Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, geachte collega’s, mijn vraag gaat inderdaad over de strategienota Vlaanderen-Nederland die, als mijn geheugen me niet in de steek laat, deze zomer, begin juli, het levenslicht zag.
– Jan Van Esbroeck treedt als voorzitter op.
Het is niet de eerste strategienota Vlaanderen-Nederland. Er was een vorige nota in 2005. Dat was toch wel een bijzonder volumineus werkstuk, van 180 bladzijden, heel wat. Ik heb het nog altijd hier op mijn bureau liggen. Deze nota is een stuk bescheidener, maar de omstandigheden zijn natuurlijk ook wel veranderd, zowel binnenlands in Vlaanderen, onder meer, maar niet alleen, door de zesde staatshervorming, als binnenlands in Nederland, maar ook in de internationale en Europese context. Heel belangrijk lijkt me ook het feit dat we ondertussen toch die tweejaarlijkse of bijna tweejaarlijkse ontmoetingen hebben tussen de Vlaamse en Nederlandse ministers-presidenten, telkens geflankeerd door een aantal ministers, waarop de onderlinge samenwerking en de diverse aspecten ervan worden besproken. De omstandigheden zijn veranderd. Ik denk dat het belangrijk is om dat ook eens te vermelden. Het staat trouwens ook in de inleiding van de strategienota. Dat is ook zo voor Nederland, dat zeker sinds de Tweede Wereldoorlog toch een zeer Atlantische oriëntatie had. Het was gericht op Groot-Brittannië, gericht op de Verenigde Staten, en moet nu vaststellen dat het zich in een Europese Unie situeert die gaat worden verlaten door de traditionele bondgenoot Groot-Brittannië. Er is natuurlijk ook de VS, waar nu een president aan de macht is die iets minder stabiliteit geeft – laat ik het zo uitdrukken – dan we gewoon waren. Nederland is dus misschien wel wat op zoek naar nieuwe bondgenoten en Vlaanderen moet natuurlijk klaarstaan om die uitdaging aan te gaan. Nederland heeft ook te kampen met toch ook niet de grootste politieke stabiliteit. Het Nederlandse politieke landschap is erg versnipperd. Dat heeft ook veel te maken met de kieswetgeving daar, met de manier waarop de zetels worden verdeeld.
Na 208 of 209 dagen is er nu eindelijk een nieuwe regering. 208? Voilà, het kabinet is perfect op de hoogte. Minister-president, u hebt dus eigenlijk opnieuw een gesprekspartner. Wat je ook ziet in wat die nieuwe regering voorstelt, is dat Nederland ook wat op zoek is naar zichzelf. Dat staat ook in de strategienota. Het grote gidsland van enkele decennia geleden, van misschien twintig jaar geleden, bestaat eigenlijk niet meer. Nederland is nu vooral met zichzelf bezig en dat zie je ook. Kinderen krijgen nu uitleg over het Wilhelmus, moeten naar het Rijksmuseum. Ik vind dat op zich wel goede maatregelen, maar dergelijke maatregelen waren twintig jaar geleden, denk ik, niet denkbaar, om maar te zeggen dat de omstandigheden helemaal zijn veranderd.
De nieuwe strategienota is een stuk slanker. Die is eigenlijk samengesteld uit vier grote doelstellingen die worden vooropgesteld: fysieke grenzen slechten, economische samenwerking, culturele samenwerking en internationale samenwerking. In totaal zijn er dan zestig actiepunten, bullets, leidraden van concrete samenwerking die daarin worden gepresenteerd. Minister-president, ik vind dat allemaal heel positief. Nederland is immers ons meest nabije buurland, onze eerste partner in onze internationale relaties, en het is natuurlijk van belang dat we die samenwerking goed in de gaten houden, dat we ter zake de vinger maximaal aan de pols houden.
Over die samenwerking moeten we natuurlijk nog een aantal zaken zeggen, een aantal aspecten die we niet uit het oog mogen verliezen. Zo is er de indruk, het is meer dan een indruk, het is een vaststelling, dat de liefde toch wel niet in dezelfde mate van de twee partners komt. Het is toch nog altijd Vlaanderen dat meer wil samenwerken met Nederland dan dat Nederland in samenwerking met Vlaanderen is geïnteresseerd. Dat is ook logisch, want Nederland is natuurlijk een staat en Vlaanderen is dat niet. Nederland is al enkele eeuwen een staat, en staten werken in de eerste plaats samen met andere staten.
