Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, in het voorwoord van Boer&Tuinder van 14 december 2017 schrijft de voorzitter van de Boerenbond, naar aanleiding van de nieuwste enquête uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) over het imago van de landbouw, het volgende: “Wij sturen onze communicatie dus bij. En ik hoop en reken erop dat ook de andere spelers in onze sector dat doen zodat we samen aan hetzelfde zeel trekken en de daling kunnen ombuigen. Ook voor VILT zelf, die als opdracht en missie heeft om via informatie en communicatie een betere kennis van en begrip voor de Vlaamse land- en tuinbouw te bevorderen, ligt er trouwens werk op de plank. Ook daar zal de communicatie over land- en tuinbouw moeten worden bijgestuurd en zullen andere prioriteiten moeten worden gelegd. Deze week starten daarover alvast de debatten binnen de raad van bestuur.”
We weten dat in 1996 VILT als vzw werd opgericht. De missie van de organisatie luidt als volgt: “Door middel van informatie en communicatie bevordert en stimuleert VILT op een onafhankelijke manier een betere kennis van en begrip voor de Vlaamse land- en tuinbouw, (...)” In het bestuur van VILT vzw zetelen alle organisaties die werkingsmiddelen ter beschikking stellen van VILT: de Vlaamse overheid, de vijf Vlaamse provincies, de Boerenbond, het Algemeen Boerensyndicaat (ABS), de Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten (BEMEFA), de Belgische Federatie van de Toeleveranciers van machines, gebouwen en uitrustingen en aanverwante diensten voor de Landbouw en voor de Groenvoorzieningen (Fedagrim), Crelan, KBC en Cera.
VILT krijgt in het voorwoord in Boer&Tuinder een veeg uit de pan van een van de financiers/bestuurders. Ze herinnerden eraan dat zij ook voor VILT betalen en een vinger in de pap hebben.
Een andere stem is die van Fedagrim. Om de verzuiling van de landbouwadministratie tegen te gaan – Fedagrim maakt er een punt van in haar 'landbouwpact' – moet Vlaanderen eens durven te kiezen voor autonome communicatie- en sensibilisatieinstrumenten. Dat is zeer terecht.
De consequentie van zo'n keuze is dat de bijdrage van de Boerenbond en andere belanghebbende landbouworganisaties in VILT overgenomen moet worden door de Vlaamse en/of andere overheden. Er bestaan, naar mijn mening, voldoende sectorgedragen bladen en websites die de belangen van hun leden of van een sector vertegenwoordigen. We hebben blijvende nood aan een volgens de regels van de journalistiek opgemaakt informatiekanaal dat op een onafhankelijke en neutrale manier informatie bij de geïnteresseerde lezer brengt. Het is nogal wiedes dat de overheid daarvoor de geschikte actor is, zoals bij de openbare omroep. VILT is een soort openbare omroep voor de land- en tuinbouw. Ik heb hoge waardering voor de integere, kwalitatieve en neutrale berichtgeving van VILT.
De dotatie van de Vlaamse overheid aan VILT bedraagt voor 2018 349.000 euro, die van de provincies 63.000 euro. De totale ontvangsten bedragen 571.000 euro. Er worden lidgelden van de sectoren ingeboekt voor 40.000 euro en lidgelden van kredietinstellingen voor 16.000 euro. Dat is geen geheim. Je vindt deze informatie op de website van VILT.
Minister, is de raad van bestuur samengesteld op basis van de financiële inbreng van de partners, wetende dat de landbouworganisaties en kredietinstellingen samen zo’n 10 procent van het nodige budget binnenbrengen? Zo niet, op welke basis?
Heeft de redactie een redactiestatuut zoals bij de VRT, de kranten van Mediahuis en vele andere? Dat heeft tot doel het scheppen van waarborgen ten behoeve van het journalistiek onafhankelijk opereren van commerciële, politieke, particuliere en groepsbelangen.
Hebben de landbouworganisaties en private partners zich akkoord verklaard met het redactiestatuut?
Is het bij het ontbreken van een redactiestatuut niet aangewezen dat de landbouworganisaties en private organisaties geen deel uitmaken van de raad van bestuur?
Heeft de raad van bestuur invloed op de inhoud van de publicaties, op welke manier?
