantelzorgers in Vlaanderen, ook met betrekking tot de financiële situatie.
Inzake de bereidheid tot mantelzorg werd gesteld dat één op de vier Vlamingen aan een vorm van mantelzorg doet. We hebben het er al vaak over gehad. In het kader van de vermaatschappelijking van de zorg is dat netwerk van mantelzorgers voor velen een absolute noodzaak. Dat percentage van één op vier, dus ongeveer 25 procent, ligt in lijn met eerdere studies, al zijn er andere gegevens die zeggen dat het aanbod aan mantelzorg niet toeneemt.
Ik kom tot de kern van mijn oproep. Uit diezelfde studie blijkt ook dat wie voltijds mantelzorg opneemt, tot de helft van zijn of haar inkomen kan verliezen, of dat de ondersteuning van de mantelzorgers dus niet op dat niveau is dat het alle Vlamingen toelaat zorg te dragen voor een naaste, puur wegens het inkomen.
Minister, er zijn tevens verschillende studies, onder meer van de Koning Boudewijnstichting, die aantonen wat de grote maatschappelijke meerwaarde van mantelzorgers is. Het gaat over de maatschappelijke meerwaarde, maar ook over de economisch te becijferen meerwaarde. Er worden per jaar miljoenen euro's uitgespaard door deze vorm van vrijwillige solidariteit met een naaste. Die vrijwillige solidariteit moeten we koesteren. We moeten mantelzorg dus koesteren. En het is ook onontbeerlijk voor het welslagen van de vermaatschappelijking van de zorg dat we die mantelzorg ondersteunen.
Want, minister, zoals het ACV verkondigde in de media, lijkt mantelzorg, als we niet opletten, te verworden tot een soort van luxeproduct – met excuses voor het woord – voor wie het zich kan veroorloven om de combinatie mantelzorg, gezin en arbeid aan te gaan en het inkomensverlies op te vangen. Die combinatie mantelzorg, gezin en arbeid wordt steeds moeilijker. Daarover hebben we het al een aantal keer gehad. Het mantelzorgplan waarover we hier al hebben gesproken, erkent dit ook en voorzag ook in enkele acties.
Minister, ik stel mijn concrete vragen naar aanleiding van de oproep van Samana en het Vlaamse ACV. Ik neem aan dat u kennis hebt kunnen nemen van de studie waarover wordt bericht, en zeker van de persberichten in dat verband. En de belangrijkste vraag, minister, is: welke conclusies trekt u, als Vlaamse minister, uit deze studie? Onderschrijft u de noodzaak aan actie naar aanleiding van de vaststellingen? Want het is toch opmerkelijk dat het ACV en Samana hier specifiek vragen richten tot de Vlaamse overheid met betrekking tot de inkomenssituaties, de aanmoedigingspremies.
Zult u deze legislatuur nog concrete maatregelen nemen, vanuit uw Vlaamse bevoegdheden of eventueel in samenwerking met de andere beleidsniveaus – de poort is net opengezet door de heer Persyn – om de financiële weerbaarheid en de draagkracht van mantelzorgers te vergroten? Want dat is absoluut noodzakelijk.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, we hebben inderdaad kennis genomen van de ACV-studie. De studie toont andermaal aan dat dé mantelzorgsituatie niet bestaat. De financiële gevolgen van mantelzorg zijn afhankelijk van de intensiteit ervan en de mate waarin om die redenen betaald werk wordt verminderd. De inkomensverliezen blijken vooral zeer groot te zijn wanneer een mantelzorger voltijds het werk onderbreekt. Wanneer men halftijds of met een vijfde het werk onderbreekt, dan zijn de verliezen minder groot. Sommige mantelzorgers die een vijfde minder werken, kunnen hun netto-inkomen zelfs licht zien stijgen wanneer het loon gecombineerd wordt met een federale premie en een Vlaamse aanmoedigingspremie.
