Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Maes heeft het woord.
Minister, twee jaar geleden, in april 2016, werd Air Cargo Belgium opgericht. Het was het resultaat van twee projecten van het Agentschap Innoveren en Ondernemen en had als doel om de vrachtluchthaven op de kaart te zetten als logistieke draaischijf in Europa. De bedrijven, stakeholders en verenigingen op Brucargo werden gegroepeerd, mede door de 450.000 euro steun van het Hermesfonds.
Op die manier werd op de luchthaven ook een innovatief bedrijfsnetwerk gecreëerd. Dergelijke netwerken – er zijn er een veertiental in Vlaanderen – hebben tot doel een dynamiek op gang te brengen binnen een groep van ondernemingen. Via een intense samenwerking tussen de ondernemingen wordt een concreet actieplan uitgevoerd, met een aantoonbare economische meerwaarde.
Dat de aanpak van Air Cargo Belgium loont, werd nogmaals duidelijk toen de goederenluchthaven Brucargo recent in Mumbai een internationale award won voor haar expertise die de luchthaven heeft opgebouwd in farmaceutisch transport, net één van de zaken waar Air Cargo Belgium op inzet.
Ik ging er zelf op Voka-stage vorige zomer en zag met eigen ogen hoe Air Cargo Belgium rond elf clusters werkt en op die manier de ambitie wil invullen om de luchthaven naar een nog hoger niveau te tillen. Dit gaat over werkgroepen in thema’s als douane, innovatie, e-commerce, en dus ook farmaceutisch transport, waarvoor nu deze prijs werd uitgereikt. Overigens is ook de zeer succesvolle Slot Booking App, die op lovende woorden van vele bedrijven kan rekenen, een resultaat van deze manier van werken.
Kort samengevat, is er hier een performante organisatie die sterk werk levert en dit inspireert mij tot de volgende vragen.
Minister, hoe evalueert u Air Cargo Belgium als innovatief bedrijfsnetwerk?
Bij uitbreiding: hoe evalueert u de werking van de innovatieve bedrijfsnetwerken in het algemeen?
De voedingsbodem voor Air Cargo Belgium lag in de nodige ondersteuning van het Agentschap Innoveren en Ondernemen. Hoe verloopt de samenwerking tussen de Vlaamse overheid en Air Cargo Belgium vandaag? Op welke manier vertaalt die zich?
Welke uitdagingen ziet u nog voor Air Cargo Belgium in de toekomst? Zijn er ‘logistieke innovaties’ die op andere plaatsen in Vlaanderen kunnen helpen?
In de wereld van consultancy wordt expertise vaak verkocht aan of gepromoot in het buitenland. Ligt het verspreiden van die expertise in de taakomschrijving van de vzw? Zo ja, ziet u innovatieve elementen in Air Cargo Belgium die in het buitenland vermarkt kunnen worden?
Minister Muyters heeft het woord.
Het agentschap volgt de werking van Air Cargo Belgium (ACB) intensief op. Air Cargo Belgium werkt zoals van een innovatief bedrijfsnetwerk verwacht wordt. U hebt zelf de doelstelling naar voren gebracht.
In het eerste werkingsjaar is er een draagvlak gekomen waarbij bedrijven op Brucargo in de clusterwerking worden betrokken. Het aantal ondernemingen actief in de clusterwerking nam toe van 22 tot 127. De Belgian Airfright-leden (BAFI) werden door een overeenkomst met ACB ook automatisch lid van de cluster, en de airlines en afhandelaren hebben hun eigen vakorganisaties ondergebracht bij de ACB-werking onder de vorm van een subcluster. Dat is een positieve zaak.
In het eerste werkingsjaar werden 11 werkgroepen opgezet. Ik ga ze niet opsommen, want u hebt dat al gedaan. In elk van deze werkgroepen werden samenwerkingsverbanden en/of projecten gelanceerd, 22 in totaal die gerealiseerd of in uitvoering zijn. In totaal hebben 97 werkgroepvergaderingen plaatsgevonden en zijn 57 individuele bedrijven betrokken bij projecten. Gezien deze resultaten denk ik dat ik tevreden mag zijn over de werking van Aircargo Belgium als innovatief bedrijfsnetwerk.
Globaal ben ik tevreden over de gehele clusterwerking, zowel over de speerpuntclusters als de innovatieve bedrijfsnetwerken. Er is een nieuwe dynamiek van samenwerking tussen bedrijven ontstaan, over sectoren heen. Er zijn maar liefst 2084 bedrijven die mee financieren aan hun clusterorganisatie. Er is dus een kentering gekomen. Vroeger zei men soms vanuit het bedrijfsleven ‘schaadt het niet, dan baat het niet’, maar dat is voorbij. Bedrijven betalen mee en willen dus zelf ook resultaten zien. Dat was wat ik voor ogen had.