Vindt u ook, zoals de voorzitter van de Boerenbond, dat “Ook daar zal de communicatie over land- en tuinbouw moeten worden bijgestuurd en zullen andere prioriteiten moeten worden gelegd”. Welke andere prioriteiten moeten worden gelegd?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega, uw eerste vraag gaat over de samenstelling van de raad van bestuur. De samenstelling van de raad van bestuur is niet gebaseerd op de hoogte van de financiële inbreng. De raad van bestuur van VILT bestaat uit diverse partners die hen steunen. De Vlaamse overheid vaardigt vier vertegenwoordigers af: een vertegenwoordiger van het kabinet van de Vlaamse landbouwminister, een vertegenwoordiger van het Departement Landbouw en Visserij, een vertegenwoordiger van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en een vertegenwoordiger van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM).
Wat betreft uw vraag naar een redactiestatuut, kan ik meegeven dat VILT inderdaad een redactiestatuut heeft om de onafhankelijke werking van de redactie te garanderen. Dat schept voor hen dan ook het kader om in alle vrijheid en onafhankelijkheid informatie te verzamelen, te selecteren, te verwerken en te duiden, los van de visie of standpunten van leden van hun raad van bestuur. Dit redactiestatuut werd goedgekeurd tijdens de algemene vergadering in 2011.
Ik begrijp niet goed waarom u het aangewezen vindt dat de Vlaamse overheid de financiële inbreng van de landbouworganisaties en private partners overneemt. Mochten we dit doen, dan wordt VILT een volledige Vlaamse instelling en dan hoeft dit geen vzw meer te zijn. Op dat ogenblik kan de werking worden geïntegreerd in de werking van het departement.
Er is bij de start net heel bewust gekozen voor een publiek-private samenwerking om het draagvlak binnen de agrovoedingsketen te versterken. Aangezien diverse spelers uit die keten lid zijn, is dat volgens mij ook goed gelukt. Op die manier neemt VILT een unieke positie in het landbouwlandschap in.
De raad van bestuur komt drie keer per jaar samen. Hij oefent geen druk uit om de berichtgeving bij te sturen. De beheerders bepalen mee de strategische lijnen van VILT. Ook de doelstellingen van de organisatie en de vertaling ervan in concrete activiteiten worden voorgelegd aan de raad van bestuur vooraleer ze worden uitgevoerd, maar voor de inhoudelijke invulling van die activiteiten is de redactie uiteraard volledig zelf verantwoordelijk.
Het redactieteam meldt dat ze geen externe druk ervaren bij het kiezen van de onderwerpen. Sommige leden kunnen al eens ongelukkig zijn over de VILT-berichtgeving, die meestal steunt op verschillende bronnen of contacten. Dat valt niet uit te sluiten. Wanneer tijdens bestuursvergaderingen opmerkingen worden gegeven, worden deze bediscussieerd en nemen de voorzitter en directeur daarvan akte. Waar mogelijk en passend worden die dan meegenomen in de werking.
U stelde ook een vraag over de imagostudie. De imagostudie is niet de eerste, maar de vijfde op rij die georganiseerd is. Elke vijf jaar gebeurt er een onafhankelijk onderzoek naar hoe de Vlaming denkt over land- en tuinbouw. Na jaren van positieve evoluties in het imago van de sector, treedt er nu voor het eerst een soort stagnatie op. Vandaar wellicht de waarschuwende woorden van de voorzitter van een grote landbouworganisatie.
VILT heeft de resultaten van de imagostudie steeds gebruikt als toetssteen voor zijn werking. Dat zal nu niet anders zijn. Er staat daartegenover in het najaar een debat gepland met de diverse partners.
Het lijkt logisch dat volgende vragen tijdens het debat aan bod zullen komen. Welke lessen trekt de landbouwsector uit de studie? Hoe kan de sector meer proactief communiceren? Wie kan welke taak op zich nemen? Kunnen we meer bereiken door nog beter samen te werken? Moeten we anders of naar andere doelgroepen communiceren? Het is goed dat we even stilstaan bij de werking. We doen dit in de overheid voor onze eigen werking, dus waarom zouden we dit dan ook niet doen voor gesubsidieerde instellingen?
VILT is opgericht met als doel het imago van de landbouw bij de Vlaamse burgers te ondersteunen. De beperkte middelen die er zijn voor deze vzw moeten dan ook worden ingezet op de meest efficiënte en effectieve manier om specifiek dat doel te bereiken.