Je ziet dat zelfs in de manier waarop Nederland tegenover Vlaanderen staat. Alhoewel er een gigantische vooruitgang is geboekt, is er toch nog een grote voorzichtigheid: men wil niet in een mijnenveld terechtkomen en fouten maken in dat complexe land met een federale regering en dan drie gewesten en drie gemeenschappen. En hoe zit het weer met die bevoegdheden? Vlamingen weten het zelf soms niet. Uit mijn contacten met Nederland heb ik ook begrepen dat er toch een beetje een voorzichtigheid is als het gaat over het bevoordelen van Vlaanderen ten opzichte van andere gewesten, omdat men daar toch ook goede contacten mee wil onderhouden.
Daarnaast is er natuurlijk ook het feit dat het in essentie nog altijd om de verdediging van de eigen belangen gaat. U formuleert het heel mooi in die strategienota als een “welbegrepen, gedeeld eigenbelang”. Daar komt ‘gedeeld’ in voor, daar komt ook ‘eigenbelang’ in voor. Kijken we maar naar de maatregelen die de Nederlandse regering voorstelt, bijvoorbeeld, op het vlak van de vennootschapsbelasting of de roerende voorheffing, om daar een concurrentievoordeel op te bouwen, ook ten opzichte van Vlaanderen, ook ten opzichte van België. Dat zal immers niet zijn om te concurreren met Noord-Afrika of het Verre Oosten. Het is om met de andere Europese landen te concurreren. Eigenbelang komt daar dus altijd naar voren. Dat is heel logisch. Er is concurrentie tussen de havens, maar ook weer samenwerking. Er is concurrentie tussen bedrijven, maar misschien ook wel samenwerking.
Dat alles als inleiding om tot een aantal vragen te komen. De eerste vraag betreft eigenlijk een pijnpunt dat ook in het verleden wel naar voren is gekomen: hoe gaan we dit alles opvolgen? Bij de jongste top is ook gezegd dat men het jaar erop eens moest aftoetsen hoe ver het dan stond met die mooie afspraken die werden gemaakt. Hetzelfde geldt voor deze tekst. Het is een oplijsting van zestig actiepunten. In welke opvolging is ter zake voorzien? In welke deadlines is voorzien? Immers, als je geen deadlines stelt, dan kun je over een aantal mooie ideeën en mooie principes over twintig, veertig, vijftig jaar nog altijd filosoferen. Een andere vraag is wat voor document dit nu eigenlijk is. Is dit afgetoetst met de Nederlanders of is het een eenzijdig Vlaams document, enkel ter ondersteuning van de Vlaamse ambtenaren en de Vlaamse diplomaten?
Want het zou natuurlijk wel goed zijn dat die Nederlanders ongeveer op dezelfde lijn zitten wat betreft die zestig punten van samenwerking die wij voorstellen.
Minister-president, kunt u een stand van zaken geven van hoe we die veelvuldige contacten tussen de Vlaamse en de Nederlandse Regering in concreto moeten zien? We weten dat er een aantal van die contacten zijn. Maar hoe verloopt dat allemaal? Hoe frequent zijn die contacten? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Ten slotte heb ik nog een laatste vraag, met uw goedvinden. Het is een punt waar die samenwerking toch wel heel sterk blijkt en heel erg concreet wordt: de versterkte samenwerking, fusie, per 1 januari 2018, tussen de Haven van Gent met Zeeland Seaports. Kunt u daarover een stand van zaken geven?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Van Overmeire, u hebt de situatie vrij goed geschetst. We zijn elkaars beste buren. We zijn partners van elkaar, maar tegelijk zijn we op een aantal vlakken concullega’s. U hebt daarvan een voorbeeld gegeven, als het gaat over fiscale concurrentie, vennootschapsbelasting. Er zijn nog sectoren waar dat het geval is. Denk bijvoorbeeld aan de hele voedingssector, agrofoodsector, waar ze nogal concurrentieel zijn ten opzichte van elkaar.
Het gaat inderdaad over een welbegrepen gedeeld eigenbelang, waar we er toch vaak in slagen om samen te werken en waar we op het vlak van logistiek de laatste jaren toch een goede vooruitgang hebben geboekt. Denk bijvoorbeeld aan de Scheldeverdieping, de nieuwe sluis kanaal Gent-Terneuzen, de samenwerking tussen beide havens – daar kom ik straks op terug – maar hopelijk in de toekomst ook met betrekking tot de IJzeren Rijn.
