Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, de actualiteit brengt soms ook internationale thema’s in deze commissie.
Vandaag is de nieuwe Nederlandse regering voorgesteld op het bordes. In het nieuwe Nederlandse regeerakkoord 2017-2021 valt een interessante passage te lezen onder de noemer buitenlands beleid waarbij Vlaanderen specifiek wordt vermeld: “Het kabinet maakt werk van het wegnemen van belemmeringen die mensen ervaren in de grensregio’s. Samen met Duitse en Belgische overheden, met name de deelstaten Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en Vlaanderen, worden de belangrijkste knelpunten op het terrein van infrastructuur en sociale zaken en werkgelegenheid aangepakt.”
In Nederland valt Mobiliteit onder het departement Infrastructuur en Milieu en zult u conform het regeerakkoord regelmatig contact hebben met de nieuwe Nederlandse minister van Infrastructuur en Waterstaat Cora Van Nieuwenhuizen, Cora van Mora. (Gelach)
Het Vlaamse regeerakkoord 2014-2019 bevat ook enkele passages rond samenwerking met de buurlanden met betrekking tot Mobiliteit. Op pagina 41 staat: “Een geïntegreerd openbaarvervoeraanbod vergt structureel overleg en informatie-uitwisseling tussen De Lijn en de NMBS, de regionale OV-bedrijven en de lokale besturen. De samenwerking tussen de verschillende openbarevervoersbedrijven in de verschillende regio’s, in de grensgebieden en met de buurlanden wordt verbeterd.”
Op pagina 155 staat: “Vlaanderen voert een actief buurlandenbeleid. De samenwerking met Nederland en Noordrijn-Westfalen is prioritair, bijvoorbeeld inzake economische concurrentie, innovatie, leefmilieu, mobiliteit, vergrijzing, taal en cultuur. We zetten in op de driehoek Vlaanderen, Nederland en Noordrijn-Westfalen; niet alleen bilaterale samenwerking maar ook trilaterale samenwerking zodat Nederland, Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen hun gezamenlijke belangen nog beter kunnen verdedigen.”
Echter, wanneer we kijken naar projecten die op het terrein gerealiseerd worden, is er slechts één mobiliteitsproject dat grensoverschrijdend is: de Spartacus sneltramlijn 1 tussen Hasselt en Maastricht. Daarnaast is er wel overleg en een studie rond de IJzeren Rijn, maar dit is helaas minder concreet. Dit weekend, zaterdag, organiseren TreinTramBus en de Nederlandse tegenhanger Reizigers Openbaar Vervoer (Rover) een symposium in Breda over busvervoer in de grensregio. Hiermee hopen beide organisaties om de discussie over grensoverschrijdend openbaar vervoer opnieuw op de politieke agenda te plaatsen.
Feit is dat op het vlak van grensoverschrijdende mobiliteit Vlaanderen vaak op een eiland werkt en er vrij weinig initiatieven opgestart worden met de buurlanden en -regio’s. Het Nederlandse regeerakkoord biedt een kans om hiertoe stappen te zetten.
Minister, gelet op de Vlaamse ambities uit het regeerakkoord en de intenties uit het Nederlandse regeerakkoord, gaat u deze legislatuur nog bepaalde stappen rond grensoverschrijdende mobiliteit op poten zetten? Gaat u hierover in gesprek met de nieuwe Nederlandse minister voor Infrastructuur en Milieu?
De Lijn kent een tiental grensoverschrijdende busverbindingen met Nederland. In het nieuwe concept basisbereikbaarheid krijgen de vervoerregio’s meer vrijheden voor de uittekening van het vervoer op maat. Gaat men vanuit het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) een kader creëren voor grensoverschrijdende samenwerking, zowel met Nederland als met Frankrijk?
Minister, zijn u concrete vragen naar grensoverschrijdende verbindingen bekend tussen twee steden of gemeenten waar het aanbod nu niet bestaat of ontoereikend is?
Minister Weyts heeft het woord.
Stellen dat er slechts één grensoverschrijdend project is, is de waarheid oneer aandoen. Momenteel hebben we onze handen vol met de sluis Gent-Terneuzen. Dat vergt concrete samenwerking. Er loopt een onderzoek op initiatief van het Havenbedrijf Gent met betrekking tot het treinverkeer tussen Gent en Terneuzen.
