Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Amber De Wachter, stagiaire van YOUCA, zal de vraag van de heer Moyaers stellen.
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Ketnet zendt sinds enkele dagen het programma ‘De dokter Bea show’ uit, dat de oudste kijkers van de zender raad en uitleg zal bieden op vlak van seksualiteit en relaties. Dokter Bea zal op educatieve, maar ludieke wijze jongeren antwoord geven op hun vragen over seksualiteit en relaties. U gaf al uw goedkeuring aan de hand van een zeer correcte stelling: “We denken namelijk dat door de alomtegenwoordigheid van het internet, jongeren vandaag meer weten over seksualiteit dan ooit ervoor. De waarheid ligt echter ergens in het midden. Jongeren hebben een bron aan informatie aan hun vingertoppen, maar daarom niet altijd de juiste voorbeelden voor een gezond seksueel en relationeel beeld.” U stelde terecht, minister, dat het zeker geen kwaad kan om om de zoveel jaar een programma uit te zenden dat handelt over seksualiteit en relaties.
Uiteraard ben ik voorstander van een informatief programma dat jongeren ondersteunt in het ontdekken van dit thema. Ik stel me echter wel vragen bij de structurele informatiestroom over het brede spectrum aan aspecten rond seksualiteit, geslachtsgezondheid en relatievorming. Bovendien leert de praktijk ons dat het nog steeds niet overal evident is dat ouders in alle openheid met hun kinderen over seksualiteit spreken.
Dit programma vormt nu wel een goede tool, maar als het maar eens om de paar jaar wordt georganiseerd, missen we toch een hele groep jongeren die in de cruciale jaren, van 9 tot 14 jaar, minder informatie over seksualiteit, seksuele gezondheid enzovoort, hebben meegekregen.
Seksuele opvoeding blijft tot op vandaag nog steeds te vaak in het preventieve kader steken – anticonceptie, focus op het biologische – en kijkt minder naar het relationele. Campagnes van Sensoa doorbreken dit door te spreken over misvattingen over seks en actuele thema’s zoals onlangs de sextingcampagne.
We zien dat dokter Bea zich niet alleen op de standaardthema’s richt, maar ook aandacht heeft voor vruchtbaarheid, en het stellen van grenzen en hoe je moet reageren als deze worden overschreden: essentiële thema’s die in ons voorgaand seksueel onderricht niet altijd even sterk aan bod kwamen, maar na de schandalen in de sport afgelopen voorjaar actueler dan ooit zijn.
Minister, hoe denkt u dat dit programma ook latere generaties zal bereiken? Om de paar jaar uitzenden zal immers een deel van de doelgroep missen.
Sensoa heeft al lessenpakketten uitgewerkt. Zullen die ook beschikbaar zijn voor jongerenorganisaties en jeugdbewegingen?
Hoe denkt u dat onder andere jeugdbewegingen, sportclubs en andere organisaties die jongeren samenbrengen gebruik kunnen maken van dit programma en het ontwikkelde educatief materiaal?
Welke rol meent u dat jeugdbewegingen, sportclubs en andere organisaties die jongeren samenbrengen in de toekomst zullen spelen bij het thema van seksuele en relationele voorlichting?
Dokter Sven heeft het woord. (Gelach)
In eerste instantie engageert Ketnet zich om de reeks ‘De dokter Bea show’ de eerstkomende jaren minstens één keer per jaar uit te zenden op haar televisiekanaal. De afleveringen zullen ook structureel het hele jaar door gratis en integraal beschikbaar blijven op Ketnet.be en in de Ketnet-app. Uiteraard beslist de kinderzender autonoom hoe zij haar programmering opbouwt. Zo is ook ‘De dokter Bea show’ een autonoom engagement van Ketnet, dat de kinderzender op eigen initiatief heeft genomen.
Zoals u zelf trouwens aanhaalt, zijn er de lessenpakketten van Sensoa. Deze organisatie ontwikkelde rond de thema’s van ‘De dokter Bea show’ digitale lessenpakketten. De uitzending zelf zit telkens in het digitaal lespakket en kan dus ook op elk ander moment opnieuw bekeken worden. Dit maakt dat het ook latere generaties zal bereiken. Sensoa zal erop toezien dat de lessenpakketten enkel aangeboden worden als ze nog actueel zijn.
