Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, de vraag sluit een beetje aan bij de eerste vraag die vandaag op de agenda stond. U weet dat onze fractie de afgelopen jaren verschillende keren vragen heeft gesteld over de precaire toestand van kunstenaars, dansers en andere cultuurwerkers. De sociaal-economische positie van de kunstenaars is voor ons een belangrijke prioriteit.
In november 2016, meer dan een jaar geleden, werd het onderzoek ‘Loont passie?’ voorgesteld. Hierin kwam naar voren dat kunstenaars vaak verschillende jobs combineren om rond te komen, tijd steken in werk dat niet vergoed wordt en zeer vatbaar zijn voor burn-outs.
De aanleiding van mijn huidige vraag is het artikel dat verscheen in Knack op 23 februari 2018 over de open brief van jonge artiesten: ‘Gratis werken? Wij moeten ook pensioensparen’. Dansers en jonge artiesten klagen in deze open brief aan dat ze vaak onvergoed moeten werken. Een rode draad in gelijkaardige getuigenissen en ook in deze, is dat hun passie hen net heel kwetsbaar maakt. Ik citeer een stukje uit het artikel: “Onze passie is tegelijk onze zwakte, maar van uitgebuite passie raken de rekeningen niet betaald! Hoelang nog voor de danssector met een collectieve burn-out zit en er niet meer gedanst wordt?”
Het is voor ons onaanvaardbaar dat dansers en andere podiumkunstenaars onvergoed moeten werken om voldoende podiumkansen te krijgen. Men beconcurreert elkaar zodat men vaak bereid is om zelfs onvergoed te werken. Podiumkunstenaars moeten net als ieder van ons ook de huur betalen, inkopen doen en pensioensparen, maar de manier waarop ze nu moeten werken, laat dit allemaal niet toe.
In september 2017 werd ook al voor de zoveelste keer aan de alarmbel getrokken en sloegen de podiumkunstenaars de handen in elkaar voor een solidariteitsverklaring waarover we het daarnet hebben gehad. In het handvest wordt afgesproken om niet langer onderbetaald te werken. Op woensdag 4 oktober 2017 werd dit ook aangehaald tijdens de plenaire vergadering. U zei toen dat u hierover wilde samenzitten met het Overleg Kunstenorganisaties (oKo) om te zien wat er nog meer kan gebeuren. Met het antwoord op de vorige vraag hebben we daar nu al een beter zicht op.
Twee weken geleden hadden we in de Commissie Grensoverschrijdend Gedrag een hoorzitting waarin het oKo erop wees dat ze werken aan een sociaal charter voor de werkgevers, waar integriteit deel van zou zijn. Ook in deze open brief, die verscheen in Knack, roepen de jonge artiesten op om het handvest te tekenen. Na de zoveelste noodkreet uit de culturele sector hebben we wel een momentum waar er dingen kunnen vooruitgaan.
Minister, wat hebt u sinds het onderzoek ‘Loont passie?’ ondernomen om de sociaal-economische toestand van de kunstenaars en podiumkunstenaars te verbeteren? Op woensdag 4 oktober 2017 gaf u aan hierover te willen samenzitten met oKo. Wat is daar de uitkomst van? Welke bijkomende initiatieven plant u zelf vanuit uw bevoegdheid om de problematiek van de precaire situatie van dansers en andere podiumkunstenaars aan te pakken?
Minister Gatz heeft het woord.
In het eerste stuk van mijn antwoord verwijs ik inderdaad naar het vorige antwoord. Er is regelmatig overleg geweest met mijn collega van de Franse Gemeenschap, minister Alda Greoli, over het statuut van de kunstenaar. Samen met het Kunstenloket – nu Cultuurloket – en de Franstalige minister werd een bondige studie op touw gezet om te onderzoeken wat hier op korte en lange termijn aan kan worden verbeterd. Met de resultaten van deze opdracht hebben we contact gezocht met federaal minister van Werk, Kris Peeters, die ondertussen samen met vertegenwoordigers uit de kunstensector oplossingen zoekt. Ik volg dit samen met mijn collega’s verder op en zal waar nodig of gevraagd hiervoor verder input leveren.
Verder is bij het toekennen van subsidies aan kunstenaars en organisaties een strikte voorwaarde dat de desbetreffende cao moet worden toegepast. Dit is een bijzonder aandachtspunt bij de advisering en het toezicht op deze subsidies. Daarenboven dringt de administratie er in adviezen en toezichten op aan dat de kunstenaars zo veel mogelijk via loon of zelfstandigenvergoeding worden vergoed en dat daarbij de kleine vergoedingsregeling of andere regelingen zo veel mogelijk vermeden worden. Dit helemaal uitsluiten kan momenteel nog niet omdat bepaalde organisaties met erg beperkte middelen werken. Het is een werk van sensibilisering en langere adem, maar er wordt wel voortdurend op deze nagel geslagen.
