Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, 1 tot 3 procent van de mannen en vrouwen in Vlaanderen worstelt met pedofiele gevoelens. Sinds mei kunnen zij met deze problematiek terecht bij de hulplijn Stop it Now!, een preventieproject dat seksueel kindermisbruik tracht te voorkomen.
Die hulplijn wordt bijna elke dag gecontacteerd. De meeste mensen zoeken contact via mail, maar een kleine helft ook via de telefoon. Het gaat zowel over mensen die aangeven gevoelens te hebben voor minderjarigen, mensen die een bepaald gedrag stellen of denken te stellen als om mensen die zich zorgen maken over iemand anders die met dergelijke gedachten of gevoelens worstelt. Soms gaat het ook louter om een zoektocht naar informatie.
Minister, hebt u zicht op de cijfers van andere landen waar het project loopt? Bij ons werd de hulplijn op drie en een halve maand 127 keer gecontacteerd. Ziet u ongeveer dezelfde tendensen in het buitenland? Of is dat anders?
Het is ook opvallend dat de helft van de oproepen in de eerste maand zijn gebeurd. Men leidt daaruit af dat een zekere belangstelling via media voor het feit dat die hulplijn bestaat, mensen sneller laat bellen. U zou ervoor kunnen zorgen dat, specifiek voor die doelgroep, het bestaan van die hulplijn bekend is, raakt, blijft.
Eén maand na de start is gebleken dat nogal wat mensen bellen buiten de openingsuren. Ik kan mij inbeelden dat het bijvoorbeeld niet zo evident is om tijdens de werkdag de telefoon te nemen en het daarover te hebben. De vraag is natuurlijk of mensen de moed hebben om terug te bellen als ze niemand aan de lijn hebben gehad. Mag ik u vragen hoe die hulplijn wordt bemand, welke budgetten daar tegenover staan en hoe u denkt om te gaan met het feit dat die kantooruren misschien niet zo ideaal zijn voor die specifieke doelgroep?
Mensen met pedofiele gevoelens hebben opvallend vaker dan anderen te maken met depressie. Het is ook zo dat de suïcidecijfers daar hoger liggen. Ik las dat zes van de mensen die de hulplijn hebben gecontacteerd, duidelijk hebben aangegeven te denken aan suïcide. Is er een manier waarop die mensen extra aandacht wordt gegeven? Is er een vorm van opvolging, van doorverwijzing voor mensen die of zelf verder hulp willen aanvaarden dan wel mensen waarvan men via de hulplijn inschat dat die hulp toch echt noodzakelijk is?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, in functie van de opstart en uitrol van Stop it Now! Vlaanderen is er regelmatig contact met Stop it Now! Nederland. Wat concrete cijfers betreft, geeft men vanuit Stop it Now! Nederland aan dat er op dit moment een zestigtal contacten per maand zijn. Het is belangrijk om in het achterhoofd te houden dat dit cijfers zijn na een werking van vijf jaar. Stop it Now! Nederland ging immers al in 2012 van start. De eerste jaren zouden er jaarlijks zo’n 350 tot 450 contacten geweest zijn. Stop it Now! Nederland geeft verder aan dat het aantal contacten het laatste jaar sterk gestegen is. Het vraagt dus wel wat tijd vooraleer een dergelijke hulplijn een vaste waarde is. Bovendien ligt het bevolkingsaantal in Nederland ook een stuk hoger dan in Vlaanderen. Onderlinge vergelijking op basis van cijfers moet in die zin dan ook met de juiste bril worden bekeken.
Wat de andere landen betreft, gaat de vergelijking minder op. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland is er immers sprake van een iets andere benadering van Stop it Now! Daar gaat men vaak ruimer, zijn er al meer zijtakken, zoals bijvoorbeeld een zelfhulpmodule, uitgebouwd. In die zin is het op dit moment weinig zinvol om cijfers op te vragen en op basis hiervan analyses te maken.
Het klopt dat het aantal contactnames in de periode volgend op een bekendmaking, een interview in de media, een artikel over de eerste resultaten en dergelijke, piekt. We hebben deze pieken, zowel wat betreft contactnames als wat betreft websitebezoek, kunnen vaststellen in mei, na de lancering, en in juni, bij de bespreking van de eerste resultaten.
Ook de afgelopen twee weken zien we een piek in het aantal contactnames, en dit naar aanleiding van de bekendmaking van een aantal resultaten midden september. De blijvende bekendmaking is dan ook een belangrijk thema binnen de stuurgroep die het project opvolgt.
