Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de onduidelijke rol van de waterpolosport in de Vlaamse Zwemfederatie (VZF) en de Koninklijke Belgische Zwembond (KBZB)
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, in de nasleep van het verbod op gemengde waterpolocompetities vanaf U13, werd in de schoot van de Koninklijke Belgisch Zwembond (KBZB) een Directiecomité Waterpolo opgericht. Dat comité moest de Belgische waterpolowereld de kans geven om zich, met de nodige autonomie, zelf te organiseren. Meer nog, dat Directiecomité zou ook een eigen budget krijgen, waarover het vrij zou kunnen beschikken om zijn activiteiten vorm te geven.
Op 19 januari 2017, goed een jaar geleden dus, heb ik in deze commissie van het Vlaams Parlement mijn scepsis over de goede intenties van de KBZB inzake het Directiecomité al geuit. Het heeft jammer genoeg geen jaar geduurd of mijn vrees is al uitgekomen.
Vanuit het Directiecomité Waterpolo werd namelijk de vraag gesteld aan alle Belgische waterpoloclubs of mocht worden gestart met het onderzoeken van de mogelijkheid tot het oprichten van een autonome waterpolobond. De vragen die aan de clubs gesteld werden, waren of men mag onderzoeken wat de voor- en mogelijke nadelen zijn ten opzichte van vandaag, wat de implicaties op korte en lange termijn daarvan zouden zijn en wat een plan van aanpak zou kunnen inhouden. De vragen of men dat mag onderzoeken, waren voor de KBZB al voldoende om op staande voet alle financiële middelen van het Directiecomité Waterpolo met onmiddellijke ingang te bevriezen. Dat betekende onder andere dat de nieuw opgezette nationale selectiewerking in de kiem werd gesmoord.
Het Belgische en daarmee ook het Vlaamse waterpolo is sinds de oprichting van bovenvermeld Directiecomité in volle opmars. De aanstelling van voormalig Spaans bondscoach en wereldkampioen Gabriel Hernandez voor de U17 en de nationale vrouwenwaterpoloploeg zijn daar een heel mooi bewijs van. Ook de recente winst van de Vlaamse U15 op het grootste eendagstornooi ter wereld in Eindhoven tussen kerst en nieuw, toont dat er wel degelijk topkwaliteit aanwezig is in Vlaanderen. Het was een heel goed en drukbezet tornooi. Toch zijn deze hoopvolle resultaten geen garantie op een blijvend succes, dat blijkt uit de strapatsen van de KBZB.
De KBZB telt vandaag drie leden: de voorzitter Michel Louwagie, de Fédération Francophone de Belgique de Natation (FFBN) en de Vlaamse Zwemfederatie (VZF). Zoals gezegd werden onlangs alle financiële middelen voor waterpolo door de KBZB volledig bevroren. De geplande stages en trainingen van de nationale ploegen kwamen hiermee in het gedrang. De VZF heeft volmondig ingestemd met deze handelswijze van de KBZB. Dat betekent wat mij betreft dat de VZF mede verantwoordelijk is voor het afbreken van een nationale selectiewerking. Nochtans, het nieuwe decreet op de georganiseerde sportsector legt de unisportfederaties op om een totaalaanbod van competitieve tot recreatieve sportbeoefening te organiseren. Bovendien werd in het kader van dat decreet een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen enerzijds uw administratie en anderzijds de Vlaamse Zwemfederatie vzw. Eerder stelde u hierover dat het niet-naleven van de daarin vastgelegde afspraken, waaronder het invullen van een aanbod van a tot z, invloed kan hebben op de toegekende subsidies aan de federatie.
U kunt vanuit uw bevoegdheid natuurlijk geen sanctie opleggen aan de Belgische zwembond. Wel is het natuurlijk zo dat wanneer de VZF een deel van haar opdracht laat uitvoeren door een andere vereniging, de VZF nog steeds haar verantwoordelijkheid en verplichtingen ter zake heeft. Minister, daarom heb ik drie vragen voor u.
Bent u van mening dat het bewust niet aanbieden van een nationale en internationale waterpolowerking, ook al zijn er voldoende kwaliteitsvolle spelers voorhanden, in strijd is met het nieuwe decreet op de georganiseerde sportsector, aangezien er geen aanbod van a tot z is? Bent u van mening dat de VZF als een van de drie leden van de KBZB hier een belangrijke verantwoordelijkheid in draagt en dat ze door haar handelswijze niet het nodige doet zoals opgelegd in het decreet en vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst? Overweegt u, gezien de voorgeschiedenis, sancties opdat de VZF opnieuw voorziet in een aanbod voor waterpolo van a tot z?
