Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de taalachterstand bij werkzoekenden
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Drie weken geleden sloot u, minister, samen met uw Waalse collega een sterk samenwerkingsakkoord om meer Waalse werkzoekenden naar Vlaanderen te halen. Een punt dat vooral in het oog sprong was de versoepeling van de taalvereisten. U wou de Vlaamse werkgevers sensibiliseren om die taalvereisten minder uitgesproken op te nemen in hun vacatures, zodat dat geen afknapper kan zijn voor Waalse werkzoekenden. Tegelijk gaan we een tand bijsteken. Zodra ze op de Vlaamse werkvloer komen, krijgen ze een goede training Nederlands.
Ik zat dinsdag samen met EURO 3, dat is een samenwerkingsverband tussen West-Vlaamse, Waalse en Noord-Franse werkgevers. In Wallonië is het verhaal van de samenwerkingsovereenkomst zeker aangekomen. Ook de West-Vlaamse werkgevers waren al op de hoogte. Veel zal natuurlijk afhangen van de kwaliteit van die taalcursussen op de werkvloer.
Minister, hoe zit het vandaag met de taalopleidingen georganiseerd door de VDAB? Hoe evalueert u de opleidingen Nederlands op de Werkvloer (NodW)?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het debat over integratie en inburgering woedt volop. Nederlands leren of willen leren is een essentiële voorwaarde om te integreren in Vlaanderen. En ook op de arbeidsmarkt is de kennis van het Nederlands bijzonder belangrijk.
Minister Homans zei daar recent nog het volgende over: “De overheid doet meer dan genoeg om de integratie van nieuwkomers te laten slagen. Minister van Werk Philippe Muyters” – u kreeg een extra pluim – “trekt veel geld uit voor projecten Nederlands op de Werkvloer.”
De uitdaging is inderdaad groot. Op dit moment – vorige maand, de laatste keer dat ik de cijfers bekeek – zijn er 35.475 werkzoekenden bij VDAB ingeschreven die het Nederlands niet machtig zijn. Daarvan zijn er zowat 10.000 die al meer dan 2 jaar werkloos zijn. 5000 van deze werkzoekenden zijn al 5 jaar of langer ingeschreven bij VDAB en zijn nog steeds het Nederlands niet of nauwelijks machtig. We verwachten van anderstaligen en nieuwkomers dat ze zich integreren, maar dan moeten ze natuurlijk wel een aanbod krijgen. En daar rijzen vragen over.
U en VDAB waren zich bewust van deze uitdaging en zouden het taal- en integratiebeleid anders aanpakken. Met het actieplan ‘Integratie door werk’ zou onder andere meer – nog meer dan vandaag – worden ingezet op opleidingen Nederlands op de Werkvloer. Werkzoekenden zouden sneller naar een job worden toegeleid en daar dan het Nederlands worden bijgebracht. Zo zou minder tijd worden verspild aan klassiekere – of klassikale – taalopleidingen en zou sneller de stap naar de arbeidsmarkt worden gezet.
Ik vroeg cijfers op met betrekking tot NodW en die evolutie is niet zo positief. In 2017 werden slechts 235 dergelijke opleidingsprojecten georganiseerd. Dat is zelfs een daling met 20 procent in vergelijking met het jaar ervoor, toen er nog 296 werden geteld. De dalende trend in opleidingen NodW is des te onbegrijpelijker omdat zowel bij de aanpak van de vluchtelingencrisis in 2016 als recent nog bij het nieuwe samenwerkingsakkoord, waar collega Ronse naar verwees, met Wallonië om Waalse werkzoekenden toe te leiden naar Vlaamse knelpuntjobs, NodW als hét succesrecept werd vooropgesteld.
Het aantal opleidingen Nederlands op de Werkvloer daalde in alle regio’s in Vlaanderen. Er wordt hiervoor iets meer dan anderhalf miljoen euro per jaar uitgetrokken. Een gemiddeld project duurt 16,7 uur. In totaal werd in Vlaanderen dus 3920 uur Nederlands op de Werkvloer gegeven in 2017. De kennis van het Nederlands bij de werkzoekenden moet worden verbeterd, daar zijn we het allemaal over eens, en dat vraagt dus extra inspanningen.