Een eerste manier om de aandacht voor de lijn levend te houden, is door regelmatig over de resultaten van de lijn te communiceren. We proberen ook op een proactieve manier met de media in overleg te gaan. Als er bijvoorbeeld een artikel verschijnt over pedofilie, wordt vanuit het Universitair Forensisch Centrum vaak contact genomen om hierin te nuanceren, aanvullingen te doen, feedback te geven enzovoort. De afgelopen maanden zijn we steeds op deze manier te werk gegaan en daar willen we ook de komende periode verder op inzetten.
Daarnaast hebben we ook verder geïnvesteerd in de website stopitnow.be. Deze website werd op 19 mei 2017, samen met de lijn, gelanceerd. De afgelopen periode zijn er verschillende contacten geweest om de bekendmaking van de website – en dus ook van Stop it Now! te verhogen. Zo is er onder andere een afspraak met Google in verband met het gebruik van bepaalde zoektermen. Wanneer er in Vlaanderen iemand bepaalde zoektermen – gerelateerd aan misbruikbeelden van kinderen – gebruikt, zal er bovenaan het scherm een waarschuwing verschijnen dat er volgens Google gezocht wordt naar kinderporno. Daarbij zal ook een beeld van het campagnefilmpje van Stop it Now! te zien zijn en een link naar de website. Dit systeem, meer bekend als Google Ads, is intussen ontwikkeld in nauwe samenwerking met Child Focus, maar moet nog door Google online geplaatst worden. Het is nog onduidelijk wanneer Google deze Google Ads effectief zal kunnen implementeren. We volgen het in ieder geval nauw op.
Verder heeft Stop it Now!, in samenwerking met Europol, ook een plaats gekregen op de waarschuwingspagina van de politie. Deze pagina verschijnt wanneer er in peer-to-peernetwerken gezocht wordt naar misbruikbeelden van minderjarigen. Op de pagina wordt aangegeven dat de politie weet dat er op zoek werd gegaan naar strafbaar materiaal en dat hiervoor hulp gezocht kan worden. De link naar de website van Stop it Now! wordt op deze pagina weergegeven.
Ten derde staan ook de samenwerkingspartners mee in voor de verdere bekendmaking. Wat betreft Sensoa, Child Focus, Zorgnet-Icuro en het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk is die bekendmaking vooral ingegeven vanuit de doelstelling om het maatschappelijk draagvlak te vergroten. Wat het Universiteit Forensisch Centrum betreft, gaat het eerder om een actieve bekendmaking bij directe en indirecte netwerkstructuren, zoals huisartsen, gespecialiseerde voorzieningen, scholen enzovoort.
Tot slot maken we werk van een communicatieplan rond Stop it Now! We willen grondig nadenken over wat er nodig is om Stop it Now! op termijn te bestendigen. Op welke soort communicatie moeten we hiervoor inzetten? De eerste resultaten geven bijvoorbeeld aan dat er veel vraag is naar flyers. We kiezen er echter voor om niet zomaar flyers te ontwikkelen, maar eerst grondig na te denken over wie we met de flyers willen bereiken en hoe die dan vorm moeten krijgen. We zijn een concreet communicatieplan uit aan het werken, dat is beter dan af en toe losse initiatieven te lanceren.
De hulplijn is bereikbaar op dinsdag van 15 uur tot 19 uur, op woensdag van 09u30 tot 12u30 en op vrijdag van 12 uur tot 15 uur. Op dat moment zijn er steeds twee medewerkers van de hulplijn aanwezig. De hulplijn is gevestigd in het ambulant centrum voor preventie, begeleiding en behandeling van seksueel grensoverschrijdend gedrag I.T.E.R. te Brussel. De officiële projectaanvrager is het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) Brussel. Zij ontvangen, voor de periode van 15 december 2016 tot 31 december 2017, een subsidie vanuit Vlaanderen van 54.000 euro voor het uitbouwen en bemannen van de telefoonlijn en alle onkosten die daarmee gepaard gaan.
Het aantal oproepen buiten de openingsuren van de hulplijn wordt nauwgezet geregistreerd. Het is de stuurgroep ook opgevallen dat er sprake is van een aantal gemiste oproepen. De tijdstippen van de gemiste oproepen worden nauwlettend geanalyseerd, maar tot nu toe is er nog geen patroon vast te stellen over de tijdstippen waarop Stop it Now! de meeste contacten verliest. Dit maakt dat het op dit moment nog niet mogelijk is om de openingsuren hieraan aan te passen. We blijven dit echter wel opvolgen en plannen een grondige analyse na één jaar. Mocht dan blijken dat er sprake is van een patroon, dan kunnen de openingsuren worden aangepast. Het totaal aantal uren waarop de Vlaamse hulplijn bereikbaar is, komt overigens overeen met de Nederlandse Stop it Now!-lijn. Ook zij evalueren de bereikbaarheid constant.