De heer Moyaers heeft het woord.
De Belgische en dus ook de Vlaamse waterpolowereld is boos, minister. Volgens Fabrice Weise, toenmalig directeur waterpolo binnen de Belgische Zwembond, wordt de sport in ons land almaar populairder, maar de bestuurders van de vaderlandse zwembond zouden daar allerminst wakker van liggen. Zowel clubs als beleidsmakers binnen het waterpolo eisen meer respect, meer financiële middelen en een betere dialoog van en met de zwemfederatie. Omdat het financiële plaatje van de bond niet transparant zou zijn, leeft bij hen zelfs het gevoel dat het zwemmen op dit moment door het waterpolo wordt gesponsord.
Zoals u weet, is het niet de eerste keer dat de Belgische Zwembond in opspraak komt. Een jaar geleden had de KBZB nog de dubieuze eer om de jaarlijkse AUWCH Award in de wacht te slepen vanwege zijn discriminerende beslissing om meisjes niet langer met jongens samen te laten spelen. Daardoor kwam het uitoefenen van hun favoriete sport plots op de helling te staan. Net als collega’s Brusseel, Anseeuw en Annouri vroeg ik u toen nadrukkelijk erover te waken dat een aanbod van a tot z, zoals het Sportdecreet dat vereist, voor iedereen die waterpolo wil spelen gewaarborgd kan worden.
Goed wetende dat u vanuit uw bevoegdheid geen sancties aan de KBZB kunt opleggen, hoop ik dat u wel een antwoord kunt geven op volgende vragen. Omdat ook u geen begrip kon opbrengen voor de genomen beslissing omtrent het afschaffen van een gemengde waterpolocompetitie, gaf u aan met de VZF rond de tafel te willen gaan zitten om tot een oplossing te komen. Wat is de actuele stand van zaken qua aanbod voor jongens en meisjes die graag waterpolo willen spelen in Vlaanderen? Hebt u ook een zicht op de situatie voor België?
In uw antwoord op mijn vraag in de commissie van 19 januari vorig jaar verklaarde u dat er achter de schermen heel wat beweging was binnen de KBZB en de VZF, zoals collega Anseeuw net aanhaalde. Volgens uw informatie werd er voor het eerst een aparte waterpolocommissie binnen de KBZB opgericht, met een eigen budget en voldoende autonomie om zelf een waterpolobeleid uit te tekenen. Dit staat haaks op de verklaringen van de heer Weise, die voor een autonoom bestuur pleit dat zelf kan beschikken over de lidgelden en licentiekosten die de waterpoloclubs aan de KBZB moeten betalen. Hoe verklaart u deze tegenstrijdige informatie?
Een gebrek aan geschikte sportinfrastructuur zou een van de grootste problemen zijn waarmee de waterpolosport in ons land worstelt. Om hieraan te verhelpen, gaf ik eerder al aan dat een beweegbare bodem, die overal tot een diepte van 1,80 meter kan worden geplaatst, een criterium voor subsidiëren van bovenlokale projecten zou kunnen zijn. Wordt er actueel al rekening gehouden met deze multidisciplinariteit? Zo neen, wilt u dit in de nabije toekomst wel doen?
Door de onduidelijke rol van de waterpolosport binnen de VZF en de KBZB klinkt de roep naar autonomie en zelfs onafhankelijkheid steeds luider. Wat zijn de gevolgen voor het waterpolo indien het niet langer onder de VZF zou ressorteren? Hoe staat u tegenover een mogelijke afscheuring van de Vlaamse Zwemfederatie door het waterpolo?
Minister Muyters heeft het woord.
Mag ik bij de aanvang van mijn antwoord nog even verwijzen naar mijn antwoord van ongeveer een jaar geleden. Toen was de aanleiding de discussie rond de gemengde competitie. Mijn standpunt toen was heel duidelijk, met name dat iedereen die waterpolo wenst te spelen, dat ook kan doen. Of het dan gaat over een gemengde competitie of een vrouwencompetitie en een mannencompetitie, maakt niet echt uit. Er moet wel een aanbod zijn dat iedereen kansen geeft. Hoe dat dan wordt georganiseerd, is niet de rol van de minister, maar van de verantwoordelijken in een federatie.