Al jaren is het aantal werkzoekenden met een taalachterstand vrijwel constant, hoewel er uiteraard een dynamiek zit in die groep, gelukkig maar, ogenschijnlijk blijft het aantal constant, en wordt er niet echt verandering bewerkstelligd in dezen.
Sommige anderstalige werkzoekenden verzeilen zo voor veel jaren in de werkloosheid en leven zo al veel te lang van een uitkering, zonder zicht op integratie in de arbeidsmarkt. VDAB moet wat ons betreft elke anderstalige werkzoekende dit jaar een opleidingstraject, inclusief lessen Nederlands, aanbieden, op de werkvloer als het kan, op een klassieke manier als het moet. Werkzoekenden die niet ingaan op dit aanbod moeten daar de gevolgen van dragen en riskeren een schorsing.
Ondertussen is op de VDAB-website zelfs het aanbod NodW verdwenen. Wie NodW wil volgen of laten volgen als werkgever krijgt de volgende melding: “We zijn onze opleiding Nederlands op de Werkvloer voor anderstalige medewerkers aan het herwerken. Hierdoor kan je je voorlopig niet meer inschrijven voor deze opleiding. Onze excuses voor het ongemak!”
Minister, hoe evalueert u dat het aantal werkzoekenden die de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig is al jaren constant is en velen onder hen langdurig werkzoekend zijn geworden?
Welk aanbod hebben deze werkzoekenden inzake taalverwerving gekregen? Wat is het resultaat van opleidingstrajecten met een module Nederlands?
Hoe evalueert u de dalende trend inzake NodW?
Waarom is het aanbod NodW ondertussen opgeschort? Wat is de reden en de aard van de ‘herwerking’ van deze opleiding?
Hoe evalueert u het nieuwe actieplan ‘Integratie door werk’ dat sinds enkele maanden uitgerold is? Wat zijn de eerste concrete resultaten? Waar wilt u eventueel bijsturen?
Welke bijkomende inspanningen zult u leveren om werkzoekenden het Nederlands bij te brengen? Dit is immers ook belangrijk in functie van hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt op langere termijn.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik zie me genoodzaakt om hier dieper op in te gaan om enkele misverstanden op te ruimen, want die zijn er zonder twijfel.
Collega Bothuyne, de taalinschatting zoals weergegeven op Arvastat, naar kennis, gebeurt op basis van de door onderwijs vastgelegde niveaus en inschattingen van het 'Algemeen Nederlands', en niet op het door VDAB gehanteerde 'Nederlands voldoende voor een beroep'. Wie bijvoorbeeld een basisniveau Nederlands niveau A2 behaalde, wordt in het overgrote deel van de gevallen nog steeds ingeschaald onder ‘weinig kennis Nederlands’. Hetzelfde geldt voor mensen die geen kennis van Nederlands zouden hebben volgens het onderwijsniveau, maar in feite wel klaar zijn voor de arbeidsmarkt.
Dit wil dus zeggen dat er al heel wat van die mensen een volgende stap in hun traject kunnen zetten, zonder bijkomend Nederlands te volgen bij VDAB of eventueel door middel van andere vormen van taalverwerving, ik denk aan geïntegreerd in de opleiding, in de activering en in het werkplekleren. En die vormen van taalverwerving zijn toegenomen. Ze worden beschouwd als onderdeel van de bemiddeling, niet als taalverwerving.
Dus de cijfers op Arvastat geven niet het aantal werkzoekenden aan die het Nederlands niet machtig zijn om een job aan te vatten, maar wel het aantal mensen met een goede kennis Nederlands in zowel spreken, schrijven als lezen volgens het onderwijsniveau, wat toch echt wel iets anders is. Dat algemeen taalniveau zegt dus niks over de bemiddelbaarheid. Nederlands voldoende voor het beroep of voor een traject naar werk wordt ingeschat door de bemiddelaar en instructeurs en is voor VDAB de basis om te bepalen of een traject op maat kan worden aangeboden naar een job.
Het aantal anderstalige werkzoekenden met een migratieachtergrond, met geen of weinig kennis Nederlands volgens onderwijs, blijft jaarlijks nagenoeg op hetzelfde peil. Dit is echter te wijten aan de vluchtelingenstroom van de laatste jaren. Gelet op het feit dat de in- en uitstroom op jaarbasis zo goed als in evenwicht blijft, betekent dit dat heel wat mensen jaarlijks uit die groep verdwijnen en worden geactiveerd, vanuit de onderwijsinschatting. Dit bewijst dat er wel degelijk een aanbod Nederlands is, en het programma ‘Integratie door Werk’ werkt. Verwacht wordt dat indien de vluchtelingenstroom opdroogt, er steeds meer mensen wegvallen uit die lijst.