Overtuigden hoeven niet verder overtuigd te worden, maar ik denk dat er nog veel werk aan de winkel is om iedere burger en consument de correcte informatie te geven over de Vlaamse land- en tuinbouw. Dat is tot op vandaag nog steeds de taak van VILT. Maar aangezien alles altijd beter kan, moeten we ook hier kijken of we dit niet op een andere manier moeten doen. De maatschappij verandert. We kunnen bekijken hoe dit eventueel anders kan. Dit zal nog verder worden besproken.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, dank u, dat is een antwoord op mijn bezorgdheid en mijn vragen. Ik ben blij te lezen dat er een redactiestatuut is. Dat kon ik niet opmaken uit de mini-research die ik heb gedaan. Ik vind het een heel cruciale kwestie. Dat is voor 90 procent een geruststelling voor mij. Laat dat duidelijk zijn.
In een blad, of, om het breder te zeggen, een informatiekanaal, is er altijd een delicaat evenwicht tussen de autonomie van een redactie en de invloed van een bestuur. In principe is er een mooie verdeling tussen de strategische lijnen, waarin de raad van bestuur natuurlijk wel een rol speelt – dat is overal zo – en het operationele, de berichtgeving, waarin die geen rol speelt. Uit het antwoord kan ik wel opmaken dat er absoluut voldoende autonomie is om hun werk goed te kunnen doen. Dat zijn twee positieve reacties daarop.
U stelt mij een vraag terug. U moet het niet integreren in het departement. De vzw-positie geeft misschien wel nog meer garantie op autonomie. Stel u voor dat het alleen een informatiekanaal zou zijn van één bepaalde minister. Dat zou redactioneel ook niet de meest correcte benadering zijn.
Voorzitter, ik heb nog één opmerking en één vraag. De opmerking is dat het bevorderen van het positieve imago van de landbouw niet alleen de verantwoordelijkheid kan zijn van VILT. Het is duidelijk een verantwoordelijkheid van veel spelers in de brede keten van de landbouw. Ik hoop dat die andere spelers mee hun verantwoordelijkheid opnemen.
Dan rest er nog die ene vraag. U hebt de vier vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid in de raad van bestuur opgenoemd, maar kunt u ook iets meer zeggen over hoeveel bestuurders er in totaal zijn? Dan ken ik ook de verhouding tussen de inbreng van de vertegenwoordigers van de overheid en de anderen.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik heb de vraag van de heer Caron niet goed begrepen. Hij denkt: hoe meer geld er van de staat komt, hoe meer onafhankelijkheid. Dat was de ondertoon die ik meende te vinden. Ik ga daar niet mee akkoord, in de zin dat men dan bij de minister zal komen klagen, dat men de regeringscommissaris zou aansturen en dat men dan ergens in een ‘Propaganda-Abteilung’-situatie zou terechtkomen. Dat doodt de credibiliteit van wat die organisatie aanbrengt.
Ten tweede vind ik dat we voor een veel ruimer probleem staan, in verband met de uitleg van wat de landbouw breed bekeken doet. Landbouwers maken slechts een klein percentage van de bevolking uit en worden – ten onrechte – door de massamedia heel gemakkelijk in een of andere hoek gezet. Ik vind het maar normaal dat een onafhankelijk, betrouwbaar orgaan dan zegt: ‘Dit zijn de feiten, dat is de situatie.’ Hoe meer uitleg wij geven aan de gevolgen van een incentieve landbouw en veeteelt, hoe beter. De credibiliteit van een instelling is belangrijker. Voorzitter, de enige officiële krant die u tot nu toe in die zaak mag geloven, is het Belgisch Staatsblad. (Gelach)
De heer Dochy heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik denk dat de voorzitter van de Boerenbond vereerd zal zijn dat u trouw het voorwoord leest dat zij in haar eigen ledenblad schrijft. Ze zal misschien iets minder opgetogen zijn over het feit dat uw lezing enige selectiviteit inhoudt. U weet immers heel goed dat VILT een dubbele opdracht heeft. De eerste opdracht is om landbouwers te informeren over de actualiteit enzovoort, en dat doen zij bijzonder goed, dat kunnen wij allemaal beamen. Ik denk dat iedereen in deze commissie geabonneerd is op de vrijwel dagelijkse nieuwsbrief van VILT en daar ook heel wat informatie uit kan halen. Het tweede deel van de opdracht bestaat uit het verzorgen van de communicatie naar de bredere bevolking, buiten de landbouwsector.