Vanuit die vaststellingen komt men in de studie tot de aanbeveling om de Vlaamse aanmoedigingspremies voor wie halftijds of voltijds onderbreekt, te verdubbelen. Gegeven de vaststelling dat veel Vlamingen de aanmoedigingspremie niet lijken te benutten, pleit men voor een volledige koppeling van de aanmoedigingspremie met het tijdskrediet en thematische verloven.
Het is belangrijk om de resultaten van de studie in hun juiste context te plaatsen. We gaan vooreerst niet akkoord met de conclusie die u trekt dat mantelzorg steeds meer een luxeproduct aan het worden is. U haalt het zelf aan: één op vier Vlamingen doet aan mantelzorg. Uitgaande van die schatting gaat het om ongeveer een miljoen Vlamingen die hulp bieden aan een hulpbehoevende naaste. Een beperkt aantal Vlamingen neemt intensief mantelzorgtaken op. En naarmate de mantelzorgrol zwaarder wordt, valt die moeilijker te combineren met voltijds en soms ook met deeltijds werk. Die groep is kwetsbaar op financieel vlak, maar ook vaak op andere levensdomeinen, en daar moeten we de nodige aandacht aan schenken.
De ACV-studie maakt een simulatie van de gederfde inkomsten op het niveau van een individuele mantelzorger. Belangrijk is, zeker bij intensieve mantelzorg, om de gederfde inkomsten van een mantelzorger in zijn of haar gezinscontext te bekijken. Dat is belangrijk, omdat de financiële ondersteuning van mantelzorgers enerzijds direct kan verlopen via de mantelzorger zelf. Dat kan bijvoorbeeld via een aanmoedigingspremie of het thematisch verlof – u weet dat ik in geen van beide gevallen bevoegd ben. Maar daarnaast kunnen mantelzorgers ook op een indirecte wijze financieel worden ondersteund. Die indirecte financiële ondersteuning loopt via de hulpbehoevende persoon. Voorbeelden daarvan bevinden zich in het domein waar we wel bevoegdheden hebben, zoals het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood en het zorgbudget voor personen met een handicap. Al die budgetten zijn vrij besteedbaar en kunnen aangewend worden voor het vergoeden van onkosten die worden gemaakt door mantelzorgers of als compensatie voor het derven van inkomsten door mantelzorgers. Aangezien intensieve mantelzorg vaak gegeven wordt door inwonende mantelzorgers, is het niet zelden zo dat die bedragen deel gaan uitmaken van het gezinsinkomen.
Ook leren we uit de studie dat de onderzoekers een ondergebruik veronderstellen van de aanmoedigingspremie. Er is dus nog werk aan de winkel om mantelzorgers beter te informeren over de verschillende premies en tegemoetkomingen waar ze recht op hebben. Betere informatievoorziening kan premies beter bekend maken en het gebruik ervan verhogen.
Ten slotte rijst de vraag of een eenzijdige focus op het bevorderen van een gedeeltelijk uittreden van mantelzorgers uit de arbeidsmarkt wel de beste strategie is. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg wees er in het verleden op dat we moeten opletten voor systemen die mensen in staat stellen om thuis te blijven om voor hun geliefden te zorgen. Dat houdt namelijk ook het risico in dat vooral mensen uit de lagere sociaaleconomische klasse ertoe worden aangezet om uit de arbeidsmarkt te stappen of te stoppen met het zoeken naar werk, om mantelzorg te kunnen blijven verlenen. Dat kan de toekomst van die mantelzorger sterk hypothekeren, aangezien het dan later moeilijker is om weer op de arbeidsmarkt te komen.
We weten eveneens, uit eerder onderzoek, dat werk ook een beschermende factor is bij mantelzorgers. Werk heeft naast een financiële ook een sociale functie, waarbij het werk de gedachten kan verzetten of energie geven en waarbij collega’s fungeren als bron van steun voor de soms zware zorgsituatie thuis. Het is dus heel belangrijk dat we ook naar werkbaar werk gaan en naar een afdoende aanbod aan thuiszorgdiensten en respijtzorg, dat toelaat werk te combineren met mantelzorg.