Natuurlijk is Nederlands aanleren aan bepaalde mensen niet altijd evident, waardoor dit soms heel wat jaren in beslag neemt. Zij komen dan inderdaad in het statuut van ‘langdurig werkzoekend’ terecht, maar dit betekent geenszins dat zij geen Nederlands aangeboden krijgen of niet in bemiddeling zitten. We mogen immers niet vergeten dat ongeveer 52 procent van de instroom laag of niet opgeleid is in eigen land, waarvan 18 procent analfabeet, en deze mensen dus ook traag een taal leren.
Bovendien hebben de langdurig werkzoekenden in deze doelgroep vaak te maken met belemmerende randvoorwaarden zoals ziekte, problemen met huisvesting, maar misschien ook trauma’s door hun thuissituatie, die de zoektocht naar werk bemoeilijken. Dit is niet anders bij niet-anderstaligen. Een groot deel van deze groep heeft dus sowieso een langer traject nodig om aansluiting te vinden bij onze arbeidsmarkt. Om de duurtijd van de trajecten, voor de 31 procent anderstalige werkzoekenden, die na twee jaar nog ingeschreven zijn bij VDAB, te verkorten, worden de instapvoorwaarden voor opleiding vereenvoudigd, dit in combinatie met een nog sterkere inzet van taalondersteuning op de opleidingsvloer, dat is Nederlands op de opleidingsvloer (NodO+) en de organisatie van geïntegreerde trajecten. Elke anderstalige werkzoekende krijgt dus een aanbod Nederlands, al dan niet door VDAB in een traject naar werk.
De opleidingen Nederlands tweede taal (NT2) bij VDAB zijn steeds op maat van de klant, functioneel opgezet en gericht op tewerkstelling. De opleidingen NT2 zijn laagdrempelig en het Nederlands kan verder worden aangeleerd op de opleidingsvloer en op de werkvloer, bijvoorbeeld bij stages, bij de individuele beroepsopleiding (IBO) en andere instrumenten van VDAB.
VDAB zal in 2018 blijven inzetten op die geïntegreerde aanpak. Dat zit in de bemiddeling. Taal is een van de competenties die in de opleiding op de werkvloer wordt aangeboden.
Naast de geïntegreerde opleidingen is er ruimte voor maatwerktrajecten. Hierbij worden anderstalige cursisten specifiek voor een jobdoelwit opgeleid. Er is dus een blijvende aandacht voor een vlot en naadloos traject op maat van de anderstalige werkzoekenden, met oog voor de integratie van diverse competenties waaronder taal, techniek en digitalisering.
Het totale aanbod van NT2 is echter veel ruimer dan het eigen VDAB-aanbod. Er is het basisaanbod bij onderwijs bij de centra voor beroepsopleiding (CBO’s) en de centra voor basiseducatie (CBE’s), alsook specifieke trajecten aangeboden door derden zoals het OCMW of de opleidingsorganisaties. Het is dus niet omdat ze geen Nederlands volgen bij VDAB, dat ze geen Nederlands krijgen. Het gaat steeds om een traject op maat. Nederlands wordt niet overal via VDAB zelf opgevolgd, maar het wordt wel door een andere partner opgevolgd en er is informatie-uitwisseling met die partner; daarna volgt de doorverwijzing naar een volgende stap in het traject naar werk.
Iedere werkzoekende die bij VDAB uitstroomt naar werk of doorstroomt naar een traject naar werk, heeft gewaarborgd een basisniveau Nederlands verworven, voor of bij aanvang van een effectieve tewerkstelling: ofwel via onderwijs of andere erkende aanbodverstrekkers, derdenopleidingen, het OCMW, ofwel op een gecombineerde of geïntegreerde manier in een VDAB-traject naar werk, of in een VDAB technische opleiding, of in werkplekleren.
