Verslag vergadering Commissie Grensoverschrijdend Gedrag
Vraag om uitleg over het nieuw aangekondigde project Clubgrade tegen grensoverschrijdend gedrag in de sport
Verslag
Het is vandaag Gedichtendag. Ik heb gezocht naar iets dat toepasselijk kan zijn voor de werkzaamheden van onze commissie. Ik lees het gedicht ‘Uit luttele dingen’ uit de dichtbundel ‘Het taaie geheugen van water’ van Christina Guirlande.
Uit luttele dingen had zij
haar wereld gebouwd
rechtlijnig als de afstand
tussen woord en daad
een sterke vrouw volgens
het Boek der Spreuken:
“de dag van morgen ziet ze
lachend tegemoet”
tot op de dag dat lach
tot grijns verstarde, elk schip
verging, de olie droogde
in de kruiken en de zon bezweek,
hoe één woord plots
haar hele wereld kraakte.
De heer Wouters heeft het woord.
Voorzitter, ook ik heb voor deze Gedichtendag op uw verzoek mijn best gedaan. De titel van het gedicht van Guido Gezelle is misschien helemaal fout in deze commissie: ‘Heete pootjes’. Als u goed luistert, zult u merken dat het over iets totaal anders gaat.
Een schalkaard had een bie gevaân
en hield ze bij heur vleren:
"Komt hier! - hij zag een jongske staan! -
komt hier mijn knappe kerel!
Hier heb ik zulk een schoon fatsoen
van beestje, ik wil ‘t u geven:
past op maar van ‘t niet dood te doen,
en laat het beestje leven.
Kom aan; jen hand; doet toe, ‘t vliegt weg;
doet toe want ‘t gaat ontsnappen!"
‘t Kind hield zijn handje toe: "Nie' waar,
hoe schoon dat is, hoe lieflijk!"
Ha! ‘t kindje wierd te laat gewaar
hoe schoon en hoe bedrieglijk.
Het liet het beestje los, en ‘t loeg
de traantjes uit zijn oogskes,
en zei ‘t: "Het beestje is schoon genoeg,
maar ‘t heeft zulke heete pootjes."
Het gaat naadloos over naar mijn vraag om uitleg. (Gelach)
Minister, naar aanleiding van een getuigenis begin januari van een moeder wiens zoon jarenlang werd gepest in de jeugdafdeling van een voetbalclub uit eerste klasse, reageerde de minister dat hij van start is gegaan met een pilootproject om sportclubs te ondersteunen bij ethische kwesties, zoals pesten en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het project kreeg de naam Clubgrade, en de eerste fase ervan werd reeds vorig jaar opgestart.
In de eerste fase van het project Clubgrade gaat de Vlaamse Sportfederatie in dialoog met sportclubs om te ontdekken welke uitdagingen, behoeften en groeikansen er zijn en om te bekijken wat sportclubs reeds ondernomen hebben. Met die input gaat men vervolgens aan de slag in pilootclubs om voor beweging binnen de club te zorgen.
Minister, kunt u meer toelichting geven over de huidige stand van zaken van het project Clubgrade? Wat is de verdere timing van het project? Werden er reeds tussentijdse conclusies getrokken uit de eerste bevragingen? Op basis van welke criteria worden de pilootclubs gekozen en hoelang zullen de pilootprojecten lopen?
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, ik heb echt naarstig gezocht naar een gedicht over een gebroken hand, maar ik kwam alleen maar bij een gebroken hart uit. Dat vond ik zo zielig en niet van toepassing dat ik geen gedicht heb, zelfs niet over gebroken pootjes.
Collega Wouters heeft de context al geschetst. Minister, op 9 januari meldden verschillende kranten dat u met de Vlaamse Sportfederatie een pilootproject rond pesten en grensoverschrijdend gedrag in de sport lanceerde. Clubgrade is de naam. Aanleiding voor de berichtgeving hierover was het pestgedrag in een eersteklassenvoetbalclub waarover getuigd werd op Radio 1. De slachtoffers werden naar de psycholoog gestuurd en de club gaf aan geen antipestbeleid te hebben.