Dat document is een ‘eenzijdig’ Vlaams document, zoals ook het vorige was. Maar in de aanloop naar het goedkeuren van de strategienota in Vlaanderen is er informeel overleg geweest met vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid. Er wordt informatie gedeeld en er wordt over gesproken in welke richting we gaan. Maar het blijft een document. Het is geen akkoord, geen samenwerkingsakkoord. Het is onze strategienota, zoals we die ook hebben voor andere landen, bijvoorbeeld voor de VS. Het is ons document, waarin staat hoe wij die strategie zien.
Bij de eerste strategienota destijds, die inderdaad veel lijviger was, heeft Nederland een paar keer gezegd: ‘We zullen dat beantwoorden met een eigen strategienota ten aanzien van Vlaanderen.’ Maar het is er inderdaad nooit van gekomen. Ik heb ook niet het gevoel dat het ooit nog zal komen. Zoals u zei, is de benadering vanuit Nederland er ook één met het oog op de evenwichten tussen de diverse deelstaten binnen België.
Zoals u weet en ook hebt gezegd, ontmoeten de ministers-presidenten van Nederland en Vlaanderen elkaar in principe tweejaarlijks. We organiseren dan een top waaraan ook andere ministers deelnemen. Op dat moment bespreken we de voortgang van de belangrijkste Vlaams-Nederlandse projecten.
U weet dat die meeting in Gent, op 7 november 2016, een groot succes is geweest. We hebben daar toen uitvoerig over gepraat. We hebben toen een aantal nieuwe stappen kunnen zetten in de samenwerking: logistiek, economisch en breed-cultureel. We hebben toen de afspraak gemaakt dat we niet zouden wachten tot de volgende tweejaarlijkse top om te evalueren, maar ook tussentijds te monitoren. Dat gebeurt van onze kant, maar ook van Nederlandse kant. De topambtenaren zien elkaar binnenkort, op 17 november, om de stand van zaken te maken, de vooruitgang te beoordelen en te bekijken waar er een tandje moet worden bij gestoken, waar we op schema zitten enzovoort.
Harde deadlines zijn er dus eigenlijk niet. Maar tussentijds – dat is goed opgevolgd door onze administratie en ook door onze Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering (AAVR) in Den Haag – zullen we dus halverwege kunnen kijken waar we staan. Het is mijn aanvoelen dat heel veel van de afspraken echt goed op schema zitten en dat daar – hopelijk – geen zwaar negatieve verrassingen uit zullen komen.
Die status zal worden overlopen op 17 november. Het is natuurlijk wel zo dat leidend ambtenaren uit beide landen vaker met elkaar praten dan alleen maar op die gezette tijdstippen. Ze spreken met elkaar over concrete samenwerkingsprojecten, om die aan te sturen en problemen die rijzen aan te pakken. Er gebeurt ook een vorm van kennisdeling op ambtelijk niveau. Er worden heel wat zaken uitgewisseld. De Vlaamse ambtenaren die ik daarover aanspreek, zijn daar bijzonder tevreden over.
De nieuwe samenwerkingsprojecten die volgend jaar op de agenda zullen komen, worden ook voorbereid met diverse overheden: de Vlaamse en de Nederlandse overheid, maar ook de provinciale overheden, de Euregio’s, de Interreg-verbanden. Zij kunnen en doen dat ook. Ze dragen ideeën aan voor de komende top die eind 2018 zal plaatsvinden. Die wordt systematisch voorbereid. De top zal de volgende keer in Nederland plaatsgrijpen, omdat we daarin met elkaar afwisselen.
De beoogde fusie op 1 januari 2018 van de havens van Gent en van Zeeland Seaports – Vlissingen, Borssele en Terneuzen – was inderdaad het koninginnenstuk van de top van Gent. Door zeer intens verder samen te werken tussen beide havenbesturen – u hebt dat ook kunnen volgen in de media – zijn ondertussen, naar men mij zegt, alle hinderpalen om te kunnen komen tot dat unieke samenwerkingsverband weggenomen.
