Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister, de plundertocht van Islamitische Staat in Palmyra herinnerde de wereld eraan dat de illegale handel in antiquiteiten een lucratieve business is voor terreurorganisaties. In het kader van de Raad van Europa ondertekenden enkele landen, waaronder Cyprus, Griekenland, Portugal, Armenië, San Marino en waarnemer Mexico, als eerste de zogenaamde Conventie van Nicosia. Die bouwt voort op eerdere UNESCO-teksten over de bescherming van cultureel erfgoed, maar voegt er een strafrechtelijke component aan toe. De deelnemende landen moeten de illegale uitgraving, het vervoer, de verkoop en aankoop van gestolen antiquiteiten als misdrijf bestempelen en in sancties voorzien. De bewijslast ligt bij de koper om aan te tonen dat zijn aankoop niet illegaal is verworven.
Minister, waarom werd deze conventie door ons land, België, niet meteen ondertekend? We staan daarmee niet alleen: verschillende landen hebben dat niet meteen ondertekend. Wordt thans overlegd tussen het federale niveau en de deelstaten met het oog op eventuele ondertekening? Zo ja, in welk gremium? Of is dit een uitsluitend federale aangelegenheid omdat het met veiligheid en justitie gerelateerd zou zijn? Zijn er knelpunten die maken dat dit niet meteen werd ondertekend of die de ondertekening nog in de weg staan? Welke impact zouden de ondertekening en de daaropvolgende ratificatie door ons land hebben op het Vlaamse beleid en de Vlaamse decreetgeving?
Minister Gatz heeft het woord.
Het verdrag van Nicosia werd op 19 mei open verklaard voor ondertekening. Het gaat om een verdrag dat aan een bijzonder hoog tempo en binnen een korte tijdsperiode werd opgesteld met een laatste vergadering van het Committee on Offences relating to cultural property van 29 tot 31 maart 2017. Pas begin mei werden de finale ontwerpteksten aan de bevoegde Belgische autoriteiten bezorgd. Allicht is dit ook de verklaring waarom slechts weinig staten deze conventie reeds ondertekenden. De vrij beperkte tijdspanne liet niet toe om een gecoördineerd overleg op te zetten met de bevoegde autoriteiten binnen België. Het gaat om een verdrag dat gemengd verklaard werd en waarvoor dus zowel de gemeenschappen, de gewesten als de federale overheid bevoegd zijn. Ten gronde lijkt het mij niet verkeerd om de nodige tijd te nemen om dit verdrag te analyseren en de nodige adviezen in te winnen. Het lijkt mij dat België daarmee geen unieke positie inneemt in vergelijking met de leden van de Raad van Europa.
Op 24 mei werd het verdrag van Nicosia van 19 mei gemengd verklaard, wat betekent dat zowel de gemeenschappen, de gewesten als de federale overheid bevoegd zijn. Het ministerie van Justitie fungeert als trekker voor de ondertekening en ratificatie van dit verdrag – wat de normale procedure is – en nam bij mijn weten hieromtrent nog geen contact op met de Vlaamse overheid.
Ik zal mijn administratie vragen om de ondertekening en ratificatie van de Conventie van Nicosia op de agenda te plaatsen van het overlegplatform ‘Invoer, uitvoer en restitutie van cultuurgoederen’, om zo het overleg tussen de diverse bevoegde Belgische overheden op administratief niveau aan te vatten. Mijn administratie meldde me inmiddels dat de huidige voorzitter van dat platform, het Ministerie van de Franse Gemeenschap, meer bepaald de Direction du Patrimoine culturel van de Administration générale de la Culture, in oktober het platform zal bijeenroepen.
U vroeg naar de knelpunten. Op dit ogenblik hebben we daar nog geen helder zicht op, maar dat betekent niet dat er onoverkomelijke knelpunten zouden moeten zijn. Ik heb in elk geval aan de administratie gevraagd om zo snel mogelijk de mogelijke knelpunten in kaart te brengen die eventueel een ondertekening in de weg zouden kunnen staan.
Net zoals voor de knelpunten heb ik aan mijn administratie de opdracht gegeven om een analyse te maken van de effecten van de ratificatie van dit verdrag op ons beleid en op onze decreetgeving.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik neem er nota van dat dit een gemengd verdrag is. Ik heb er ook akte van genomen dat het in oktober op uw vraag wellicht op de agenda van het overlegplatform zal worden gezet, en dat u een nota hebt gevraagd over de impact en de belemmeringen. Ik neem daar vandaag dus zeker genoegen mee, en ik zal in oktober terugkomen met een vraag om te vernemen wat er dan in het platform is gebeurd en wat de vooruitgang is in het dossier.
De vraag om uitleg is afgehandeld.