Voor uw derde vraag verwijzen we grotendeels naar het overzicht dat u eerder dit jaar hebt gekregen – ik verwijs onder andere naar vraag om uitleg 791 – en naar het mantelzorgplan in zijn geheel. Dat plan telt niet minder dan 115 actiepunten. Met 94 ervan zijn we intussen aan de slag. In het bestek van dit antwoord ga ik mij beperken tot de punten die de combinatie met werk en de financiële draagkracht van mantelzorgers betreffen. Een van de pijlers van het Vlaamse mantelzorgplan betreft de ondersteuning van mantelzorgers. Vlaanderen kan mantelzorgers beter ondersteunen door onder andere in een financiële tegemoetkoming te voorzien. De Vlaamse sociale bescherming is daartoe een belangrijk instrument en voorziet, waar mogelijk, in een maximale automatische rechtentoekenning.
In het kader van de rechtentoekenning en het bereiken van kwetsbare personen, zal het Geïntegreerd Breed Onthaal ook een belangrijke rol spelen. Het OCMW, de diensten maatschappelijk werk en de centra voor algemeen welzijnswerk zijn daarin kernactoren en voorzien samen met andere zorg- en welzijnsactoren in een maximale rechtentoekenning, onder andere via een proactieve werkwijze. Mantelzorgers maken deel uit van hun doelgroep. Het Vlaamse mantelzorgplan zet sterk in op het ondersteunen van een betere combinatie tussen mantelzorg en werk en de intrede of herintrede op de arbeidsmarkt, door te voorzien in financiële tegemoetkomingen en verlofstelsels die de combinatie van arbeid en zorg faciliteren.
De verlofstelsels laten mantelzorgers toe om hun werk tijdelijk te onderbreken of te verminderen. Verschillende maatregelen ter verbetering daarvan werden reeds genomen: de federale overheid heeft het palliatief verlof met 1 maand verlengd en het tijdskrediet voor zorg uitgebreid tot 51 maanden. Minister van Pensioenen Bacquelaine werkt momenteel aan de omzetting in wetteksten van een bepaling uit het zomerakkoord die mantelzorgers die nog deeltijds werken, gedurende 48 maanden het behoud garandeert van hun volledige pensioenrechten. Voor de werkloze mantelzorgers is er een maatregel die het mogelijk maakt dat zij 48 maanden recht hebben op mantelzorg en vrijgesteld worden van de verplichting om beschikbaar te zijn op de arbeidsmarkt. Ze behouden een uitkering en zijn gelijkgesteld voor het pensioen.
Vlaanderen voorziet in een bijkomende financiële vergoeding, de zogenaamde aanmoedigingspremies, voor wie gebruik maakt van verschillende vormen van zorgverlof. In de mate waarin die aanmoedigingspremies onvoldoende gekend of benut worden, zullen we in bijkomende informatie voorzien via de kernactoren van het Geïntegreerd Breed Onthaal en het Vlaams Expertisepunt Mantelzorg. Dat Vlaams Expertisepunt Mantelzorg heeft afgelopen zaterdag, op de dag van de mantelzorg, zijn website uitgebreid met een portaal voor professionelen. Daarop is informatie over verlofstelsels en tegemoetkomingen beschikbaar, maar ook methodieken en praktijken om een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid te installeren in bedrijven. Dat laatste willen we verder stimuleren in samenwerking met de erkende verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers.
Ons Zorgnetwerk, een van de erkende verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, lanceerde afgelopen vrijdag 22 juni het boek ‘Werken, zorgen, leven’ over dit thema, en ondersteunt bedrijven die een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid willen implementeren. Ook onderzoeken de sociale partners in zorg nog of verlof om dwingende redenen toepasbaar kan zijn voor mantelzorgsituaties. Op de Europese Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid en Volksgezondheid van vorige week werd alvast een akkoord bereikt over de ‘Work-Life Balance’-richtlijn, waar onder andere zorgverlof in alle lidstaten deel van uitmaakt.