De vraag die hier is gesteld, is in welke mate VILT ook in dat tweede deel van zijn opdracht voldoende slaagt. Mijn vraag is dan ook, minister, hoeveel mensen geabonneerd zijn op die nieuwsbrief van VILT. Hebt u er ook zicht op hoeveel mensen van buiten de sector daarmee worden bereikt? Dat is immers een deel van de essentie. Wanneer we hier de link maken met het imago van de land- en tuinbouwsector, dan is het niet de bedoeling om de mensen uit de sector verder te informeren en te overtuigen maar vooral om mensen van buiten de sector te betrekken bij en te informeren over wat er binnen de sector gebeurt. En dat moet dan inderdaad gebeuren op een objectieve manier. Vandaar dat het redactiestatuut van die mensen dat ook garandeert. Ik herhaal dat zij bijzonder mooi werk leveren, maar de vraag is of het bereik voldoende is buiten de sector.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Ik denk dat we het voorwoord van de Boerenbond ook het best voor rekening van de Boerenbond laten. Het leeuwendeel van de middelen van VILT komt van de Vlaamse overheid en het lijkt me dan ook heel belangrijk om de onafhankelijkheid van die redactie te garanderen. Minister, u gaf ook zelf al aan dat die neutraliteit gewaarborgd is.
Ik wil ook nog eens benadrukken dat er hard wordt gewerkt bij VILT. Het lijkt me opportuun om daar vandaag een pluim voor te geven. Het zijn geen evidente thema’s om te brengen.
Collega’s, tijdens de maand januari komt men doorgaans meer mensen tegen dan in de andere maanden van het jaar. Tijdens een toevallige ontmoeting met de voorzitter van de Boerenbond heb ik ook eventjes gepeild naar haar intenties. Ik heb daaruit drie zaken begrepen. De eerste is haar grote appreciatie voor VILT. Ten tweede staat ze sterk op de autonomie en de onafhankelijkheid van de redactieraad. Ten derde is haar zorg hoe we naast het echte landbouwpubliek een ruimer publiek kunnen bereiken. Dat zijn drie bezorgdheden die ik hier ook hoor bij de collega’s.
Ik vind het persoonlijk belangrijk dat het middenveld wordt betrokken bij veel beleidsvoorbereidende maatregelen. Ik vind het ook heel zinvol dat ze zetelen in de raad van bestuur van VILT. Collega’s, ik zou u willen oproepen om niet selectief te zijn bij uw al dan niet appreciatie van de betrokkenheid van het middenveld.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik hoor hier eigenlijk van iedereen ongeveer hetzelfde, namelijk appreciatie en ik denk dat we die appreciatie kunnen delen. Het is belangrijk dat er goed wordt geïnformeerd en dat er efficiënt wordt gewerkt. Ik denk dat iedereen de bezorgdheid deelt om een nog ruimer publiek te bereiken. Mijnheer Dochy, er bestaan cijfers over het aantal geabonneerden, maar ik heb die niet bij me. Ik zal die cijfers opvragen en ze u bezorgen.
Er zitten dertien mensen in de raad van bestuur. Uiteraard is bekend wie daarin zit en wat daar gebeurt. Die gegevens kunnen dus zeker worden bezorgd.
Ik denk dat er grote openheid is om eens out of the box te denken wat er nog extra zou kunnen gebeuren. Het is altijd goed om daar eens over te debatteren, dat was ook de bedoeling van VILT. Er was al gepland om dat binnen de raad van bestuur te doen.
De heer Caron heeft het woord.
Ik sluit me aan bij iedereen die VILT vandaag een pluim geeft, ik wil mijn pluim daaraan toevoegen. Het is een fantastische bron van informatie voor ons allemaal, voor landbouwers en voor iedereen die in die hele keten actief is.
Mijnheer Dochy, ik deel uw terechte bezorgdheid en de bezorgdheid die ook anderen hier hebben geuit dat er misschien ook een opdracht zou kunnen zijn voor VILT ten aanzien van de bredere bevolking. Dat kan echter niet met een nieuwsbrief zoals die van vandaag, want die is eerder sectorgericht en gaat diep in op een aantal technische problemen. Dat is logisch, en dat moet ook, maar als men dan toch intern samenzit voor een debat, moet er misschien eens strategisch worden nagedacht over de toekomst van VILT. Men kan eens nadenken over een complementaire, wekelijkse nieuwsbrief die een breder opzet heeft en die bredere lagen van de bevolking probeert te bereiken en die wel degelijk imagobepalend is voor een sector. Ik kan die gedachte alleen onderschrijven, maar ik denk niet dat het bestaande instrument dat kan.
Tot slot heb ik er geen probleem mee dat het middenveld vertegenwoordigd is in de raad van bestuur, ik ben alleen ongerust dat er een soort beïnvloeding zou kunnen zijn die balansen scheeftrekt, u begrijpt me heel goed. Het redactie-instrument is daar een heel belangrijk instrument voor en ik heb vandaag vertrouwen dat dit ook zo zal blijven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.