Ik ga ervan uit – we verwachten dat althans – dat die fusie eind dit jaar ook zal kunnen worden opgestart. Dat zal natuurlijk in fasen verlopen. Daar zit ook een plan achter om dat gefaseerd te laten verlopen. Maar naar ik verneem, zit die heel belangrijke fusie helemaal op schema. Ik ben gisteren toevallig de CEO van de haven van Gent tegengekomen, omdat het de start van het academiejaar was en hij bij het Gentse stadsbestuur was met het oog op een volgende gemeenteraad om de plannen ter goedkeuring te kunnen voorleggen.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Het is geruststellend in die zin dat het niet volstaat om goede bedoelingen op papier te zetten, maar dat het er vooral op aankomt om de ideeën om te zetten in concrete afspraken en die afspraken dan goed op te volgen. Ik ben blij om te zien dat dat ook gebeurt, dat ook die monitoring van de afspraken van de top van 2016 gebeurt en dat er eind 2018 een nieuwe top in voorbereiding is.
Voor het overige is het afwachten, als we de nieuwe regeringsverklaring van Rutte III – dat zal het dan wel zijn – te lezen krijgen, of het woord Vlaanderen daarin voorkomt en hoeveel keer. Ik heb het eens nagelezen: bij vorige regeringsverklaringen kwam dat daar niet of hoogst uitzonderlijk in voor. Het zou wel een uitdrukking zijn van de oprechtheid van die samenwerking mocht dat ook eens tot in de tekst van een regeringsverklaring kunnen doorsijpelen.
Ik heb nog twee detailvragen. Een van de actiepunten is het versterken van de parlementaire samenwerking tussen het Vlaams Parlement en de Nederlandse Tweede Kamer. Hebt u op dat vlak indicaties dat dat zal lukken? Ik weet dat er een aantal initiatieven lopen, maar dat dat om verschillende redenen – en de belangrijkste daarvan is dat een nationaal parlement zich niet op de hoogte van een regionaal parlement wil zetten – eigenlijk niet zo goed van de grond geraakt. In dit parlement, en zeker in deze commissie, bestaat er wel wat belangstelling voor om geregeld met de collega’s van de Tweede Kamer over die samenwerking te kunnen overleggen.
En, ten slotte, hoe zit het met de vertegenwoordiging van Vlaanderen in Nederland? Het Vlaams diplomatiek netwerk wordt een beetje versterkt. Is er ook voor onze mensen in Nederland wat versterking op komst? Dit is geen getelefoneerde vraag. Doordat ik dat al jaren opvolg, weet ik dat die mensen het toch wel bijzonder druk hebben. Het is de post waar het werkvolume het grootst is, omdat het niveau van samenwerking het meest intens is.
Als ik het mij goed herinner, hebben zij in totaal drie mensen waarmee ze de volledige klus moeten klaren, terwijl daarnaast de federale ambassade zit, met nog veel minder bevoegdheden overgebleven, die uiteindelijk veel sterker is uitgebouwd. Er is dus een discrepantie van het werkvolume tussen de Vlaamse vertegenwoordiging en de federale vertegenwoordiging.
De heer Kennes heeft het woord.
Collega Van Overmeire is al heel uitvoerig en redelijk volledig geweest in zijn vraagstelling. Het is goed dat we altijd blijven focussen op Nederland als een eerste en beste partnerland, niet alleen buurland maar ook partnerland.
Ik heb wat bedenkingen gehoord over eigenbelang enzovoort, maar ik denk dat een gedeeld eigenbelang in deze samenwerking vaak ook wel voor het grijpen ligt, dat er heel wat punten zijn waar we minder schrik moeten hebben om elkaar vliegen af te vangen dan wel dat we kansen zouden missen om samen te werken in een groter Europa en in een nog grotere wereld.
Mijn vragen gaan de volgende richting uit. Ik sluit me graag aan bij de vraag over de bestaffing van onze Algemene Afvaardiging in Den Haag. We zijn er op bezoek geweest en ook de vertegenwoordiger kom je regelmatig tegen in Vlaanderen op heel wat initiatieven. Het is een bijzonder ijverig en actief man. Ik denk dat hij heel actief is en dat zijn staf ook heel hard werkt, maar in vergelijking met bepaalde ambassades is die heel wat kleiner.
Minister-president, heeft Nederland een gelijkaardig document en gelijkaardige doelstellingen? Wordt dit ook verder opgevolgd? Wordt het op elkaar afgestemd? Zijn er andere accenten gelegd? Is er een gemeenschappelijke opvolging van dit soort nota's?