Er is dus veel taalopleidingsaanbod. VDAB is daar maar een van en richt zich op een specifieke groep. Mensen die in NT2 bij VDAB terechtkomen, komen daar terecht in het kader van een traject op maat en dus enkel als dit aangewezen is in functie van hun traject.
Collega Bothuyne, de 235 projecten Nederlands op de Werkvloer (NodW) in 2017 hebben niets te maken met de maatregelen voor anderstalige werkzoekenden. NodW wordt immers niet georganiseerd voor de anderstalige werkzoekenden, maar voor reeds werkenden. Het is de werkgever die de opleiding NodW tegen betaling aanvraagt voor zijn anderstalige werkenden. Dit soort taaltraining op maat van de anderstalige werknemers wordt sinds een aantal jaar echter ook door andere organisaties en partners aangeboden.
Ik vind de melding op de website ook niet gelukkig geformuleerd. Maar het is wel duidelijk: het is niet voor de werkzoekenden maar voor de werkenden.
VDAB heeft nu de strategische keuze gemaakt om als het gaat om Nederlands op de Werkvloer de markt te laten spelen en zijn instructiecapaciteit in te zetten op opleiding op maat voor anderstalige werkzoekenden. VDAB bekijkt daarom het aanbod dat er is nu vanuit een partnerschap. Wenst de werkgever een taaltraining voor zijn anderstalige werknemers, dan zal VDAB doorverwijzen naar partners die dit aanbieden. VDAB neemt hier zijn rol op als netwerkregisseur. Wenst de werkgever in te zetten op de taalcoaching van Nederlandstalige én anderstalige werknemers, dus een holistische benadering, dan neemt VDAB dit project op.
Zo kan er een mentor of een opleidingsverantwoordelijke tot interne taalcoach worden opgeleid. VDAB is ervan overtuigd dat dit een van de rollen is van een overheidsinstelling, namelijk de knowhow en expertise van zijn instructeurs ten dienste stellen van de succesvolle en duurzame integratie van anderstalige werknemers op de werkvloer. Door de volledige werkvloer te sensibiliseren en het helder Nederlands als voertaal te gebruiken, kan een anderstalige nieuwkomer zich vlugger integreren in het team en zijn competenties op de werkvloer versterken.
VDAB maakt hiermee zijn sluitende aanpak van de werkzoekende en de werkgever waar, en biedt groeikansen voor de werkende burger. VDAB zal die vernieuwde aanpak steeds op verschillende momenten evalueren met de werkgever en werknemers. Bovendien kan Nederlands op de Opleidingsvloer en Nederlands op de Werkvloer op termijn zelfs helemaal overbodig worden door taalondersteuning voor in plaats van tijdens de tewerkstelling aan te bieden. Nederlands op de Opleidingsvloer staat zowel voor taalcoaching in de competentiecentra als voor taalondersteuning bij stages en bij IBO. De werkgever hoeft dan niet meer van het betalende aanbod NodW gebruik te maken, aangezien de anderstalig werkzoekende vooraf wordt opgeleid op zijn werkvloer. Dus nee, NodW zegt niets over de inspanningen van VDAB voor anderstalige werkzoekenden.
Als we naar de kwartaalrapporten van het programma ‘Integratie door Werk’ kijken, heeft VDAB een volledig zicht op de doelgroep van anderstalige werkzoekenden met een migratieachtergrond. Bij de laatste kwartaalrapportage ging dit over 28.064 werkzoekenden. In de monitoring van de uitstroom naar werk gedurende de afgelopen twee jaar zien we het volgende. 27 procent van deze doelgroep stroomt uit naar werk na zes maanden. 35 procent stroomt uit naar werk na één jaar. 44 procent stroomt uit naar werk na twee jaar. 25 procent stroomt uit bij VDAB, maar niet naar werk. Deze groep bevat uitgeprocedeerde asielzoekers, werkzoekenden die medisch ongeschikt blijken te zijn, die door het OCMW worden geactiveerd, die met bevallingsrust gaan, die naar een educatief traject bij onderwijs overstappen. 31 procent blijft ingeschreven. Een deel van deze groep blijft echter niet onafgebroken ingeschreven. Soms stappen zij in een korte tewerkstelling, zoals seizoensarbeid of interim.