Daarnaast heeft het Vlaamse Gewest de elektrificatie van de spoorlijn Mol-Hamont mee opgenomen in de lijst van Vlaamse prioritaire spoorprojecten. Ik zit daarvoor nog steeds aan de onderhandelingstafel met federaal minister van Mobiliteit Bellot om dat gerealiseerd te krijgen.
De Nederlandse regering voorziet in haar regeerakkoord om het baanvak Hamont-Weert opnieuw te openen voor de reizigersdienst. Dat is zeer positief. Ook de Nederlandse provincie Limburg heeft eerder al aangegeven dat ze de factuur daarvoor deels wil dragen. Er was aan Nederlandse kant nog wel een probleem, namelijk dat daar geen bereidheid was om hetzelfde te doen. Het is daar altijd een gedeelde financiering met de provincie die tussenkomt met een enveloppe; daartegenover moet altijd een rijksinvestering staan. Daar was aanvankelijk – ik zeg het eufemistisch – weinig enthousiasme voor.
En dus is het heel positief dat dit nu totaal anders blijkt te zijn confer het regeerakkoord.
In het addendum 1 bij de kaderovereenkomst Nederland-Vlaanderen in heel de Sparactusdeal die ik heb gesloten met de Nederlanders, zat dit specifiek vervat. Ik heb dat akkoord gesloten met de provincie Nederlands-Limburg en met de gemeente Maastricht. Zij konden zich natuurlijk niet engageren met betrekking tot de financiering van het rijksdeel.
In diezelfde onderhandelingen hebben we ook grensoverschrijdende initiatieven opgenomen zoals een busverbinding vanuit Sittard tot aan Maaseik. Die bussen rijden intussen. De Nederlanders zijn dat engagement dus nagekomen.
Als het gaat over grensoverschrijdende mobiliteit mogen we zeker dat andere grote waterbouwkundige project niet vergeten: het project Seine-Schelde. Daar spreken we over een totaal investeringsbedrag van 5 miljard euro. Het gaat dan over het graven van een kanaal tussen Cambrai en Compiègne. Aan onze kant van de grens gaat het over alles wat er gebeurt rond de Leie.
Ook inzake ITS zijn er enkele grensoverschrijdende projecten lopende in samenwerking met Mobiliteit en Openbare Werken: Socrates 2, Citrus, Intercor, C-Roads, Concorda en het EU EIP-project (het Europees partnerschap voor innovatie) rond ‘spatial road data’.
Ik geef u een greep uit de vele overlegstructuren die met onze buurlanden bestaan. Met Nederland hebben we de tweejaarlijkse Vlaams-Nederlandse top met de beide ministers-presidenten en de vakministers. Ik neem daar ook telkens aan deel, specifiek over mobiliteit met aparte en voorbereidende vergaderingen in dat kader.
Daarnaast zijn er de Benelux en zijn werkgroepen, de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie, de Vlaams-Nederlandse Bilaterale Maascommissie, de Vlaams-Nederlandse delta en het Belgisch-Nederlandse mobility platform.
Met Duitsland en meer specifiek met Noordrijn-Westfalen hebben we de 3RX-stuurgroep. Daarnaast is er de Rijnvaartcommissie, de Donaucommissie, de International Maritime Organization en de Netwerkorganisatie Polis.
Wat Frankrijk betreft, hebben we de Internationale Scheldecommissie en de Inland Navigation Europe. Natuurlijk is er daarnaast ook talrijk overleg ad hoc zoals recent nog met Hauts-de-France over luchtpollutie, en ook binnen EU-gremia is er regelmatig overleg met Nederland, Duitsland, Frankrijk en andere lidstaten over mobiliteit.
Op uw vraag of ik met de Nederlandse minister nog projecten zal opzetten, kan ik stellen dat ik er alleszins naar uitkijk om mijn nieuwe Nederlandse collega te ontmoeten. Ik heb begrepen dat de Nederlandse regering net beëdigd is door de koning. We zullen op termijn zien of zich nieuwe projecten kunnen aandienen.