Voor mij blijft essentieel dat iedereen die het wenst, de sport kan beoefenen die hij of zij graag beoefent. Er moeten natuurlijk voldoende leden zijn, dat is altijd een voorwaarde om een dergelijke competitie te organiseren. Ook als dat niet het geval is, moet een federatie proberen om daar op een of andere manier een mouw aan te passen. Het aanbod zal dan misschien niet altijd topsport zijn, dat moeten we goed begrijpen, maar het moet toch een competitie op een redelijk niveau kunnen zijn. We moeten kunnen aanvaarden dat we niet overal en voor iedereen in elke sportdiscipline een Olympisch niveau kunnen aanbieden.
Voor mij betekent ‘van a tot z’ dat er sport moet kunnen worden aangeboden van recreatief tot een redelijk competitieniveau.
Ik kom tot de vragen, die in elkaars verlengde zitten, maar toch andere vragen zijn. Laten we beginnen bij de vragen van collega Moyaers.
Wat de huidige stand van zaken betreft rond het gemengd zijn, werd mij verzekerd dat er voor iedereen een aanbod is en dat meisjes en jongens die graag waterpolo willen spelen, dat vandaag ook kunnen.
Op Belgisch niveau is de situatie na verschillende onderhandelingen tussen beide vleugels opgelost door de competities op nationaal niveau te starten vanaf 16-jarige leeftijd. Dat is een antwoord op de vragen die we toen hadden. Bij de meisjes laat men afwijkingen toe om aan een volledige ploeg te geraken door jongere deelneemsters of deelneemsters uit verschillende clubs toe te laten. Zo krijg je een gemengde ploeg wat betreft clubs. Ook uit het beleidsplan van de VZF blijkt er voldoende aanbod te zijn voor waterpoloactiviteiten voor meisjes of gemengd.
Er is veel werk verricht door de VZF om die waterpolowerking beter en stabieler uit te bouwen. Zo heeft de VZF een eigen waterpolocommissie, die autonoom van de KBZB functioneert. Ze bieden ondertussen ook via de Vlaamse Trainersschool trainerscursussen waterpolo aan. Er wordt ook een beleid gevoerd via haar website ter promotie van waterpolo. Op die manier zie je dat er toch wel wat veranderd is ten opzichte van een jaar geleden.
Net zoals bij alle andere Vlaamse sportfederaties is het de VZF die de lidgelden en de licentiekosten van de bij haar aangesloten leden via de clubs int en niet de KBZB. Het waterpolo krijgt dus ook op Vlaams niveau een eigen budget toegewezen.
Daarnaast is er ook op Belgisch niveau een waterpolocommissie. Het is vooral op dat niveau dat de problemen die jullie beiden hebben geschetst, zich situeren. Bij de nationale koepels bestaat wel al eens de neiging om de operationele niveaus in ons land door elkaar te halen en wordt soms vergeten dat we autonoom functionerende sportfederaties hebben op het niveau van de gemeenschappen. Men rammelt dat allemaal door elkaar, daarom wil ik even duidelijk stellen hoe het in elkaar zit.
Bij navraag bij de VZF werd mij gemeld dat het niet aan de orde is om een autonoom waterpolobestuur naast de VZF te organiseren, maar dat de raad van bestuur van de VZF toeziet op de totale werking, dus alle disciplines, van de organisatie. Dat verhindert niet dat er verschillende commissies per discipline over een zekere operationele autonomie zouden beschikken. Ik denk dat dat logisch is. Je kunt in een federatie maar één bestuur hebben, maar wel verschillende commissies. Verschillende besturen binnen een federatie zou raar zijn, want hoe beheer je dan het geheel?
Het vinden van geschikte zweminfrastructuur voor de competitieve waterpoloploegen is inderdaad niet eenvoudig. Dat heeft alles te maken met het aantal zwembaden en de drukke bezetting ervan. Laat ons ook duidelijk zijn: de exploitant moet beslissen of waterpolo wordt toegelaten. Waterpolo heeft een aanzienlijke ruimte nodig. Als je kijkt naar de verhouding van het benodigde aantal vierkante meter zwemwater per sporter, dan is dat veel groter bij waterpolo dan bij baantjeszwemmen. Het gaat niet alleen over de wedstrijden die moeten worden gehouden, maar ook over de trainingsmogelijkheden. Dat kan al eens voor problemen zorgen.
