Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, we hadden het eerder al in de commissie over de mogelijke erkenning van de sites van Wereldoorlog I in België en Frankrijk als werelderfgoed door UNESCO. ICOMOS gaf begin dit jaar een eerste negatief tussentijds advies, mede omdat zij geen precedent willen creëren voor de opname van andere oorlogssites op de lijst. We hebben het daar een paar weken geleden uitgebreid over gehad in deze commissie.
België en Frankrijk besloten om toch door te zetten met de vraag tot erkenning. Op 15 mei 2018 raakte bekend dat het definitieve advies niet positief is. ICOMOS adviseert om de beslissing uit te stellen tot er een uitgebreid onderzoek is gebeurd of en hoe dergelijke sites op de Werelderfgoedlijst kunnen staan. De beslissing zelf is uiteraard niet definitief. U hebt al eerder gezegd dat de kans klein is dat een negatief advies van ICOMOS zal leiden tot een positieve beslissing van het Werelderfgoedcomité eind juni, begin juli.
Minister-president, welke stappen zult u nog ondernemen om het dossier in de positieve zin te beïnvloeden? Komt er een uitgebreid onderzoek door het Werelderfgoedcomité of ICOMOS om na te gaan of dergelijke sites een plaats hebben op de Werelderfgoedlijst? Zo ja, welke rol kan Vlaanderen daarbij spelen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega's wij hebben dit dossier al uitgebreid behandeld in de commissievergadering van 17 april. Ik ga niet terugkomen op de informatie van toen.
Zoals ik toen meegedeeld heb, hebben wij bijkomende informatie en argumentatie bezorgd aan ICOMOS, dat zijn definitieve advies van 15 mei 2015 heeft bijgesteld.
Het definitieve advies is niet negatief, maar het voorstel is om het dossier uit te stellen en eerst een fundamenteel debat te voeren over de plaats van recent conflictgerelateerd erfgoed op de Werelderfgoedlijst. Dat ligt in de lijn van wat ik hier al enkele jaren zeg, namelijk dat er een grote terughoudendheid is bij ICOMOS in de kringen van werelderfgoed om over te gaan tot erkenning van werelderfgoed met een connectie met recente conflicten. Er is niet alleen een grote terughoudendheid, bij een aantal mensen is er ook een vrees voor.
Het advies om uit te stellen brengt ons en het Werelderfgoedcomité op ongekend terrein. In principe beschrijven de operationele richtlijnen voor de opmaak van een werelderfgoeddossier maar vier mogelijke adviezen en dus ook maar vier mogelijke beslissingen. Ten eerste: de nominatie inschrijven op de Werelderfgoedlijst, ‘to inscribe’. Ten tweede: de nominatie terugverwijzen naar de lidstaat voor beperkte aanpassingen en aanvullingen, ‘to refer’. Ten derde: de nominatie uitstellen voor een meer diepgaande en substantiële herziening, ‘to defer’. Ten vierde: de nominatie niet inschrijven; het dossier kan dan in principe niet opnieuw aan het Werelderfgoedcomité worden voorgelegd, ‘not to inscribe’. De optie om uit te stellen, ‘to postpone’, is niet opgenomen in de operationele richtlijnen van het Werelderfgoedcomité. Bij ons weten is er ook geen enkel precedent waarbij het Werelderfgoedcomité een andere beslissing heeft genomen over een voorstel dan de vier opties die ik net heb toegelicht.
Het is afgestemd met onze Waalse en Franse partners dat wij een brief zullen sturen aan de voorzitter van het Werelderfgoedcomité om meer verduidelijking te vragen over de inhoudelijke, juridische en politieke implicaties van deze beslissing. Tegelijkertijd gaan wij door met de procedure en gaan we er wel degelijk voor om ons dossier op de zitting van het Werelderfgoedcomité in Bahrein te behandelen.