Er wordt vaak verwezen naar de ambtenaar. Ik denk dat het belangrijk is dat ambtenaren een goed kader hebben om de samenwerking verder uit te bouwen en om de samenwerking die loopt, te onderhouden want er gebeurt heel veel, vaak achter de schermen, maar daarom niet minder waardevol. Is het ook een kader waar de Vlaamse ministers allemaal actief mee aan de slag gaan? Ik stel die vraag aan u als coördinator van het buitenlands beleid. Ik vind het belangrijk dat in de verschillende beleidsdomeinen de verschillende ministers de samenwerking met Nederland op hun agenda hebben staan.
Kan het middenveld en de Vlaamse burger ook verder worden betrokken, worden gesensibiliseerd, worden uitgenodigd of worden geprikkeld om diverse vormen van interactie met Nederland aan te gaan of te bestendigen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik dank u beiden voor uw bezorgdheid en tegelijk uw waardering voor de activiteiten die onze diplomatieke vertegenwoordiging in Den Haag ontplooit. Ik heb al meegedeeld dat Den Haag niet bij de uitbreiding zit van het diplomatiek netwerk. Het gaat over Berlijn, Parijs, de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel en Rome als nieuwe post.
Wat de regeerverklaring betreft, collega Van Overmeire, kijk ik samen met u uit of het woord Vlaanderen daarin zal voorkomen. We zullen dat in de loop van de middag vernemen, denk ik, zodra de Tweede Kamer haar fiat heeft gegeven.
Dat brengt me bij de samenwerking met het parlement waar dus enige terughoudendheid is om met een regionaal parlement samen te werken. Ik heb daar niets in te suggereren natuurlijk, maar het zou ook een vraag kunnen zijn aan onze diplomatieke vertegenwoordiging om eventueel een samenwerking tussen de Nederlandse Tweede Kamer en het Vlaams Parlement te faciliteren. Ik heb ook altijd het gevoel dat er nog te weinig kennis is over de volheid van bevoegdheid die hier bestaat. Als ik iets zou suggereren, zou ik dat niet zozeer structureel aanpakken maar heel breed, misschien rond concrete zaken. Stel u voor dat we gaan naar een gemengde vergadering over de gevolgen van de brexit waar Nederland volledig gelijklopende belangen heeft met Vlaanderen. Ik geef maar een suggestie, er kunnen er nog zijn. Nog eens, het is niet aan mij om dat te suggereren. Er kan op die manier iets groeien waarbij zij vaststellen dat wij wel de bevoegde instantie, of het bevoegde parlement of de bevoegde regering zijn. Ik kan alleen maar hopen dat dit gebeurt.
Ik hoor ook vaak collega Vandaele en collega Caron over bijvoorbeeld het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. De belangstelling van onze kant is soms ook heel, heel pover en is ook verminderd in vergelijking met de jaren waarin er heel wat voluntarisme was op dat vlak. Ik ga hier niemand kapittelen, maar ook van onze kant schort er soms wat.
Wat het parlement betreft, is minister-president Rutte toch komen spreken in ons parlement. Het is toch een signaal van een eerste minister die weet dat hij staat voor een parlement met volheid van bevoegdheid. Ik zou dan ook die kansen aangrijpen, temeer omdat – u hebt het ook geschetst in uw inleiding – de Angelsaksische band binnen de Europese Unie hoe dan ook verdwijnt. Nederland zal zich dan ook meer focussen op de samenwerking met andere landen, met de Benelux, maar ook met Vlaanderen denk ik. Voor mij liggen er opportuniteiten. Ik stel alleen vaak vast dat er heel, heel veel onbekendheid is met de bevoegdheden in Vlaanderen, dat er een terughoudendheid is die nergens voor nodig is omdat er in onze constitutie nu eenmaal volheid van bevoegdheid is, ook verdragsbevoegdheid. Ze sluiten trouwens verdragen met ons zonder enig probleem. Er is veel terreinwinst mogelijk.
Wat de betrokkenheid van de ministers betreft, waren alle Vlaamse ministers op de top van Gent. Ik hoop dat het volgende keer in Nederland ook zo zal zijn. Er was een betrokkenheid van alle beleidsdomeinen, met op elk domein – het ene al wat spectaculairder dan het andere – concrete samenwerking. Ik hoop dat dit op de volgende top ook zo zal kunnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.