Zoals u weet ben ik wel volop bezig met de inhaaloperatie infrastructuur, ook voor zwembaden. De eerste twee oproepen zijn zelfs specifiek voor zwembaden. We hebben een beweegbare bodem niet als criterium gezet en ik ga dat ook niet doen, maar het is wel een subsidieerbare kost. De kostprijs van een beweegbare bodem wordt meegerekend en is subsidieerbaar.
Jullie weten heel goed dat mijn sportinfrastructuurbeleid en het decreet bottom-up werkt via een faciliterende rol. De vraag en het initiatief moeten dus van onderuit komen. Waar er vraag is voor een zwembad dat geschikt is voor waterpolo, zal er zeker een grote nood zijn. Ik ga vanuit Vlaanderen niet bepalen waar dat moet komen, dat is aan de sector zelf. Die bottom-upbenadering wil ik blijven behouden. Uiteraard kan de sector dat doen mede op initiatief van de lokale beleidsmakers.
Collega Moyaers, zoals iedereen wel weet, is het nieuwe decreet op de georganiseerde sportsector een rationalisatie en een optimalisatie van het federatielandschap. U herinnert zich welke gesprekken er zijn gevoerd en welke fusies er daardoor zijn gebeurd.
Daardoor is de versnippering serieus teruggedrongen. Ik loop niet echt warm voor een nieuw splitsingsverhaal. De VZF was bovendien duidelijk toen we haar contacteerden: waterpolo is en blijft een onderdeel van haar werking, dit onder andere conform de internationale sportstructuren. De roep om onafhankelijkheid wordt niet gedragen binnen de VZF. Meer nog, de federatie wil op alle mogelijke manieren jongeren die waterpolo willen spelen, alle kansen geven. Indien waterpolo niet langer onder de VZF zou ressorteren en als ze toch onafhankelijk zouden worden, dan kan waterpolo volgens het huidige decreet dat we hebben goedgekeurd, niet worden gesubsidieerd als unisportfederatie, want dan voldoet het niet aan de regels ervan. Dat kan ook niet vanwege het feit dat waterpolo ook internationaal onder zwemmen zit. Bovendien verliezen ze hun link met het internationale en zouden ze ook niet meer aan internationale competities kunnen deelnemen. Als ze dat zouden willen doen, dan zou dat serieuze consequenties hebben.
Ik kom tot de drie vragen van collega Anseeuw. Uit de contacten die we hadden met de VZF, heeft ze mij duidelijk gemaakt dat er momenteel onderhandelingen zijn tussen de Vlaamse en Franstalige liga’s en dat het niet de bedoeling van de VZF is om niet verder te participeren aan nationale of internationale wedstrijden. Momenteel voldoet de VZF aan alle gestelde eisen van het decreet voor het aanbod van a tot z. Het ligt niet in haar takenpakket om voor de basiswerking aan internationale wedstrijden te participeren, conform het decreet van de georganiseerde sport. Wel moet een aanbod van recreatief tot hoogwaardig competitief niveau aangeboden worden. Voor de interpretaties over topsport verwijs ik naar de inleiding van mijn antwoord.
De VZF draagt natuurlijk een belangrijke verantwoordelijkheid binnen de KBZB. U zei het zelf, het is een van de drie leden. De samenwerkingsovereenkomst bewaakt de onafhankelijke werking van de VZF ten opzichte van de KBZB. Het is belangrijk dat zij onafhankelijk kunnen en moeten werken zodat autonomie en een eigen basiswerking kan worden uitgebouwd door de VZF, conform het decreet. De samenwerkingsovereenkomst bepaalt echter niet welke rol de VZF moet opnemen in de KBZB. Voor internationale wedstrijden bestaat er de beleidsfocus topsport, waarvoor de sportfederaties al dan niet conform een aparte afsprakennota topsport, financiële ondersteuning kunnen ontvangen. Dat moet dan wel passen binnen de strategie die wordt uitgetekend binnen ons topsportactieplan Vlaanderen.