Naast die maatregelen blijven we ook inzetten op de andere pijlers in het mantelzorgplan, zoals waardering, het voorzien van begeleiding en ondersteunend aanbod aan diensten en bijzondere aandacht voor de jonge mantelzorgers.
De heer Bertels heeft het woord.
Bedankt, minister. U verwijst naar werkbaar werk en naar de Europese richtlijn. Daar zijn we allemaal voor, maar er is wel nog heel veel werk aan de winkel. U verwijst nu wel naar de discussie op Europees niveau, maar u weet ook dat het zorgverlof daar niet uitgebreid is en dat de Europese lidstaten dat niet hebben toegekend.
Ik ben het volledig eens met uw insteek dat uittreden uit de arbeidsmarkt niet voor iedereen het beste is. Maar dat belicht ook een andere component: sommige mensen moeten uit noodzaak uittreden uit de arbeidsmarkt als ze zorg willen verlenen aan hun familieleden of andere naasten, omdat de professionele zorg ofwel niet beschikbaar ofwel niet betaalbaar is.
Dan kom ik bij de component waar ik een insteek over had. Ik weet dat u zich probeert te verschuilen achter het feit dat u niet bevoegd bent voor de Vlaamse aanmoedigingspremies, maar mijn vraag was heel concreet. Er worden twee concrete aanbevelingen gedaan aan Vlaanderen. Ik vraag aan u als coördinerend minister, bevoegd voor het mantelzorgplan, wat u vindt van die twee heel concrete aanbevelingen inzake de financiële situatie van mantelzorgers. Gaat u als minister, bevoegd voor het mantelzorgplan, steunen dat de Vlaamse aanmoedigingspremies voor wie halftijds of voltijds zijn loopbaan moet onderbreken, verdubbeld worden? U hebt zelf kunnen lezen wat dat zou kosten. Ik denk niet dat dat een onoverkomelijke vraag is van Samana en het ACV. En steunt u ook dat er betere afstemming komt, los van de informatie op websites die onlangs gepubliceerd is, tussen de Vlaamse aanmoedigingspremies en de thematische verlofstelsels en tijdskrediet van de federale overheid, zodat het ondergebruik uit de wereld kan worden geholpen? Dat zal niet alleen gebeuren met een automatische rechtentoekenning bij het Geïntegreerd Breed Onthaal, want die zijn daar niet voor bevoegd. Er moet dus bijkomende actie ondernomen worden.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik geef de minister gelijk dat het in een aantal gevallen zo is dat het volledig terugtrekken uit de arbeidsmarkt onvermijdelijk is, maar we moeten maximaal streven naar de combinatie werk en mantelzorg. Verschillende studies hebben immers uitgewezen dat werk een beschermende factor is. U hebt zeker en vast een punt dat er nog heel wat werk aan de winkel is in verband met werkbaar werk. Daar moeten we ten volle op blijven inzetten.
De heer Persyn heeft het woord.
Alle studies bewijzen dat het merendeel van de mantelzorgers dames zijn en in het bijzonder de groep uit de sandwichgeneratie die soms dertig jaar lang tegen wil en dank hun werk combineren met mantelzorg, maar dan op een gegeven moment op een bepaalde leeftijd toch moeten kiezen. Dan zien we toch dat ze hun loopbaan moeten afbreken of op een laag pitje moeten zetten. Ik herhaal mijn pleidooi inzake de sociale bescherming. Dat is dan sociale bescherming door bescherming van de sociale rechten. Maar goed, dat is voor mij eigenlijk allemaal een continuüm. Zoals u weet, wil mijn partij al die zaken in één hand brengen. Dat zou een veel coherenter beleid met zich meebrengen.