Clubgrade is een project dat niet in de beleidsbrief Sport 2017-2018 aan bod kwam. Kunt u dat een beetje kaderen? Werd dit project gelanceerd door de Vlaamse Sportfederatie of door uzelf? Met welke andere partners wordt samengewerkt? Is dat Sport Vlaanderen of zijn er nog externe partners bij betrokken? Hoe werden die geselecteerd? Hoe past dit project in de bredere aanpak van grensoverschrijdend gedrag in de sport die u aan het uitrollen bent? In welke budgetten wordt hiervoor voorzien? Richt dit project zich enkel of voorlopig enkel tot de voetbalsector?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb het gedicht ‘Turnoefening’ bij van Mia van der Haegen. Het speelt wat in op het feit dat mensen ouder worden en toch sport willen blijven doen, wat ik zelf goed ondervind.
Ik blijf steeds hangen aan het rek der jaren
Spijts al de kramp die ’k in de armen voel;
Aldoor wil ik dezelfde pijn ervaren
En keer halsstarrig weer naar ’t zelfde doel.
Waar ik mijn vinger laat op ’t stadsplan glijden
Is de oude baan waar ik mijn kunsten toon;
Ik trek mijn lichaam in uitzinnig herbelijden
Naar het vertrouwde huis waar ik niet woon.
Toch zal ’t Olympisch krachtvertoon begeven
En lost mijn stijve hand de afgewerkte sport;
Ik voel mij zalig door ’t bevrijde luchtruim zweven
Als ik van alle gymnastiek ontslagen word.
Voorzitter, ik ga nu over tot de orde van de dag. Ik wil de vraagstellers bedanken, want deze vragen om uitleg bieden me een kans om Clubgrade juister te plaatsen. Clubgrade stond al vermeld in hoofdstuk 5, punt 2 van mijn beleidsnota. Toen ging het om de opdracht een sportverenigingsondersteuningsmodel te ontwikkelen en toe te passen met als doel de verhoging van het beleidsvoerend vermogen van de sportclubs. Ik zal straks uitleggen hoe het in elkaar zit. De naam ‘Clubgrade’ is in de beleidsnota niet terug te vinden. Die naam is pas recent, na de bespreking van de beleidsnota, door het begeleidend team naar voren gebracht.
Het project Clubgrade heeft tot doel het beleidsvoerend vermogen en de bestuurskracht van de sportclubs duurzaam te versterken. Op die manier zullen sportclubs in de toekomst beter kunnen inspelen op de maatschappelijke uitdagingen en groeikansen waarmee ze worden geconfronteerd. De clubs met een hoog beleidsvoerend vermogen weten wat ze willen. Ze weten wat ze willen bereiken en ze zijn in staat om dat ook te realiseren. Ze weten welke vragen in hun omgeving leven en hoe de samenleving evolueert. Ze zijn in staat daarop te reageren. Dat is de filosofie.
Eind 2016 is het project door middel van een overheidsopdracht gelanceerd. De opdracht is toegewezen aan de Vlaamse Sportfederatie, die hiervoor samenwerkt met Levuur, met Vrijwilligerswerk Werkt en met de Universiteit Gent. Het projectteam hanteert een bottom-up en participatieve aanpak. Tijdens elke fase wordt nauw samengewerkt met de relevante actoren, zoals sportclubs, sportfederaties, gemeentebesturen en Sport Vlaanderen. Het projectteam heeft recent de werknaam ‘Clubgrade’ aan het project gegeven.
Wat de brede aanpak van het grensoverschrijdend gedrag betreft, werkt dit project veeleer aan de achterliggende competenties. Sportclubs met een groot beleidsvoerend vermogen kunnen beter omgaan met complexe uitdagingen. Pesten of seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn daar vormen van. Binnen het project ligt de inhoudelijke focus niet op dergelijke concrete thema’s. Daar bestaan andere initiatieven voor.
Ik zal het anders formuleren. Er was duidelijk sprake van een eersteklasseclub die bestuursmatig niet in staat was met betrekking tot pesten actie te voeren. Wij willen de besturen sterker maken. De besturen moeten over de juiste competenties beschikken om hierop te reageren. Een krachtdadig bestuur zal reageren op pesten, op grensoverschrijdend gedrag en op andere thema’s. Met dit project focussen we op de achterliggende competenties.