Wat de bestaande grensoverschrijdende lijnen betreft, zou het me wat ver leiden om die hier allemaal op te sommen. Maar het klopt dat het netmanagement en het grensoverschrijdende segment ervan in het kader van de basisbereikbaarheid op de overlegtafel ligt van de vervoersregioraden. Binnen die werking zal er misschien een impact zijn op al of niet bestaande grensoverschrijdende verbindingen. Of daarvoor een afzonderlijk kader voor moet worden uitgewerkt, laat ik in het midden. Uitgaande van een regionale aanpak van mobiliteitsuitdagingen zou een landsgrens geen beperking mogen zijn en wordt dit gewoon meegenomen in de regionale mobiliteitsvisie en -maatregelen.
Voor het lopende project van de sneltramlijn 1 of de Spartacuslijn tussen Hasselt en Maastricht loopt er een goede samenwerking tussen Vlaanderen en de Nederlandse partners. We hebben daarover structureel overleg, minstens tweemaal per jaar. Een van de concrete vragen is de vraag voor de verhoging van de frequentie op de buslijn 450, Turnhout-Tilburg. Het gaat dan over een frequentieverhoging op weekdagen. Daarnaast is er de vraag naar een rechtstreekse busverbinding Hoogstraten-Breda door de koppeling van twee bestaande lijnen.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, u hebt al mijn vragen beantwoord. Ik dank u.
De heer De Clercq heeft het woord.
Het is een heel belangrijk thema dat hier wordt aangekaart en dat me na aan het hart ligt, zeker met onze noorderburen. De nieuwe minister is net beëdigd en komt uit de VVD-stal. Als hij het even goed doet als mevrouw Schultz, zal dat prima verlopen.
Er is hier verwezen naar de sluis, maar ook de fusie met Zeeland Seaports is deze week unaniem, over de partijgrenzen en meerderheid en oppositie heen, goedgekeurd in de gemeenteraad van Gent. Ik denk dat dit een sterk signaal is. Ik hoop inderdaad ook dat we inzake het spoor, het personenvervoer lijn 204, resultaten kunnen boeken.
Ik wijs op een zeer actueel persbericht, van ongeveer 2 uren geleden, van de gouverneur van Oost-Vlaanderen, die samen met maar liefst 24 parlementsleden, over meerderheid en oppositie heen, de krachten bundelt om dit zeer belangrijke dossier, mijnheer Rzoska en andere collega’s, verder onder de aandacht te brengen, niet alleen van u, minister, maar ook op het federale niveau. Ik hoop met de gouverneur dat we daarin zullen slagen.
Ik wil het nog even hebben over het grensoverschrijdende openbaar vervoer. We weten dat het spoorverhaal sowieso een moeilijk verhaal is. Voor de andere, grotere infrastructuurprojecten zitten we wel redelijk op schema, minister, maar ik wil toch een lans breken voor de grensoverschrijdende busverbindingen. Ik kijk bijvoorbeeld naar mijn eigen provincie en die van de heer Keulen. Wij hebben er tot nu toe drie naar Maastricht. Die bijkomende van Maastricht naar Sittard is er gelukkig gekomen. Maar ik denk dat de nood veel groter is.
Via ons besluit rond netmanagement worden de mogelijkheden geboden om naar grensoverschrijdende buslijnen te gaan, maar ik denk dat dat langs Nederlandse zijde in die concessies nog niet voldoende wordt meegenomen. Ik wil daarom een pleidooi houden, minister, om dat toch mee te nemen als u in de toekomst gaat samenzitten met uw Nederlandse collega, en te kijken hoe er ook vanuit Nederlandse zijde extra aandacht kan worden besteed aan die grensoverschrijdende busverbinding, want die nood is er echt wel.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga niet met mijn Nederlandse collega samenzitten om een paar buslijnen te bespreken, maar ik denk wel dat je vanuit de vervoersregio ten minste een lokaal platform hebt, waarbij je met gezag en autoriteit ook in communicatie kunt treden met de Nederlandse overheid of de Nederlandse ‘counterparts’, waarbij er breed gedragen voorstellen kunnen worden geformuleerd. Dat ondersteun ik volledig. Als ik daar een handje kan helpen, ook in het kader van het overleg dat ik op regelmatige basis heb met de provincie Limburg en de gemeente Maastricht, dan hoor ik het graag en neem ik die concrete vragen zeker mee.
De vraag om uitleg is afgehandeld.