Het is niet de eerste keer dat het Werelderfgoedcomité een debat zal voeren over conflictgerelateerd erfgoed. Ik heb al gezegd dat er voorafgaand aan de inschrijving van het concentratiekamp van Auschwitz in 1979 en van de ruïnes van Hiroshima in 1996 er ook zware discussies waren over de plaats van conflictgerelateerde dossiers op de Werelderfgoedlijst. Die dossiers zijn uiteindelijk wel opgenomen op de Werelderfgoedlijst. Daar zal dus nu over gedebatteerd worden.
Wij houden onze vraag aan. Dit debat neemt dan de vorm aan van een nevenactiviteit tijdens 42e sessie van het Werelderfgoedcomité. Vlaanderen, Wallonië en Frankrijk hebben vanuit hun ervaring met het WO I-werelderfgoeddossier hun kennis en expertise al aangeboden om deel te nemen aan het debat. Dat zal ons nog eens toelaten om duidelijk te maken dat het hier gaat om een dossier dat een boodschap van vrede, herdenking en verzoening brengt, de grondprincipes die aan de basis lagen van de oprichting van de UNESCO.
Naast de deelname aan het debat met inhoudelijke argumenten, blijven we de nodige contacten leggen. We zetten in op informatieverstrekking aan alle 21 landen die momenteel lid zijn van het Werelderfgoedcomité, omdat zij de definitieve beslissing nemen. Zoals ik in april al zei, hebben we op 21 maart in Parijs een toelichting georganiseerd over het WO I-erfgoeddossier voor alle geïnteresseerde UNESCO-lidstaten. Wij gaan dus door met alle mogelijke inspanningen en we willen ook dat dit dossier besproken wordt op de bijeenkomst in Bahrein.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
Als ik het goed begrijp, zult u door middel van een brief meer duidelijkheid vragen aan het Werelderfgoedcomité over wat er nu precies te doen staat. Is die brief ondertussen al verstuurd? Wanneer ongeveer verwacht u daarop dan antwoord?
Verder heb ik begrepen dat u toch zou proberen om van de beslissing eind juni, begin juli in Bahrein een positieve beslissing te maken, zodat de sites toch op de Werelderfgoedlijst zouden kunnen komen en dat u geen uitgebreid onderzoek wilt afwachten, zoals voorgesteld door ICOMOS. Begrijp ik dat goed?
Hebt u al meer informatie of zo’n uitgebreid onderzoek van ICOMOS er effectief zal komen en in hoeverre wij vanuit Vlaanderen daarin een rol kunnen spelen? U zei al dat er tijdens het Werelderfgoedcomité in Bahrein een sessie zal plaatsvinden rond de problematiek. Maar komt er effectief ook een uitgebreid onderzoek om in de toekomst dergelijke sites meer mogelijkheden te geven om op de lijst terecht te komen?
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, alle lof voor u en uw administratie voor de inzet en voor het feit dat u de inspanningen blijft voortzetten voor het WO I-erfgoed.
Minister-president, ik was samen met u op een viering van 20 jaar In Flanders Fields Museum in Ieper, waar de vredesboodschap, die uiteindelijk in het Vlaamse DNA zit, nog eens duidelijk werd aan de hand van een heel mooi spektakel. Ik heb u daar gemist, collega Soens. We hadden samen een hart onder de riem van het UNESCO-dossier kunnen steken.
Er waren dit weekend ook verschillende herdenkingsplechtigheden op de Amerikaanse begraafplaatsen over de hele wereld, onder andere ook op de Amerikaanse begraafplaats Flanders Field Waregem, de enige Amerikaanse begraafplaats van de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen en België. 368 soldaten vonden daar hun laatste rustplaats, nog eens 43 soldaten staan vermeld op de muur van de vermisten.