Om zoveel mogelijk te vermijden dat mensen afhaken of niet meer terugbellen, werd wel beslist om het bandje dat de bellers horen wanneer de lijn gesloten is, aan te passen. Hierop zullen binnenkort ook de concrete openingsuren worden vermeld, daar waar men vroeger enkel naar de website verwees. Op die manier willen we vermijden dat mensen die geen toegang hebben tot het internet, tevergeefs blijven proberen.
Het is belangrijk aan te geven dat mensen met pedofiele gevoelens slechts één van de vier doelgroepen van de Stop it Now!-lijn is. Daarnaast willen we immers ook inzetten op mensen uit de omgeving en professionals die zich zorgen maken en op het creëren van draagvlak binnen de bredere samenleving. Mensen met pedofiele gevoelens blijken vooral te bellen om hun verhaal te kunnen doen. Ze zijn op zoek naar een luisterend oor en willen vaak ook geholpen worden of kunnen hiertoe gemotiveerd worden.
Van 19 mei 2017 tot 1 september 2017 konden er twaalf doorverwijzingen naar gespecialiseerde hulpverlening gebeuren, waarvan we met zekerheid weten dat er in zeven gevallen daadwerkelijk een behandeltraject gestart is. Bellers die misbruikbeelden bekeken hebben, vragen een andere aanpak. Hiervoor wordt momenteel een methodiek uitgewerkt. Het is immers de bedoeling dat de hulpverleners deze bellers strikter benaderen, duidelijk aangeven dat dergelijke feiten strafbaar zijn en hen wijzen op de gevolgen zowel voor zichzelf als voor de betrokken kinderen.
In het geval iemand kindermisbruik opbiecht, is het belangrijk een onderscheid te maken tussen kindermisbruik in het verleden en kindermisbruik in de toekomst. De hulpverleners van de lijn zijn gebonden aan het beroepsgeheim. Dit houdt in dat hulpverleners verplicht zijn alle verkregen informatie in hun beroep geheim te houden. Enkel wanneer er sprake is van een noodtoestand, dat wil zeggen wanneer iemand in direct gevaar is, kan het beroepsgeheim worden doorbroken. Voor kennis over feiten in het verleden kan het beroepsgeheim dus niet worden geschonden, dit kan enkel voor gevaar in de toekomst. Het Universitair Forensisch Centrum heeft voor de hulplijn een protocol uitgewerkt dat de medewerkers kunnen gebruiken bij situaties waarbij er mogelijk sprake is van een noodtoestand of een onrustwekkende situatie.
In samenwerking met het Centrum ter Preventie van Zelfdoding is een opleiding voor de medewerkers van de hulplijn uitgewerkt. Die zal binnenkort van start gaan en is specifiek gericht naar het werken met deze doelgroep. Daarnaast proberen de hulpverleners ook steeds aanklampend te werken in geval van een suïcidedreiging. Gezien de anonimiteit kunnen de hulpverleners niet terugbellen, maar men probeert de beller wel te motiveren om binnen een bepaalde termijn terug te bellen of contact te nemen met de zelfmoordlijn. Indien het om mailcontacten gaat, is het aanklampend werken iets eenvoudiger. In dat geval kan de hulpverlener immers wel zelf een mailtje sturen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw concreet antwoord. Ik ben altijd heel blij als ik heel concrete antwoorden krijg.
U zei dat er in het Verenigd Koninkrijk en Ierland soms ook andere modules aan zijn gekoppeld. Ik vind dat interessant en zou er graag meer informatie over willen ontvangen om na te gaan of uit de cijfers, relatief ten opzichte van de eerste bellers zeg maar, blijkt dat sommige van die deelwerkingen succesvol zijn en of ze echt kunnen zorgen voor een verdere opvolging en aanpak. Het laatste van mijn gedachte is om u na drie maanden en half te beginnen te fileren over of u genoeg telefoons krijgt. Het gaat er mij echt om om na te gaan hoe het nog verder op punt kan worden gesteld en kan worden uitgebouwd om maximaal op zowel die preventie als hulpverlening in te zetten.
Ik vind het heel goed dat u voor de bekendmaking een beroep doet op een communicatieplan, dat u tijd neemt en vooral deskundig wordt begeleid om te weten op welke manier we die doelgroepen best kunnen bereiken. Ik vind het ook zeer goed dat het niet lukraak gebeurt wegens niet alleen de ernst van de problematiek maar ook wegens de zeer duidelijke omschrijving van die doelgroep. Het moet mogelijk zijn om hen op bepaalde manieren te bereiken.