Uw tweede vraag gaat al wat breder. De digitale lessenpakketten kunnen gebruikt worden door alle intermediairen – en daarmee bedoel ik: alle verenigingen – die met kinderen en jongeren aan de slag gaan. Het bevat zowel doe-vragen en kennistesten als attitudevragen, quizjes en groepswerkvormen. Elke les begint met de bijhorende aflevering van ‘De dokter Bea show’ en het duurt maximaal 50 minuten om alle werkvormen te doorlopen. De lesmodules zijn gratis beschikbaar via www.seksuelevorming.be en www.ketnetvoorouders.be.
Dit is zeker een methodiek die ook geschikt is of kan zijn voor jongerenorganisaties en jeugdbewegingen. Voor geïnteresseerde particulieren zullen sommige lespakketten dan weer herverpakt worden als multiple choice-quizzen. Die zijn ook via Ketnet.be beschikbaar.
Daarnaast wens ik ook nog te benadrukken dat Sensoa nog heel wat ander educatief materiaal heeft rond seksuele opvoeding, en dat er naast Sensoa ook nog andere organisaties bezig zijn met seksuele opvoeding. Binnen het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid denk ik dan bijvoorbeeld aan Awel, dat vragen van kinderen en jongeren beantwoordt en tevens heeft meegewerkt aan de totstandkoming van het programma ‘De dokter Bea show’, en aan de vereniging Jong en van Zin, die heel wat educatief materiaal rond dit thema heeft.
Ook wens ik nog te vermelden dat in het kader van het ‘Vlaams actieplan ter bevordering en bescherming van de fysieke, psychische en seksuele integriteit van de minderjarige in de jeugdhulp en de kinderopvang, het onderwijs, de jeugd- en de sportsector’ aan Steunpunt Algemeen Welzijnswerk de opdracht werd gegeven een kennisplatform integriteit te ontwikkelen voor vrijwilligers en professionals in de betrokken sectoren.
Dit gebeurt op basis van een cofinanciering door alle betrokken beleidsdomeinen. De grotere domeinen, zoals Welzijn en Onderwijs, brengen 25.000 of 26.000 euro bij elkaar, en de iets bescheidener domeinen, zoals Jeugd en Sport, elk 12.000 euro. De oplevering van dit kennisplatform is gepland voor het einde van dit jaar.
Aangezien het een digitaal lessenpakket is, de aflevering bij elk lessenpakket zit en het gratis wordt aangeboden, wordt de drempel om het lessenpakket te gebruiken bewust zeer laag gehouden. Ook organiseert Sensoa vormingen rond ‘De dokter Bea show’. Hier wordt met begeleiders van kinderen van 9 tot 12 jaar aan de slag gegaan met het digitaal lessenpakket, maar kan ook stilgestaan worden over hoe je op een leeftijdsadequate manier informatie geeft over seksualiteit en jongeren, en hoe je het best met de ouders communiceert over de lessen. Ik geloof dat onze organisaties voldoende professioneel zijn om in te schatten in welke mate en op welke manier het nieuwe educatieve materiaal hen kan helpen bij het geven van vormingen binnen het jeugdwerk.
Ik wil nog onderstrepen dat de samenwerking van de Vlaamse overheid met Sensoa niet nieuw is. Aan de basis ligt de overeenkomst die collega-minister Vandeurzen in het kader van het gezondheidsbeleid met deze vzw heeft afgesloten. In het kader van het Vlaams actieplan integriteit van de vorige legislatuur, dat focuste op de seksuele integriteit van de minderjarige, werden al beleidsdomeinoverschrijdende afspraken gemaakt tussen Welzijn, Onderwijs, Sport en Jeugd. In dat kader ontwikkelde Sensoa het Raamwerk Seksualiteit en Beleid. In samenwerking met enkele jeugdorganisaties hebben Sensoa en Child Focus dit raamwerk vertaald naar het brede jeugdwerk. Het raamwerk biedt handvatten en bouwstenen voor een integraal beleid op het vlak van seksualiteit en lichamelijke integriteit in jeugdorganisaties. Het bundelt een modelvisie, concrete instrumenten en relevante achtergrondinformatie om het beleid en de dagelijkse praktijk over dit thema in jeugdorganisaties gericht uit te bouwen.
Daarnaast ontwikkelde Sensoa ook het Vlaggensysteem voor het reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag van kinderen en jongeren. In samenwerking met Sensoa en verschillende jeugdorganisaties zorgde het toenmalige Steunpunt Jeugd al in 2011 voor een eerste versie voor de jeugdsector: ‘(N)iets mis mee?!’ Met middelen van de afdeling Jeugd werd dit instrument bezorgd aan alle jeugdorganisaties. In 2015 zorgde Jong & Van Zin voor een actualisering.