Voor de uitvoering van het project is voorzien in een bedrag van 1.018.696,11 euro, gespreid over vier jaar. Het gaat dus niet om viermaal dit bedrag. Het project richt zich tot de brede sportclubs en zeker niet enkel naar voetbalclubs. Het projectteam is halverwege 2017 aan de slag gegaan. Tijdens het najaar van 2017 is input verzameld over de verenigingsondersteuning met succesfactoren en valkuilen. Momenteel worden een eerste model voor de ondersteuning van sportverenigingen en een onderzoeksplan voor een flankerend wetenschappelijk onderzoek ontwikkeld. De ontwikkelde ondersteuningsvormen zullen de komende drie seizoenen bij verschillende groepen van pilootclubs worden uitgetest. Op basis van de feedback van de clubs en van het flankerend wetenschappelijk onderzoek zullen de ondersteuningsvormen telkens worden bijgestuurd. Na dat proces van drie jaar verwachten we een realistisch businessplan om de uitgewerkte ondersteuningsvormen over heel Vlaanderen uit te rollen.
Het doel bestaat erin dat krachtige besturen met maatschappelijke thema’s als pesten kunnen omgaan. We hebben in deze commissie al vaak verwezen naar een van de problemen. Het bestuur wist het misschien, maar de coach of de trainer was goed. We moeten besturen hebben die hiermee kunnen omgaan. Die besturen moeten weten en durven. Het moeten sterke besturen zijn die de juiste competenties hebben om met die maatschappelijke problemen aan de slag te gaan.
Op basis van de inputverzameling heeft het projectteam geconcludeerd dat de uitwerking van de concrete hulpmiddelen, zoals bijscholingen, brochures en tools, momenteel niet volstaat om effectieve veranderingen te realiseren. Om de sportclubs echt tot ontwikkeling te brengen, moeten de sportclubondersteuners met de sportclubs in verbinding staan en moeten de sportclubs op hun beurt met de leden en de stakeholders in verbinding staan. Dit vergt een tijdsintensief proces met aandacht voor intermenselijke aspecten. We hebben vastgesteld dat mensen op verschillende manieren leren. Goedepraktijkvoorbeelden werken in sterke mate en flexibiliteit is belangrijk.
Tot slot heeft het projectteam nu al geconcludeerd dat de initiële vraag van een organisatie zelden het echte probleem blootlegt. Door middel van vraagverduidelijking moet worden onderzocht aan welke achterliggende competenties prioritair moet worden gewerkt.
Eigenlijk zien we nu al wat het onderzoek zal doen en wat we in de markt willen zetten. Daar is echt nood aan. Op dit ogenblik hebben clubs vaak geen sterk bestuur. Ik denk dat ik hiermee een open deur intrap en dat iedereen dit wel weet. Het is net dat wat we willen versterken. Indien er geen krachtdadig bestuur is, zal de club niet optreden, niet durven op te treden of niet weten wat te doen. Dat is wat we willen bereiken.
Mijnheer Wouters, wat de selectie van de pilootclubs betreft, kan ik u meedelen dat het projectteam rekening zal houden met een aantal criteria. Het eerste criterium is de grootte van de club. De deelnemende pilootclubs zullen een zekere schaalgrootte moeten hebben. Het is belangrijk op die manier ervaring op te doen en dat dan naar kleinere clubs uit te rollen. Het tweede criterium is de sporttak. Het project wil de ondersteuningsvormen uitproberen op sportclubs uit verschillende sporttakken. Zoals ik al heb gesteld, gaat het zeker niet enkel om voetbal. We proberen heterogene groepen pilootclubs samen te stellen. Het derde criterium is de ambitie. De pilootclub moet al toekomstgerichte ambities hebben.
Ze moeten zelf al ambities hebben. Ze moeten ook bereid zijn om te investeren in hun ontwikkeling.
Ik denk dat ik het daarmee wat duidelijker naar voren heb gebracht. Zoals ik al zei, ben ik blij dat ik de kans krijg om dat op deze manier te doen. In de krant is dat nogal klein verschenen en leek het alsof het een project specifiek rond sporten was. Neen, het is een project rond het versterken van bestuurskracht, maar wel in de overtuiging dat je een sterker bestuur nodig hebt om die maatschappelijke problemen die er zijn, te durven aanpakken. In de commissie Sport hebben we al dikwijls gezien dat het de clubbesturen aan daadkracht ontbrak om op te treden tegen zaken waartegen moest worden opgetreden. Dat willen we versterken.