Dan kom ik bij de laatste vraag, waar ik een vrij lang antwoord op heb. Ik overweeg geen sancties tegen de VZF, aangezien die federatie vandaag aan de voorwaarden voldoet. Ik wil ook duiden dat de VZF zich de voorbije twee jaar intensief heeft beziggehouden met de ondersteuning en de begeleiding van het waterpolo. Ik verwees bij de vragen van de heer Moyaers reeds naar de waterpolocommissie en naar de promotionele sporttechnische initiatieven van de VZF inzake waterpolo. Zo hebben ze ook een belangrijke rol gespeeld in de zoektocht naar oplossingen voor het samen sporten van jongens en meisjes en in de organisatie van specifieke jongens- en meisjescompetities.
In 2018 plant de VZF om binnen de Vlaamse Trainersschool een cursus initiator waterpolo te organiseren. Dat is belangrijk om de startende spelers nog beter te kunnen begeleiden. Een sportfederatie moet bovendien beoordeeld worden op haar totale werking en kan niet zomaar worden afgerekend op een van de disciplines, al blijft het natuurlijk wel de verantwoordelijkheid van een sportfederatie om een passend antwoord te hebben voor de bij haar aangesloten en ingeschreven leden. Het zou natuurlijk waardevol zijn mocht dit positief engagement voor het waterpolo ook worden gevolgd op Belgisch koepelfederatieniveau.
Ik wil tot slot nog meegeven dat ik via Sport Vlaanderen onmiddellijk contact heb laten opnemen met de VZF na de berichten over het ontslag van de waterpolocommissie op nationaal niveau, om hun hierover de nodige duiding te vragen.
Hieruit blijkt dat de VZF het bestaan van een aparte waterpolocommissie met een zekere operationele autonomie steunt, maar dat een apart waterpolobestuur naast het bestuur van de KBZB niet wenselijk is. Een vzw wordt trouwens het best bestuurd door een raad van bestuur die alle strategische en financiële beslissingen overziet. Ik vind dat ook redelijk logisch en het is een onderdeel van goed bestuur van een organisatie.
Ondertussen heeft de VZF de clubs op 24 februari uitgenodigd op een infomoment om de stand van zaken te verduidelijken. Die uitnodiging is er gekomen op expliciete vraag van de clubs zelf, als ik goed ben ingelicht. Momenteel heeft de VZF er reeds voor gezorgd dat de waterpolowerking van het huidige en volgende seizoen niet gehypothekeerd zal worden. Noch bestuurlijk noch operationeel zal er een vacuüm ontstaan voor waterpolo.
Zoals ik in het decreet op de georganiseerde sport gezorgd heb voor een kwaliteitsvoller aanbod via rationalisatie, vind ik een afsplitsing van waterpolo geen oplossing. Het is wel belangrijk dat er een open en democratisch overlegmodel binnen de federatie zou zijn.
Soms is het een voordeel als een vraag om uitleg wordt uitgesteld. We hebben deze week nog contact opgenomen omdat ik u de laatste stand van zaken wou meegeven over de situatie. De VZF geeft toe dat haar aandacht voor waterpolo in het verleden beter kon. Intussen heeft ze toch verschillende initiatieven opgestart. De VZF werkt op dit ogenblik aan een concreet meerjarenplan voor waterpolo. Intussen werd er bij de KBZB een interim-Directiecomité Waterpolo aangesteld. Na een eerste overleg met dit directiecomité werden alle budgetten om de werking van de drie nationale ploegen te verzekeren, besproken en goedgekeurd. Het betreft hier de heren- en damesteams senioren en de U17 heren. Na alle negatieve berichten is dit toch positiever nieuws. We zien dat het internationaal gebeuren stand kan houden.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb heel goed geluisterd en vooral over het einde ben ik heel erg tevreden, namelijk het feit dat de VZF zelf erkent dat er in het verleden stiefmoederlijk is omgegaan met de waterpolosport, ook binnen die Vlaamse Zwemfederatie. Ik vind het heel positief dat dat eindelijk wordt erkend. Ik hoop dat het ook een start is van een nieuw elan voor de waterpolosport onder de koepel van de VZF.
Voor het goede begrip: ik heb nooit gepleit voor een aparte waterpolobond of dergelijke. Ik heb alleen vastgesteld dat wanneer de vraag werd gesteld binnen het Belgisch Directiecomité om dit te mogen onderzoeken, men onmiddellijk – als ware het een precaire vergunning – de hele werking van dat Directiecomité Waterpolo heeft geschrapt. Ik vind dat kwalijk.