In eerste instantie zou een betere bescherming van de sociale rechten, zowel voor de Federale als de Vlaamse Regering, een prioriteit moeten zijn. Ik denk dat aanmoedigingspremies een middel zijn. Ik zal u eerlijk zeggen dat ik deze niet eens kende. Ze zijn er blijkbaar voor een bepaald segment van de Vlaamse werknemers, maar een aantal werknemers is er ook van uitgesloten. Ik heb ondertussen ook geleerd dat er ook voor zelfstandigen dergelijke premies bestaan. Ik heb gezien dat die in minder dan één promille van de gevallen worden opgenomen. Dus ook daar is er nog heel wat sensibilisering en bekendmaking te doen.
Ik kreeg in de discussie die zich ontspon naar aanleiding van de Dag van de Mantelzorg een suggestie van de heer Ignace Leus, een oud-bekende van de CM en een man met heel wat ervaring inzake zorg en concepten en conceptuele frames daarrond. Hij vroeg waarom men in een evolutie naar een persoonsvolgende benadering niet zou gaan naar zorgbudgetten met dan, zoals bij personen met een beperking, de inzet van een deel – zij het tijdelijk – van de gebundelde zorgbudgetten voor ouderen en hopelijk binnenkort voor alle personen met verhoogde zorgbehoefte ongeacht hun leeftijd, voor de waarborg van onder andere de sociale rechten en niet als onkostenvergoeding.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Uiteraard is elke verbetering van situaties een behartenswaardige na te streven ambitie. Als we eerlijk zijn en gelet op de periode waarin we ons nu bevinden en als we kijken waarop we vanuit het beleidsdomein het meeste impact kunnen hebben, dan is het een belangrijke observatie die door de heer Persyn met ervaringsdeskundigheid is bevestigd, dat we nog een weg te gaan hebben om ervoor te zorgen dat mensen die recht hebben op de aanmoedigingspremie, die effectief krijgen.
U zult mij vragen wat ik zal doen in de zeer korte termijn. Het antwoord is dan dat we moeten gaan voor een veel betere screening en ervoor moeten zorgen dat mensen die in de situatie zijn dat ze op de aanmoedigingspremie een beroep kunnen doen, die effectief kunnen opnemen. Voor mij persoonlijk naar ons beleidsdomein vind ik dit het meest operationele uit de aanbevelingen.
Uiteraard is het altijd mogelijk om aan alle andere collega's vragen te stellen, maar als ik heel eerlijk ben, dan lijkt het meest concrete om in de volgende periode op in te zetten datgene wat we zelf prioritair kunnen aanpakken, namelijk een actie om de bekendheid van en de toeleiding naar de bestaande reglementering beter te organiseren vanuit de observaties die ook in de studie worden gemaakt.
De heer Bertels heeft het woord.
De ‘non-take-up’ van de aanmoedigingspremies verminderen, is het minste dat u kunt doen. Daarnaast – dat geven ook de andere leden aan – moet u ook werk maken van een betere sociale bescherming. Ik heb het aantal voor de mantelzorgers daarnet uitgesproken. We moeten vanuit Vlaanderen samen met de federale overheid werk maken van werkbaar werk. Ik ga ermee akkoord dat we moeten vermijden dat mensen worden gedwongen om uit te treden uit de arbeidsmarkt. Dat is niet wat iemand wenst, maar daarvoor moeten we werken op twee pijlers. Ten eerste moeten ze het kunnen doen als ze het willen en ten tweede moeten ze het niet kunnen doen als ze het niet willen. Dan moeten we ervoor zorgen dat de zorg aan de naasten wel kan worden gegeven door iemand anders. Er is ook nog werk aan de winkel inzake de netwerkondersteuning en de professionele ondersteuning. We moeten tandjes bij steken om te vermijden dat we gaan naar drama's in de zorg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.