De vertaling naar het jeugdwerk gebeurde in samenwerking met De Ambrassade, Chirojeugd Vlaanderen, Scouts en Gidsen Vlaanderen, KSJ-KSA-VKSJ, Jeugd Rode Kruis, KLJ en Kazou. Jong & Van Zin zorgt ook voor vorming. De vormingswerkers van Jong & Van Zin kregen een training van Sensoa. Jong & Van Zin heeft een licentie om deze vorming te begeleiden.
Ten slotte heeft Jong & Van Zin ook heel wat ander educatief materiaal rond seksuele opvoeding, zoals: de Bloosdoos, met stellingen over relaties, vriendschap, intimiteit en seksualiteit, vanaf 12 jaar; Bloot, een documentaire over echte intimiteit tussen jongeren, vanaf 16 jaar; IPuber, een spel over imago, weerbaarheid, lichaam, communicatie in relaties en seksualiteit bij pubers, 11 tot 14 jaar; Vrijstraat 16, een spel over vrijen vanaf 16; het Porno Themadossier, dat met tips en tricks duidelijk maakt dat porno geen realistische weergave is van seksualiteit en dat je er dus bewust en kritisch mee moet omgaan.
Ik heb er dan ook vertrouwen in dat de genoemde organisaties de vinger aan de pols houden en dat er voor het jeugdwerk voldoende en in elk geval zeer veel actueel materiaal voorhanden is om op maat van de organisatie met dit thema aan de slag te kunnen gaan.
Ik ga ervan uit dat de jeugdbewegingen, sportclubs en andere organisaties die jongeren samenbrengen in de toekomst een belangrijke rol blijven spelen met betrekking tot het thema van seksuele en relationele voorlichting. Aangezien we op Vlaams niveau en dan ook zeker binnen het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid een aantal sterke spelers hebben die op dit thema inzetten en hun kennis actief verspreiden, ben ik ervan overtuigd dat de jeugdbewegingen, sportclubs en andere organisaties die jongeren samenbrengen voldoende handvatten aangereikt krijgen om dit thema op een zo professioneel mogelijke manier te begeleiden, met actuele educatieve en uitdagende materialen en/of op basis van degelijke vormingen. Ter ondersteuning van de jeugdorganisaties organiseert mijn administratie in samenwerking met Jong & Van Zin en Tumult op 9 november een startmoment voor aanspreekpunten integriteit binnen de jeugdsector.
De Vlaamse overheid vraagt immers aan alle organisaties die met kinderen en jongeren werken om een dergelijk aanspreekpunt aan te duiden, in het kader van het Vlaams actieplan integriteit. Het infomoment is in de eerste plaats bedoeld voor kandidaat-aanspreekpunten integriteit op het bovenlokale niveau en tot coördinatoren uit de jeugdsector. Voor de sportclubs verwijs ik door naar minister Muyters, bevoegd voor Sport, die met gelijkaardige initiatieven aan de slag is.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U hebt zelf gezegd dat de vragen steeds breder gaan, maar ik heb ook goed moeten nadenken bij wie ik ze zou indienen. Ik had ze evengoed bij een van uw collega’s kunnen indienen omdat het gaat over een heel breed spectrum.
Minister, ik hoop dat u ook begrijpt in welke context ik mijn vragen heb gesteld. Niet alleen zagen we het afgelopen voorjaar getuigenissen uit de sportwereld over grensoverschrijdend gedrag, we zien het thema telkens en vaker opduiken van media naar sport, en zelfs in de politieke sfeer. U hebt er gisteren zelf een aantal actuele vragen over gekregen. Het zou dus helemaal fout zijn om te denken dat de wereld van de jeugdverenigingen gespaard blijft van deze ernstige gebeurtenissen, integendeel, uit de hoorzittingen die we tot nu toe hebben gehad, bleek zelfs dat de meeste incidenten gebeuren, niet door een trainer of een meerdere, maar steeds frequenter door een leeftijdsgenoot of een teamgenoot. Uit een van die hoorzittingen bleek ook dat de incidenten die in de sport gebeuren minimaal zijn in vergelijking met wat er in jeugdverenigingen en scholen gebeurt. De combinatie van grensoverschrijdend gedrag en pesten zou blijkbaar ook heel vaak samen gaan.
De getuigenissen die we de laatste tijd hebben gehoord, zijn heel schrijnend en confronterend maar tegelijk ook heel opluchtend nieuws. Uit de hoorzittingen heb ik geleerd van professor Peter Adriaenssens dat het eigenlijk goed is dat die getuigenissen er komen omdat ze een platform kunnen geven en aantonen dat deze situaties zeker niet moeten worden verzwegen. Ze leren dat bepaalde vormen van gedrag niet oké zijn. Daarom is dokter Bea ook een goed initiatief. Federaal minister van Volksgezondheid, Maggie De Block, heeft trouwens tijdens het panelgesprek op Ketnet gezegd dat een specifieke aflevering van het programma zou gaan over grenzen en hoe daarmee om te gaan.