Binnen de VZF is er een aparte waterpolocommissie, die met enige autonomie haar ding mag doen voor de waterpolosport, en dat is goed. Ik stel alleen vast dat het ook in het verleden in die waterpolocommissie op Vlaams niveau een komen en gaan was van mensen die vrij snel gedesillusioneerd waren omdat ze niet konden doen wat nodig was voor de waterpolosport. De VZF erkent nu ook dat er in het verleden fouten zijn gemaakt. Het is goed dat dit inzicht is gekomen, maar het is altijd zoeken – of het binnen een Belgische bond is of een Vlaamse federatie – naar een goede manier van werken die voor de toekomst meer perspectief kan bieden.
Als er steeds een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt van de waterpolocommissie of van het Directiecomité Waterpolo binnen een Belgische bond, dan is dat geen manier van werken. Zo gaat het niet. We moeten daar vanaf. Het is belangrijk dat er binnen de VZF wordt toegezien op de manier van besturen en op hoe de Zwemfederatie wordt gestructureerd zodat er op een ernstige manier aan de toekomst van de verschillende sporten binnen de Vlaamse Zwemfederatie kan worden gewerkt. Dat is een heel belangrijk werkpunt. Het blijft trekken en duwen en de VZF heeft dat ook toegegeven.
U hebt gezegd dat de clubs zijn uitgenodigd, maar dat was wel nadat ze samen een brief hadden geschreven naar de VZF om te zeggen dat het zo niet verder gaat en dat ze overleg willen met zicht op de toekomst, over wat ze nog kunnen verwachten. Er is nog altijd heel veel onduidelijkheid.
U hebt vernomen dat de VZF de continuïteit verzekert voor dit en volgend seizoen en voor de operationele werking van de competities. Dat is heel erg goed nieuws, maar binnen de clubs is er nog altijd heel veel onduidelijkheid. Dit is geen manier van werken. De clubs moeten hun volgende seizoenen kunnen voorbereiden.
Een ander voorbeeld is de hele saga omtrent het gemengd waterpolo. Die is alleen maar opgelost doordat op een bepaald ogenblik alle clubs aan de Belgische Zwembond hebben gezegd dat ze het zich niet zouden aantrekken, reglement of niet, en dat ze de meisjes zouden laten spelen. Dat is natuurlijk geen toekomstgerichte werking en geen positieve manier van samenwerken. Ik geef de clubs 100 procent gelijk dat ze het op die manier hebben gedaan, want ze hadden geen andere keuze, maar ik hoop toch dat er niet alleen binnen de Belgische Zwembond maar ook binnen de Vlaamse Zwemfederatie op een constructieve manier kan worden gewerkt en dat kleinere zwemsporten zoals waterpolo maar ook schoonspringen niet stiefmoederlijk worden behandeld. Ze mogen niet in een hoekje worden geduwd. Neen, het zijn volwaardige sporten.
Meer nog, we hebben heel veel talent in huis. Een paar weken geleden heeft de U15 een heel goed en zwaar bezet internationaal tornooi in Eindhoven gewonnen. De club in mijn eigen stad heeft gewonnen van de Noord-Franse kampioen, ook in U15. Die Noord-Fransen trainen elke dag, de Oostendenaars trainen driemaal per week, maar ze hebben die Fransen wel afgedroogd. Daarmee wil ik zeggen dat er heel veel talent is in Vlaanderen en dat we dat moeten benutten. Ook al is het een kleinere sport, het blijft een olympische sport. Die jonge spelers moeten kansen krijgen, ook om het hoogste niveau te halen, want ze hebben al bewezen wat ze in hun mars hebben.
Ik hoop dat de manier waarop er wordt bestuurd en de manier waarop er wordt gewerkt binnen de VZF, een flink stuk professioneler kan dan nu het geval is. Minister, welke hefbomen zijn er om erop toe te zien dat dit op een ordentelijke manier gebeurt? Soms is het niet meer dan georganiseerd amateurisme, en daar moeten we definitief afscheid van kunnen nemen.
De heer Moyaers heeft het woord.