Ik ben blij met de stappen die al zijn gezet, de communicatie via klassieke media, uw werk via Google Ads en Child Focus, maar ook met de verdere stappen die u nog zult zetten.
U spreekt over twaalf doorverwijzingen waarvan zeven echte behandeltrajecten werden. Het is goed, want dat zijn er toch al zeven. Ik vroeg me ook af of de mensen aan de andere kant van de telefoonlijn specifieke opleidingen kunnen volgen om maximaal te weten op welke manier mensen te overhalen zijn om in zo'n traject te stappen. Het kan toch belangrijk zijn voor henzelf en voor de eventuele slachtoffers.
Er wordt op een zeer goede manier omgegaan met het beroepsgeheim, begrijp ik. Enkel in een noodtoestand met nakend en concreet gevaar voor een specifieke persoon kan er worden gemeld. Dat zorgt er ook voor dat mensen makkelijker de stap zullen zetten om te bellen. Ik vind dat goed.
De opleiding die u bent gestart rond zelfdoding is een prima manier om ermee om te gaan. Ik merk dat u registreert hoeveel doorverwijzingen er zijn en hoeveel behandeltrajecten. Misschien is een verdere registratie van eventuele trajecten van mensen die denken aan zelfdoding ook zinvol in de toekomst.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ik heb eerder al gezegd dat ik het heel positief vind dat dit soort projecten bestaat, en ik denk ook dat de eerste resultaten zoals aangegeven, er ook op wijzen dat dit absoluut nuttig is. Dat is prima.
Ik verwijs voor mijn opvolgingsvragen naar mijn schriftelijke vraag van juni 2017 waarin ook een aantal elementen voorkomen die u ook vandaag hebt aangehaald. Minister, op het einde van uw antwoord zegt u dat een eerste tussentijdse evaluatie gepland staat in het najaar van 2017. Op dat moment is Stop it Now! vier maanden actief. Dat is nodig en een grotere evaluatie is voor het voorjaar van 2018, schrijft u, omdat dat ook is vastgelegd in de overeenkomst tussen het Fonds Gerald Futter, dat wordt beheerd door de Koning Boudewijnstichting, en het UFC Antwerpen. Ik vraag me af of die eerste tussentijdse evaluatie nu niet wordt gedaan en wat de reden daarvan is. Als ik goed tel, zijn we nu in de zesde maand sinds de oprichting van Stop it Now!
Minister, mijn tweede vraag is ook een vraag die collega Van den Bossche heeft gesteld maar als ik goed heb opgelet, heb ik het antwoord niet gehoord. Die vraag gaat over het exacte budget dat ter beschikking wordt gesteld. In de begroting wordt dit niet as such hernomen. Hoeveel middelen en fondsen staan er de beschikking van Stop it Now!? En hoe is de opdeling tussen de verschillende partners?
Minister, ik wil me ook graag aansluiten bij wat collega Van den Bossche heeft gezegd. Het is een goede zaak dat de hulplijn die een infolijn is, het vertrouwen van de mensen die ernaar bellen, blijft behouden en het beroepsgeheim dus ook niet op een of andere manier wordt aangepast, maar dat we ons houden aan de regelgeving die vandaag bestaat. Als er ernstig en dreigend gevaar is, kan er worden opgetreden. Zo niet, dan primeert uiteraard het vertrouwen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik heb hier geen informatie over de eerste evaluatie die in de stuurgroep zou zijn gemaakt. We moeten die eens opvragen. Ik zal de vragen over registratie en over het belichten van een aantal aspecten in de stuurgroep stellen. Geen enkel probleem.
Ik heb, denk ik, vrij punctueel aangegeven hoeveel geld wij daar insteken.
Collega Van den Bossche, u vraagt naar de andere connecties van de sites in andere landen. Dat is vrij eenvoudig te zoeken omdat u naar die sites kunt gaan en dan onmiddellijk ziet op welke aspecten zij inzetten. U ziet dan heel concreet hoe zij het zelf opvatten. Het gaat er ook over misbruik en een aantal andere aspecten die zij ook behandelen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, het enige wat ik nog graag wilde weten, als u daar informatie over heeft, is welke van de verschillende vormen van werking die zijn gekoppeld aan de werking in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, succesvol zijn zodat we eruit kunnen leren voor een eventuele verdere uitbouw van de Vlaamse lijn. Mocht u dat weten, het zou prettig zijn om dat te ontvangen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.