Minister, er was de afgelopen weken heel wat commotie. Hebt u in de cultuursector zelf de reflex gehad om na te gaan of er bij jeugdtelefoon Awel ook dergelijke meldingen zijn binnengekomen? Dat is immers een lijn die heel veel succes kent en ik vroeg me af of die ook in het jeugdverenigingsleven een heel zichtbare plaats krijgt. Zo zou een affiche van Awel in elk jeugdlokaal van jeugdverenigingen kunnen worden gehangen.
Minister, ik wil de jeugdbewegingen en jeugdorganisaties geen extra planlast geven, maar ik denk dat educatie in elk domein en in elke sector nodig is. U zegt dat er heel veel tools zijn, maar hebt u er ook zicht op of die tools die het onderwerp van grensoverschrijdend gedrag leren herkennen en bespreekbaar maken, zoals dat vlaggensysteem, ook worden toegepast binnen de jeugdvereniging? Er is een aanbod maar wordt dat ook echt opgelegd binnen een monitoropleiding? Wij hebben gezien dat dit in de sportopleidingen voor trainers die daarmee hebben leren omgaan, zeer nuttig bleek wanneer zij zelf in bepaalde situaties terechtkomen. Kan dit ook iets zijn dat dit in een monitoropleiding als een vast pakket wordt aangeboden?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Moyaers, wat uw twee bijkomende vragen betreft, zal ik u laten weten hoe er mogelijk een effect is geweest op de Awel-vraagmogelijkheden, zowel telefonisch als via andere kanalen. Ik ben in dat verband ook tevreden dat ik enkele weken geleden heb gehoord dat een stijging van de middelen voor Awel die organisatie toelaat om de grote achterstand die er was om vragen te beantwoorden, weg te werken. Ik ben ook blij te horen dat hun oproep aan vrijwilligers – want zij werken met professionals maar ook met zeer veel vrijwilligers – heeft geleid tot honderden reacties van mensen die willen meewerken. Dat verwonderde me in zeer positieve zin. Op die manier zullen ze met voldoende gevormde vrijwilligers aan de slag kunnen. Die vrijwilligers blijven natuurlijk niet eeuwig en elk jaar of om de twee of drie jaar moet er worden herbegonnen om vrijwilligersequipes op te leiden.
U vroeg me of er een piek waarneembaar is. Ik zal die vraag doorgeven aan de organisatie en u de gegevens bezorgen.
Uw tweede vraag gaat over de impact van alles wat we doen. Het is duidelijk dat we heel veel op het getouw zetten. De vraag is hoe dat doorwerkt op de vloer, in dit geval in de jeugdsector. Ik zal mijn licht eens opsteken bij de verschillende koepels die de vorming tot het monitorbrevet verstrekken. Ik zal hun vragen hoe dit thema daarin verwerkt zit. Daarnaast zal ik hun ook vragen of zij zicht hebben op de impact en het doorstromen van die vormingen naar de vele jeugdorganisaties te lande. Dat zal misschien wat tijd vragen. Ik zal u de antwoorden op uw bijkomende vragen bezorgen.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw medewerking. Op de weg naar hier maakte ik me nog een bedenking. Over een kleine maand is het 11 november, Wapenstilstand. De boodschap is dan: nooit meer oorlog. Dit is een heel belangrijke en hartverwarmende boodschap die we elk jaar opnieuw uitdragen, ook op school en in de jeugdbeweging. We hebben dat ongetwijfeld ook zelf ooit gedaan, wellicht ook u, minister, toen u op de schoolbanken zat. Maar helaas zien we dat de realiteit is dat er nog altijd overal oorlog is. Het zou dan ook heel naïef zijn te denken dat ook dit thema opeens opgelost geraakt, dat het volledig de wereld wordt uitgeholpen. Maar erover praten kan helpen om het te verwerken en het kan de nieuwe generaties meer wapenen. Ik heb net zoals miljoenen andere mensen een aantal kleine kinderen, en als vader wil ik die zo goed mogelijk beschermen tegen de boze wereld. Ik wil ze echter ook niet dusdanig opvoeden dat ze achteraf niet durven uit te vliegen. Elk kleine stap die wij hier vandaag voorwaarts kunnen zetten, zal voor hen een wereld van verschil maken in de toekomst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.