Er was hierover inderdaad overleg met oKo. Het toepassen van de cao’s is een subsidievoorwaarde die ingebouwd is zowel in de advisering als in het toezicht op de subsidies. Ik denk echter eerder in termen van een cultuuromslag en bewustwording, waarbij de organisaties er altijd op gewezen worden dat een correcte verloning werkelijk primordiaal is en moet worden verdergezet. Zoals in het eerste deel van de vraag al is aangegeven, slaat de administratie steeds opnieuw op deze spijker.
Eventueel kan er ook worden gedacht aan het verkiezen van goede praktijken of andere positieve stimuli voor organisaties en projecten die hun subsidiegeld inzetten voor de verloning.
Verder is er een apart VIA-kader voor de podiumkunsten en muzieksector: hier worden koopkrachtmaatregelen ontwikkeld die specifiek inzetten op korte contracten. De onderhandelingen voor een uitbreiding van de koopkrachtmaatregelen lopen op dit moment. Veel meer kan ik hier op dit moment niet over kwijt, behalve misschien dat we proberen een regeling te vinden waarbij de nieuwe middelen integraal aan de meest precaire contracten zouden worden toegekend.
De sector heeft een eigen aanvullend pensioensysteem dat gefinancierd wordt met werkgeversbijdragen. Ze betalen 1,5 procent op de brutolonen van de werknemers. De ademruimte die voor werkgevers ook in de culturele sector door de taxshift werd gecreëerd de voorbije jaren, kan daarbij helpen.
Dit systeem houdt vandaag ook al rekening met korte tewerkstellingen. Daarnaast heb ik ook voorzien in een budget van 450.000 euro specifiek voor aanvullend pensioen voor kunstenaars.
Het Kunstendecreet bepaalt ook dat zelfstandige artistieke/technisch artistieke medewerkers minstens evenveel betaald moeten krijgen als de loonkost van een werknemer onder de toepasselijke cao. Daar is dus wel degelijk een gelijkschakeling. In het kader van VIA zal een tool ontwikkeld worden om snel te berekenen wat het minimum is dat je aan een zelfstandige moet betalen.
Tot slot wil ik ook meewerken aan de ontwikkeling van een sociaal charter. Het handvest is een eerste stap. Daarin wordt bepaald dat enkel als er voor een publiek wordt gespeeld, de cao-norm moet worden toegepast. Het engagement gaat idealiter verder, we zitten per slot van rekening in een professioneel circuit waarbij alle gesubsidieerde organisaties en projecten hun kunstenaars conform de cao moeten verlonen.
Onmiddellijk soelaas voor een acute nood kan ik u misschien onvoldoende bieden, maar een antwoord op een chronisch probleem heb ik u, denk ik, met de verschillende samenstellende delen van mijn antwoord, wel kunnen geven.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van mijn eerdere vraag hebben we dat debat al gevoerd. Maar omdat die noodkreet van de dansers zo fel was, was het wel de moeite om dit te signaleren aan het parlement.
U vat het heel goed samen wanneer u zegt dat het een chronisch probleem is dat nu blijkbaar zeer acuut is in de danssector en ongetwijfeld in andere sectoren die volgens mij op dezelfde manier een brief hadden kunnen schrijven. Het verschil is wel dat bijvoorbeeld muzikanten vaak een vaste aanstelling hebben op een academie. Dat geldt niet voor dansers. In de hele culturele sector wordt gewerkt met korte contracten, geen contracten, zelfstandigen in precaire statuten.
Ik geloof heel erg in het nut van dat sociaal charter. U zegt dat het alleen zal gelden voor organisaties die voor onze cao moeten werken, maar eigenlijk moet dit uitgebreid kunnen worden en moeten we echt gaan naar die minimale vergoedingsbarema’s die ervoor zorgen dat unaniem vanuit de hele sector het engagement kan worden genomen dat dansers, acteurs enzovoort die meewerken aan artistieke producties, op een correcte manier kunnen worden verloond en hun passie kunnen uitoefenen. Die passie moet met andere woorden worden betaald.
Ik denk dat het wel de moeite loont om een onderzoek te doen naar feiten en situaties binnen de ruime sector.
De vraag om uitleg is afgehandeld.