Het plan kan als positief worden geëvalueerd, maar blijft een lopend proces. Zoals reeds aangehaald, is het belangrijk om ermee rekening te houden dat 52 procent van de instroom kortgeschoold is, waarvan ongeveer 18 procent ongeschoold en analfabeet. Een groot deel van deze groep heeft dus een langer traject dan twee jaar nodig om aansluiting te vinden op onze arbeidsmarkt. Die 31 procent die nog steeds ingeschreven is, is dus allesbehalve onlogisch.
Tot slot, om te beginnen zal VDAB in de toekomst inzetten op het nog sneller bereiken van alle werkzoekenden, waaronder ook anderstaligen, via de nieuwe contactstrategie die u vorige week hebt gekregen. Op die manier kunnen hun specifieke noden in kaart worden gebracht, waaronder ook de nood om Nederlands te leren in functie van hun jobdoelwit. Daarnaast wordt er sinds de verhoogde vluchtelingenstroom extra ingezet op de samenwerking met de agentschappen Integratie en Inburgering. Hierdoor zijn een snellere doorstroom, vlottere gegevensuitwisseling en meer geïntegreerde trajecten mogelijk.
We blijven samen met de partners uiteraard inzetten op alle bovenvermelde vormen van taalcoaching en opleidingen op maat van de anderstalige werkzoekende. Ook de instapvoorwaarden voor opleidingen bij VDAB worden, zoals reeds vermeld, vereenvoudigd.
Ik concludeer. Iedere werkzoekende die bij VDAB uitstroomt naar werk of doorstroomt naar een traject naar werk, heeft gewaarborgd een basisniveau Nederlands verworven, voor of bij aanvang van een effectieve tewerkstelling. Dat gebeurt ofwel via onderwijs, andere erkende aanbodverstrekkers, derdenopleidingen, het OCMW, ofwel op een gecombineerde of geïntegreerde manier in een VDAB-traject naar werk, of in een VDAB technische opleiding, of in werkplekleren.
Ik vond het belangrijk om, na alle discussies die er daaromtrent zijn geweest, ook zelfs in de pers, toch eens duidelijk te stellen wat wel of wat niet gebeurt. Ik heb hier een zeer uitvoerige uitleg gegeven. Je kunt die uitleg natuurlijk niet geven in een reactie van een halve minuut of twintig seconden. Daarom ben ik blij dat dat hier in de commissie via vragen om uitleg kon worden behandeld.
Minister, dank u wel voor deze omstandige uitleg. Ik wil vragen aan diegenen die nu nog gaan tussenkomen, om zich te houden aan de twee minuten waar ze recht op hebben. Ik weet dat dit debat kan leiden tot een ellenlange discussie, maar ik wil ook dat iedereen die vandaag een vraag om uitleg stelt, nog aan de beurt komt.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik ben wat van mijn sokken geblazen door het antwoord van de minister. Ik zou het nog een paar keer moeten herlezen om er terdege op te kunnen ingaan. Wat ik in ieder geval onthoud, is dat iedereen hier die de taal niet kent, op zeer veel diverse manieren cursussen kan krijgen en dat alles op alles wordt gezet om hun die Nederlandse taal te leren. Ik zie eigenlijk moeilijk wat er nog meer kan worden gedaan.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het is een complexe problematiek, die ons allemaal ter harte gaat. Het actieplan ‘Integratie door werk’ heeft alleszins de juiste uitgangspunten. Alleen hoop ik dat het daadwerkelijk een kentering in de cijfers met zich meebrengt. U verwijst vaak naar nieuwkomers en de complexiteit van hun problematiek, maar van die groep mensen met een taalachterstand is het overgrote deel afkomstig uit Europa. Dat zijn niet de vluchtelingen uit Syrië, dat zijn niet de herders uit Noord-Afrika of iets dergelijks. Ik denk dat men ter zake dus correct moet zijn. Die taalachterstand die bij hen aanwezig is, bij sommigen al jarenlang, vereist echt wel een stringente aanpak.
Ik zal uw cijfers nalezen wat Nederlands op de Werkvloer betreft. Uiteraard zijn dat mensen die al op de werkvloer zijn, die als werknemer zijn ingeschakeld. Dat neemt niet weg dat dat wel een van de belangrijkste instrumenten is die altijd naar voren worden geschoven om de taalverwerving op het terrein aan te zwengelen. Dan vind ik een dalend cijfer op dat vlak toch bevreemdend, zeker als we de ambitie hebben om daadwerkelijk meer mensen met een taalachterstand op de werkvloer te krijgen.