De heer Wouters heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide toelichting, minister. Er is veel verduidelijkt, maar met één ding zit ik toch een beetje gewrongen. Ik heb de indruk dat het vooral naar de professionele en goed georganiseerde clubs gaat. Mijns inziens moeten we de zeer laagdrempelige clubs ook echt mee opnemen in dat project, omdat die volledig afhangen van vrijwilligers. We hebben al heel veel tools waarmee we mensen financieel kunnen bestraffen, maar de clubbesturen waar men puur op vrijwillige basis werkt, moeten we zeker sterker maken om te kunnen optreden tegen die geweldige trainer of andere begeleiders aangaande die club.
De heer Poschet heeft het woord.
Bedankt voor uw uitleg, minister. U hebt eigenlijk op al mijn vragen geantwoord, maar dat roept dan altijd weer bijkomende vragen op. Ik deel de bekommernis van collega Wouters over het betrekken van alle clubs, van klein tot groot, en uiteraard ook de federaties, want ik denk dat je dan ook sterk op die federaties zult moeten werken, om de kleine clubs via hen te ondersteunen.
Het beleidsvoerend vermogen versterken om met complexe uitdagingen om te gaan: ja, uiteraard. Sterke besturen zijn een conditio sine qua non om die uitdaging van het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag aan te gaan. Daarnaast is natuurlijk ook een bewustwording nodig. Want we kunnen heel sterke besturen hebben, maar als die er zich niet van bewust zijn dat er problemen loeren in bepaalde situaties, dan staan we nog nergens.
Het is positief dat het over de verschillende sporten heen gaat. Ik heb begrepen dat het zelfs niet enkel om de sportsector gaat, maar over verschillende sectoren.
Ik heb nog twee vragen. Als ik goed geteld heb, loopt het project tot 2021. Wat als we ondertussen al een aantal conclusies kunnen trekken of als er een aantal tendensen zijn? Worden die dan al verder uitgewerkt richting het beleid?
Als die conclusies er zijn in 2020 of 2021, of als er al tussentijdse conclusies kunnen worden getrokken, hoe worden die dan geïntegreerd in de voorwaarden van het nieuwe Sportfederatiedecreet voor erkenning en/of subsidiëring?
De heer Bajart heeft het woord.
Eerst en vooral denk ik dat het een heel positief initiatief is, allemaal samen. Ik heb nog een aantal bijkomende vragen, ten eerste over het aantal clubs dat zich kandidaat zou hebben gesteld om mee te werken. Hoeveel zijn dat er? Zou het mogelijk zijn om een oplijsting over te maken aan de commissie, om te kijken of alle sporttakken zich aangesproken voelen? Op welke basis werden die kandidaten dan geselecteerd?
Clubgrade zal in verschillende fases werken. Is het dan de bedoeling dat de geselecteerde clubs alle fases doorlopen, of zal er telkens van start gegaan worden met een nieuwe groep?
De heer Moyaers heeft het woord.
Het is misschien een beetje vreemd om zo in het midden van een debat poëzie te brengen, maar als de voorzitter dat vraagt, doe ik dat ook. Ik durf mij soms zelf wel eens te wagen aan het schrijven van poëzie, maar in dit thema was mij dat toch net iets te moeilijk en kon ik mij beroepen op een schrijver wiens naam heel erg op de mijne lijkt, namelijk Bart Moeyaert, met het gedicht ‘Red mij’.
Het helpt, als ik dat zeg.
Dan ben ik nog wel hier,
maar tegelijk al weg.
Eenvoudig
door een kier daarboven
naar een plek waar
moeilijk te geloven
niet bestaat.
Per droom word ik vanzelf
mijn eigen held, als ik dat wil.
Is in het echt niet naar mijn zin,
te erg, te droef, of allebei,
maak ik het stil hier bovenin
en zeg een paar keer:
red mij.
Red mij.
Minister, ik had een bijkomende vraag, maar die is al zowel door collega Wouters als collega Poschet gesteld, dus dat is al een meevaller. Dan hoef ik die niet opnieuw te stellen.
Het is zeer goed, minister, dat u dat project hier integreert. Wij staan daarachter. Wij zijn daar voorstander van. Het is heel goed om dat te doen met het beleid rond pesten en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ik denk wel dat het aan te raden is, zoals ook de collega’s min of meer hebben gezegd, dat het project ook in andere beleidsdomeinen navolging krijgt. Ik denk dat uw collega-minister Gatz dat ondertussen ook doet, in navolging van u. Hij doet een bevraging in de cultuursector over het beleid rond seksueel grensoverschrijdend gedrag om die problematiek in kaart te brengen. Maar het is aan te raden dat u dat zeker ook doet met de beleidsdomeinen Jeugd en Onderwijs. Er bestaan al heel wat projecten rond pesten, waar ook gemakkelijk een luikje rond seksueel overschrijdend gedrag in kan worden opgenomen. Want in feite zijn heel veel van de daden die gesteld worden, zeker onder de peers onderling, een vorm van pestgedrag.