In de tijd dat ik nog bij Voka werkte, was er de filosofie van ‘vivons caché, vivons heureux’: als we iets innovatief hebben, dan houden we het voor onszelf en gaan we niet delen. Ik denk dat die mentaliteit fundamenteel is veranderd. Ik zie binnen de innovatieve bedrijfsnetwerken meer dan honderd samenwerkingsinitiatieven met meer dan drie bedrijven, meestal nog gecombineerd met onderzoekscentra. De samenwerking tussen bedrijven neemt dankzij deze clusters toe.
De samenwerking tussen Air Cargo Belgium en de Vlaamse overheid verloopt vlot. Er is een open communicatie en regelmatig overleg tussen beide partijen. Air Cargo Belgium heeft na één werkingsjaar een survey gehouden onder de leden met vraagstellingen rond de werking, prioriteiten en activiteiten van de cluster. Algemeen werd een score van 84 procent tevredenheid gehaald. Dat is hoog en toont aan dat de huidige werking beantwoordt aan wat de leden verwachten. De grootste uitdaging, volgens mij, bestaat erin de dynamiek die is gestart, vol te houden en tot concrete realisaties van de werkgroepen en projecten te komen. Het mogen geen praatbarakken worden. Er moeten duidelijk projecten zijn vanuit de samenwerking die wordt gerealiseerd.
Air Cargo Belgium is gedurende anderhalf jaar actief als innovatief bedrijfsnetwerk. Er zijn kiemen gelegd voor samenwerking, ook op logistiek vlak. Het is echter te vroeg om de realisaties die we zouden kunnen uitrollen over Vlaanderen, te evalueren.
De financiering van innovatieclusters heeft tot doel de samenwerking tussen bedrijven en kenniscentra te stimuleren. Het ontwikkelen van commerciële consultancydiensten behoort niet tot de opdracht van een innovatief bedrijfsnetwerk. Anderzijds zijn er wel innovatieve projecten opgezet die een voorbeeld kunnen zijn voor het buitenland. De bedrijven die hebben meegewerkt aan die projecten, kunnen die uiteraard ook vermarkten in het buitenland.
Ik denk dat we een hele goede werking hebben en tevreden mogen en kunnen zijn met deze innovatieve bedrijvencluster.
Mevrouw Maes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het bevestigt dat het toch wel een zeer goede structuur is en inderdaad bijdraagt tot innovatie. Ze houden ook regelmatig een lezing over hun onderwerpen. Het is wel nuttig om te zien wat er allemaal gebeurd is.
Ik heb voorlopig geen bijkomende vragen. Ik zal het verder blijven opvolgen.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Ik had begrepen dat er in 2015 een eerste oproep voor die innovatieve bedrijfsnetwerken is geweest. In 2017 was er een nieuwe. De beslissing over die erkenning zit niet bij u, minister, maar bij een beslissingscomité, Hermes. Minister, hebt u een idee hoeveel aanvragen werden ingediend? Welke timing is gepland binnen het beslissing? Het is niet erg als u dat niet onmiddellijk weet, dan stel ik een schriftelijke vraag.
Ik heb ook een bekommernis gehoord vanuit de werkgeversorganisaties. Er zijn er nu veertien erkend. Er leeft een beetje de angst dat er te veel worden erkend, waardoor er opnieuw een wildgroei zal ontstaan van structuren. Daar moeten we aandacht voor hebben.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik stel voor dat u zelfs geen schriftelijke vraag moet stellen, maar dat ik het laat toevoegen aan het verslag. Ik weet niet hoeveel aanvragen er zijn en wat de timing is.
Ik begrijp die bekommernis en ik kan ze ook delen. Dat is natuurlijk ook een van de redenen waarom ik wil dat ze fundamenteel bijdragen. Vroeger was het nogal eens het geval dat het gros van de middelen van de overheid kwam. Neem bijvoorbeeld een speerpuntcluster waar er voor de projecten een factor maal 8 is: wij geven 1 euro en de foodsector legt 8 euro bij. Dat is de filosofie die we willen. Voor de werking van de cluster moeten ze 50 procent bijleggen en voor de projecten willen we die betrokkenheid zodat het geen wildgroei wordt van ‘nice to have’, maar een engagement van bedrijven en onderzoeksinstellingen om echt tot realisaties te komen.
Het was ook mijn antwoord aan collega Maes dat het naar concrete realisaties gaat, anders blijft het niet bestaan en zal het niet lukken, want dan zullen bedrijven zeggen dat ze er hun geld niet insteken. Dat is ook wat ik wil. Als het niet werkt en het geen resultaat oplevert, dan moet het eigenlijk uitdoven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.