Het was dit jaar een speciale gelegenheid vanwege de herdenking van 100 jaar einde van WO I. De Vlaamse overheid investeerde samen met de stad in een nieuw belevings- en bezoekerscentrum, HIPPO.WAR, in het kader van het Impulsfonds voor toeristisch- recreatieve infrastructuurprojecten Groote Oorlog. Dat museum brengt bekende en minder bekende verhalen over de Eerste Wereldoorlog, over de rol van Amerikanen bij de bevrijding van onze regio, de rol van het paard zelfs. Want verhalen zijn nu eenmaal heel belangrijk. Het zijn verhalen over gruwel, over oorlog, die we echt nooit mogen vergeten, omdat ze de levens hebben gekost van zoveel jonge mensen. Dat is toch net wat UNESCO en het Werelderfgoedcomité willen bereiken: de erkenning van monumenten en sites die belangrijk zijn voor de huidige en voor de toekomstige generaties. Ik hoop dan ook dat dit dossier – inderdaad, zoals u zegt, conflictgerelateerd, maar toch een boodschap van vrede – uiteindelijk een positieve afloop kent, omdat het perfect past in de principes van UNESCO.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, de brief om uitleg is een manier van formuleren om te zeggen dat dit niet een van de beslissingen is die kunnen worden genomen, dat het niet conform het reglement is We zullen daarop wijzen. Er zijn voor ons vier mogelijkheden om daarover te beslissen. De brief kan vandaag of morgen worden verstuurd en moest nog worden voorzien van een hoffelijkheidsvertaling. Er is afgestemd met de collega’s in Wallonië en Frankrijk. Ik zal die brief versturen. Dat zal in de eerste dagen gebeuren. Wellicht zal die brief morgen vertrekken.
Er moet geen uitgebreid onderzoek meer gebeuren. We hebben een dossier van meer dan duizend pagina’s. Dat dossier is perfect onderbouwd. We hebben daar ook gelukwensen voor gekregen. Wat moet gebeuren, is een debat, een principieel debat: doen we het, ja of neen? Wetenschappers moeten daarover dan in mijn ogen geen meer uitgebreid onderzoek doen. Het wetenschappelijke onderzoek is gebeurd. Het dossier is nog een beetje verfijnd. We hebben bijkomende informatie verstrekt. Dat dossier is in onze ogen klaar om tot een beslissing te komen.
Wat wij willen, is uiteraard een positieve beslissing. Maar dat is een beslissing die nu moet worden genomen door dat comité, net zoals destijds na debatten ertoe beslist is om Auschwitz, om Hiroshima te erkennen. Dat is wat wij nu zullen vragen. Ik zie echt niet in dat een wetenschappelijk comité daarover nog een onderzoek moet doen. Het gaat over de vraag of er inderdaad nog compatibiliteit is met de erkenning van die sites, met het gedachtegoed van UNESCO. Ons antwoord is: ja. We onderbouwen dat ook en zeggen waarom dat zo is. Zeker nu, 100 jaar na WO I, staat alles nog meer, zoals collega Van Werde zegt, in het teken van de verzoening, van de vrede. Er moet daarover een principiële beslissing worden genomen. We zullen dat dus ook vragen. De brief die we nu versturen, is eigenlijk om te zeggen dat het voorstel van ICOMOS nergens in is opgenomen. Er zijn vier mogelijkheden, maar ‘to postpone’ is niet een van de mogelijkheden.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor de verdere verduidelijking. Ik kijk uit naar de reactie van het Werelderfgoedcomité en naar wat de uiteindelijke beslissing dan zal zijn in juni.
In eerdere betogen heb ik al gezegd dat het inderdaad over conflictgerelateerd erfgoed gaat, maar dat het in de eerste plaats sites zijn die erg belangrijk zijn voor herinneringseducatie, voor vredeseducatie, zeker naar onze jongeren van vandaag. Symbolisch zou het wel heel erg mooi zijn indien de sites zouden kunnen worden erkend als werelderfgoed vóór 11 november 2018.
We zullen de beslissing van eind juni, begin juli in Bahrein moeten afwachten. Laat ons hopen dat dat een positieve beslissing zal zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.