Minister Muyters heeft het woord.
Dank u wel voor de steun voor dit project en voor de bijkomende vragen. Mijnheer Wouters, de bedoeling is niet om kleinere clubs uit te sluiten, maar wel om een goed instrumentarium te maken, dat die kleine clubs ook kunnen gaan gebruiken. We starten met toch al wat clubs die ook die ambitie hebben enzovoort. Men moet het dus eigenlijk op een positieve manier zien. We willen iets maken dat voor elke club, zeker ook voor kleine clubs, nuttig, zinvol en bruikbaar is om de bestuurskracht te versterken. Laten we dus proberen dat te doen, niet om die kleine nu te overtuigen, maar voor een goed instrumentarium, om te kijken wat er bestaat, te zien wat het meeste effect heeft en zo in de jaren die komen overal die bestuurskracht te kunnen versterken. Dat is eigenlijk de achtergrond. Het is niet omdat we nu de clubs zoeken die mee piloot- of proefproject willen zijn, dat het de bedoeling is anderen uit te sluiten, maar er is de kans dat men bij grotere clubs meer ambitie heeft om daar die bestuurskracht te versterken. Bij die kleinere is er misschien minder het gevoel dat dat nodig is. Ze worden echter niet uitgesloten, en zeker niet als het gaat over het kunnen gaan toepassen van de resultaten.
Mijnheer Poschet, de bewustwording met betrekking tot heel die problematiek is natuurlijk iets waar we in Sport wel al jaren mee bezig zijn. Er is het vlaggenboekje, het feit dat we dat meenemen in onze trainersschool. Ik denk dat er veel initiatieven zijn. We zien alleen dat, niettegenstaande alle initiatieven, soms echt die bestuurskracht ontbreekt om daar dan tegen op te treden. Dat is nog gebleken met dat pesten van die jongere in een eersteklasclub. Ik vond dat hallucinant: als je die moeder hoorde, dan kon je dat bijna niet geloven. Hoe kan dat, zelfs op dat hoge niveau van een eersteklasclub? Hoe kan dat daar nu nog gebeuren? We hebben aan die bewustwording gewerkt en we blijven dat doen, maar ik denk dat die bestuurskracht toch nog iets extra’s is. Ik doe het wel voor de sportsector, maar ik kan zeggen dat het projectteam ook al contact heeft gehad met Jeugd en Cultuur, en ik zal dat ook verder delen met de collega’s, zodat, als daar nuttige zaken uit kunnen worden gehaald, dat ook in andere sectoren kan. Ik heb er geen enkel probleem mee als daar al vroeger conclusies uit kunnen worden getrokken. Ik denk dat dat ook zo is gepland, maar is dat niet zo, dan geeft ik het zo toch door. We hoeven geen drie of vier jaar te wachten om nuttige en goede zaken al uit te rollen.
Mijnheer Bajart, ik heb de lijst van de huidige pilootclubs niet bij, maar ik zal ze aan de secretaris bezorgen. De filosofie was in elk geval dat diverse sporten, ik zeg niet alle, maar diverse, aan bod zouden kunnen komen. Er zijn twee onderdelen. Als iemand meedoet, dan is dat voor een jaar. Het jaar erop kan men verder worden begeleid, maar het kan ook zijn dat er nieuwe instromen. We hebben daar dus wat marge om te zien hoe. Dit is ook een vrij intensief project. De bedoeling is altijd om tot resultaten te komen die ook elders kunnen worden gebruikt. Mijnheer Moyaers, ik denk dat ik daarmee uw vragen al meteen mee heb beantwoord.
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, nogmaals mijn dank voor uw verdere toelichting. Mijn indruk is dat u hiermee toch met een vrij belangrijk iets bent begonnen en dat we dat in deze commissie of de commissie Sport nog geregeld zullen opvolgen en bespreken. Ik denk immers dat dit een tool is die we zeker mee moeten ondersteunen, om op die manier toch zo veel mogelijk mensen te mobiliseren in deze moeilijke materie.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.