Ik wil er ook voor pleiten om niet alleen basistaalvaardigheden Nederlands bij te brengen. In functie van de langdurige inzetbaarheid van die mensen op de arbeidsmarkt en ook van de integratie in onze maatschappij is een iets meer doorgedreven kennis van het Nederlands echt wel noodzakelijk. Ik heb verhalen gehoord van mensen die een aantal jaren als anderstalige zijn ingeschakeld op de werkvloer, die aan de slag zijn geweest, waarbij er te weinig inspanningen zijn geleverd door de betrokkene zelf, door het bedrijf, maar misschien ook door VDAB in het oorspronkelijke traject, om die taalkennis op een voldoende hoog niveau te brengen, waardoor de betrokkene, nadat die job was afgelopen, opnieuw in de problemen kwam op de arbeidsmarkt. Ik denk dat we inspanningen moeten leveren voor iedereen met een taalachterstand op de arbeidsmarkt en die inspanningen ook voldoende doorgedreven moeten leveren, zodat die taalachterstand echt wordt weggewerkt en de beheersing van het Nederlands op een voldoende hoog niveau komt, want dat Nederlands is en blijft essentieel op de arbeidsmarkt.
Nog een praktische vraag. U verwees naar kwartaalrapporteringen over het actieplan ‘Integratie door werk’. Het zou misschien nuttig zijn om die kwartaalrapportering ter beschikking van de commissie te stellen.
Daar zullen we voor zorgen.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik denk dat niemand beweert dat er niks gebeurt inzake taalopleiding en het aanbod voor anderstaligen. De vraag is vooral of het effectief is. Ook heb ik nu geen uitleg van u gekregen voor het feit dat het aantal opleidingen op de werkvloer daalt. U hebt aangegeven dat er ook allerlei andere dingen gebeuren.
Het punt is, dat is zo ondanks de forse stijging van het aantal Nederlandsonkundige werkzoekenden en werknemers, ondanks het feit dat men daar in het inburgerings- en integratiebeleid nu systematisch op hamert, dat men hen niet eerst opleidt en ze dan pas laat werken, dat men ervoor zorgt dat ze al zo snel mogelijk aan de slag gaan en Nederlands leren als ze aan het werk zijn. Ik heb u horen zeggen dat u nu uw aanpak gaat aanpassen, dat u nu een train-de-trainermodel gaat uitwerken. VDAB gaat werkgevers stimuleren, aanmoedigen om op hun werkvloer coaches in te zetten om een betere taalverwerving te bevorderen. Als u zo inzet op het eigen initiatief van werkgevers, dan vind ik dat prima, maar wat mij sterk is opgevallen in de analyse van de sectorconvenanten, is dat slechts 2 van de 32 sectoren acties omtrent Nederlands op de Werkvloer hebben opgenomen met resultaatsindicatoren. Dat vind ik eigenlijk onvoorstelbaar, terwijl iedereen het erover eens is dat er een extra tandje moet worden bijgezet. Gaat u in het kader van het arbeidskraptepact ook aan werkgevers en sectoren vragen om ook op dat vlak extra inspanningen te doen?