Het is niet zo gemakkelijk om daar nog iets aan toe te voegen. (Gelach)
Aan mij is zeker geen groot waterpolotalent verloren gegaan. Buiten ergens eens in een of ander zwembad op vakantie, heb ik nooit waterpolo gespeeld. Dat neemt niet weg dat er in Vlaanderen wel degelijk heel veel talent is. Een heel grote groep jongens en meisjes en volwassen dames en heren geven zich vol overgave voor de sport. Er zit wel degelijk heel veel aanstormend talent tussen.
Ik heb u heel veel positieve noten horen geven. Daaruit blijkt dat het water niet overal even diep blijft. Het nieuwe decreet op de georganiseerde sportsector legt uniesportfederaties op een totaalaanbod van competitieve tot recreatieve sportbeoefening te organiseren. Ik heb u horen zeggen dat er een open en democratisch overlegorgaan zal komen. Dat is een positief signaal, maar toch blijf ik met de gedachte zitten dat de Vlaamse Zwemfederatie een eigen interpretatie geeft aan de invulling van het sportaanbod van a tot z. We moeten daarover waken.
Ik hoor dat we maar een van de drie stemgerechtigden hebben binnen de KBZB, dat we daar maar één plaatsje hebben. Vanuit de VZF is het misschien toch interessant om na te denken of ze daar niet meerdere mensen voor kan inzetten, waardoor ook kleinere takken van de zwemsport vertegenwoordigd kunnen zijn.
Mensen betalen lidgeld. Als daarvan maar 20 tot 25 procent terugvloeit naar de waterpolosport zelf, dan is dat veel te weinig. Moet er niet worden gekeken in welke mate de lidgelden beter kunnen terugvloeien om de waterpolosport sterker te maken?
Ik vind het jammer dat als de directeur Waterpolo binnen de KBZB, Fabrice Weise, het probleem aankaart in de media, het gevolg is dat hij op dit moment geen directeur meer is en aan de deur is gezet. Dat geeft een zeer wrang gevoel.
Minister Muyters heeft het woord.
Wat er is gebeurd, is zonder twijfel geen voorbeeld van hoe er moet worden gewerkt.
Ik heb het gevoel dat men het hier en daar toch heeft begrepen. Er wordt gesproken over een meerjarenprogramma Waterpolo binnen de VZF. Dat is een positief signaal. Het feit dat men zegt dat men mee wil investeren in de Vlaamse trainersschool om een cursus omtrent waterpolo te organiseren, is een positief signaal. Laat ons dat zeker onthouden. We moeten altijd zoeken naar de goede zaak.
U vraagt beiden of ik een hefboom heb. Ja, die is er in het decreet met de code-Muyters of de code good governance. Mijnheer Moyaers, u had een vraag over de terugvloeiing van het lidgeld. De essentiële elementen zijn transparantie en betrokkenheid van de leden. Als ik jullie bezig hoor, dan is daar nog veel verbetering mogelijk. Maar we hebben de hefbomen via de code good governance, die in het decreet is opgenomen en die stelselmatig zal worden opgevolgd.
U herinnert het zich wellicht dat er dingen zijn die ofwel ja ofwel neen zijn. Is er een jaarplan? Is er een financieel plan? Er zijn ook bepaalde gradaties. Betrokkenheid, transparantie en een eigen audit zijn drie elementen die daar fundamenteel in zijn en ons de hefbomen bieden om vanuit Sport Vlaanderen die zaken verder op te volgen.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomend antwoord. Het is belangrijk dat die transparantie en die betrokkenheid er komen, want die zijn ondermaats binnen de VZF. Zoals u zelf aangeeft, is het heel erg goed dat dit eindelijk wordt erkend binnen de zwemfederatie zelf.
Wat betreft de code-Muyters, die betrekking heeft op good governance, is het belangrijk dat dit zeer nauwgezet wordt opgevolgd. Ik garandeer u van mijn kant dat ik u daar heel graag bij help als het gaat over de VZF.
De heer Moyaers heeft het woord.
Waterpolo blijft een kleinere sport, maar het was wel de eerste olympische ploegsport en ons land heeft daar behoorlijk goed gescoord. Het zou dus zonde zijn als we het aanstormend talent zouden afbreken.
Ik heb u daarnet horen zeggen dat de mensen van de waterpolosport en de VZF openstaan voor dialoog en dat u daarin een hefboom wilt zijn. Ik kan dit alleen maar aanmoedigen. Als we daartoe iets kunnen bijdragen vanuit onze parlementaire taken, dan doen we dat graag.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.