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik sluit me aan bij de vraagstelling en de extra vragen van collega Bothuyne en collega Kherbache, maar ik wou vooral ook een oproep doen. Als er één ding is dat ons allemaal hier, dat alle partijen verbindt, dan is het dat we allemaal overtuigd zijn van het belang van Nederlands op de Werkvloer, en dat we er allemaal vragende partij voor zijn om dat op een zo goed mogelijke manier te doen, om meer mensen te helpen hun kansen op onze arbeidsmarkt te benutten. We hebben hen nodig en zij hebben die lessen Nederlands nodig. U hebt een uitvoerig antwoord gegeven. Daarover ben ik het eens met collega Ronse Ik zal dat nog eens helemaal overlopen en nalezen. Toch wil ik een oproep doen om ons niet te gaan verschuilen achter alles wat er nu al gebeurt. U ook niet, minister. We moeten gewoon blijven bekijken hoe we die dingen kunnen blijven verbeteren. De opmerking van collega Bothuyne is terecht. Er is een vermindering. Dat is geen positieve zaak. Daar moeten we ons vragen bij stellen. Dus in die zin, er gebeurt al heel wat, maar laten we alsjeblieft blijven bekijken hoe we dat beter, sterker kunnen maken, om ervoor te zorgen dat we alle mensen – een van de volgende vragen gaat daar ook over – hun kansen kunnen laten grijpen op onze arbeidsmarkt.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik denk dat iedereen het allemaal nog eens goed moet herlezen. Ik hoop dat het aantal opleidingen Nederlands op de Werkvloer verder daalt, verder dáált, om drie redenen. Zoals ik zei: het is de bedoeling dat iedereen die met een job start als werknemer, met een contract, na zijn IBO, na zijn werkstages, na zijn opleiding bij VDAB, basiskennis Nederlands heeft. Het moet nog meer dat zijn. Dat is ook op de werkvloer, maar dat is niet Nederlands op de Werkvloer. Nederlands op de Werkvloer is de cursus gekocht door de werkgever bij VDAB. Dat mag van mij dalen omdat degenen die instromen beter Nederlands kennen, omdat er meer wordt gewerkt met partners die die opleidingen ook geven en omdat de train-de-trainercursus wordt gegeven, zoals u zei, mevrouw Kherbache. Dan is het continu en wordt het niet door VDAB ad hoc al eens ingevuld. Ik hoop dus, maar ik hoop dat u dan niet meer in de pers gooit dat dat een grote mislukking is, dat het aantal cursussen Nederlands op de Werkvloer verder daalt, maar dat het aantal mensen op de werkvloer die Nederlands kennen, verder stijgt. Diegenen die denken dat dat met elkaar verband houdt, zijn dus compleet verkeerd. Dat is voor mij het belangrijkste van alles wat is gezegd.
Mevrouw Kherbache, we kunnen natuurlijk in de sectorconvenanten alles gaan verplichten en zelf zeggen wat het belangrijkste is. Het zijn de werkgevers en de vakbonden samen die in een sectorconvenant per sector bekijken waar volgens hen de grootste uitdagingen zijn. Wij kunnen natuurlijk heel hautain denken dat wij dat allemaal beter weten dan de werkgevers en de vakbonden zelf. We hebben dat gedaan voor een aantal onderwerpen, maar ik ga dat niet doen voor alle onderwerpen.
Er werd gevraagd naar de kwartaalrapportage. Dat zijn de monitoringgegevens van VDAB. Ik veronderstel dus dat jullie die monitoringgegevens al hebben, ofwel kunnen krijgen. Ik zal nazien welke kunnen worden overgemaakt. Dat zijn dikke rapporten.
We kunnen dat aan, minister.
De heer Ronse heeft het woord.
God zij dank dat deze commissie er is, en ik hoop dat de pers die commissie ook goed volgt, want de nuances die hier kunnen worden gelegd, zoals hetgeen de minister nu zegt over die opleiding Nederlands op de Werkvloer, dat dat moet dalen, die zijn toch gigantisch belangrijk. Als bepaalde cijfers immers inderdaad eenzijdig in die pers verschijnen, dan creëert men een perceptie die haaks staat op de realiteit, en de realiteit is dat er nog nooit zo sterk is geïnvesteerd in de werkzoekende, in de persoon met een afstand tot de arbeidsmarkt en voor werkgevers die op zoek zijn naar mensen. Dat gaat niet enkel over taalopleidingen. Dat gaat over alle mogelijke types opleiding. Minister, proficiat dus, en ik ben blij dat u hier in de commissie toch de puntjes zeer sterk op de i hebt gezet.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik heb goed nieuws voor u: het aantal opleidingen Nederlands op de Werkvloer dit jaar zal zeker dalen, want de opleiding is niet meer beschikbaar. Ik denk dus dat er daar hoe dan ook snel moet worden ingegrepen, zodat die module opnieuw beschikbaar is voor de werkgevers en werknemers die er een beroep op wensen te doen. Er worden inspanningen geleverd. ‘Integratie door werk’ heeft de juiste filosofie. Alleen denk ik dat er ook hier, zoals bij vele andere elementen van de VDAB-dienstverlening, nog een aantal tandjes kunnen worden bijgezet, en we zullen dat met veel plezier blijven opvolgen, onder andere aan de hand van het monitoringrapport dat u ons zult bezorgen, waarvoor dank.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.