Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, over de overgangsregeling en de uitdoofprocedure voor de gesco-projecten heb ik u in het verleden al vragen gesteld. U besliste immers om het merendeel van de gesco-middelen te regulariseren binnen de decretale kaders, maar voor 21 organisaties besliste u dat die subsidies vanaf 2017, vanaf dit jaar dus, zullen uitdoven. Concreet betekent dit dat ze in 2017 nog 66 procent van de middelen ontvangen, en volgend jaar 33 procent, zodat in 2019 het volledige budget vrijkomt. Die vrijgekomen middelen zouden dan worden geheroriënteerd naar andere prioriteiten, zoals onder andere de etnisch-culturele federaties. In het verleden heb ik er naar aanleiding van andere vragen op aangedrongen dat er naar aanleiding van deze beslissing tijdig zou worden gecommuniceerd aan de betrokken organisaties en hun medewerkers, zodat ze de nodige maatregelen, ook bewarende maatregelen, zouden kunnen nemen vanaf 2017.
Die communicatie gebeurde dan uiteindelijk op het einde van vorig jaar. In de praktijk kwam het erop neer dat een deel van die organisaties blijkbaar pas begin 2017 de concrete info hebben ontvangen. Naar aanleiding van een schriftelijke vraag van collega Claes over de overgangsregeling, maar dan in de sectoren Jeugd en Media, verduidelijkte u dat de organisaties pas bij het ontvangen van de subsidies een mededeling hebben gekregen met detailinformatie. In het geval van organisaties in het uitdoofscenario gebeurde dat bij de volledige uitbetaling van het bedrag voor 2017 op het einde van januari.
Die toch laattijdige communicatie wordt door wel wat mensen betreurd. Bovendien ontvangen we nu berichten van een aantal organisaties uit het beleidsdomein Cultuur omdat de opzegkosten voor het personeel hoger zouden liggen dan de uitbetaalde premies voor dit jaar.
Minister, waarom werd de communicatie aan de betrokken organisaties pas eind december gedaan? Bent u op de hoogte van de sociale en juridische problemen die de betrokken organisaties nu kennen?
Bent u bereid om met die organisaties te overleggen om samen te zoeken naar een mogelijke oplossing? Kunt u me een overzicht bezorgen van de 21 projecten die uitdoven, met aanduiding van de bedragen die ze hebben ontvangen in 2017?
Minister Gatz heeft het woord.
Wat is de reden voor de communicatie in december 2016? Ik heb pas officieel gecommuniceerd op het moment dat de beslissing volledig en definitief was. De grote krijtlijnen die zich ontvouwden voor het verdere verloop van de subsidiëring aan organisaties met geregulariseerde gesco-projecten, waren echter vlugger duidelijk. Ze werden besproken op diverse vergaderingen met de vakbondsorganisaties én de koepels van de werkgevers, en werden ook hier in de commissie zo meegedeeld. Mijn uitgangspunt was daarbij om zo veel mogelijk organisaties op een structurele basis te blijven subsidiëren. Gelet op de diversiteit tussen de organisaties heb ik dossier per dossier de mogelijke oplossingen afgewogen. Zolang die afweging niet voor alle organisaties was afgerond, kon ik niet communiceren aan alle organisaties. Die afweging heeft inderdaad tijd in beslag genomen.
Ik wil even nuanceren wat u in de vraagstelling aangeeft. De detailinformatie die eind januari bijkomend werd gecommuniceerd, betrof in het geval van de organisaties in het uitdoofscenario enkel de modaliteiten over de verantwoording van de subsidie. Die modaliteiten zijn trouwens dezelfde als die voor de subsidie van 2016. Het bedrag en de wijze van betaling waren reeds vermeld in de communicatie van december 2016.
U vroeg of ik op de hoogte ben van enkele sociaal-juridische problemen bij de ‘uitdovende’ organisaties. Zoals gezegd, hadden er regelmatig gesprekken plaats met de sociale partners, waaronder ook met Sociare, de socioculturele werkgeversfederatie. In die context heeft mijn kabinet met Sociare de problematiek uitvoerig besproken.
U vroeg naar mogelijke verdere billijke oplossingen. Dat de definitieve beslissing misschien iets langer op zich heeft laten wachten, heeft net alles te maken met het feit dat ik naar een billijke oplossing heb gestreefd voor zo veel mogelijk organisaties. De subsidiëring aan de 21 organisaties die niet in aanmerking kwamen voor een structurele oplossing, werd dan ook niet plotsklaps stopgezet. Naast het feit dat alle organisaties in 2016, toen de grote lijnen van de regularisatieoefening zich reeds ontplooiden, nog de volledige subsidie ontvingen, besliste ik ook om de afbouw van de subsidie te spreiden over een periode van twee jaar volgens de door u aangehaalde percentages van 66 en 33 procent. Concreet impliceert zulks dat ook de organisaties waarvoor geen structurele oplossing kon worden gevonden in een tijdspanne van drie jaar, dus voor 2016, 2017 en 2018, nog op twee volledige uitbetalingen van de voormalige gesco-subsidies kunnen rekenen. Ik ga ervan uit – en volgens mijn informatie is dat bij het merendeel van die organisaties ook het geval – dat de organisaties ook zelf het principe van de goede huisvader toepassen en dat dit geld wordt gebruikt om te kunnen voldoen aan sociale verplichtingen.
Ik zal zo meteen aan de secretaris van de commissie de lijst bezorgen van de organisaties waarover het gaat. De bedragen op die lijst zijn de subsidies die de organisaties met een afbouwscenario hebben ontvangen in 2017, dus naar rato van de vooropgestelde 66 procent.
Ik besef dat dit geen eenvoudige operatie is voor de betrokkenen. Weet wel dat de oefening die ik heb gemaakt, er een is waarbij werd bekeken waar gesco-projecten verder kunnen worden verantwoord door ze verder vast te hangen aan structurele werkingssubsidies. Dat is het eerste uitgangspunt geweest. Ik denk dat ik daar in zeer grote mate in ben geslaagd. In een aantal andere gevallen was dat gewoon niet mogelijk en betaal ik nu de rekening, om het zo te zeggen, van een aantal voorgangers, die soms op zeer creatieve wijze zijn omgesprongen met gesco-trajecten. Soms gaat dat over heel lang geleden, over twintig jaar geleden. Zij vonden dat een organisatie er plots een hele trits bij moest krijgen, zonder rechtsgrond en à la tête du client. Dan is dat vervelend, omdat dat voor de betrokken organisatie op een gegeven moment uit het historisch geheugen gaat, dat men eigenlijk niet meer beseft dat dat een soort privilege was, en dan komt men nu voor een harde rekening te staan, die ik dan nog zo zacht mogelijk heb proberen te maken. Ik vraag daarvoor dan ook uitdrukkelijk uw begrip.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp inderdaad heel goed dat keuzes maken altijd zeer moeilijk is. Zeker als er dan harde keuzes moeten worden gemaakt, dan is dat eens zo moeilijk. Dat u dat weloverwogen hebt gedaan, betwijfel ik zeker niet.
Het blijft echter natuurlijk wel zo dat dit voor een aantal organisaties een zeer bittere pil om te slikken is. Ik ben er ook van overtuigd dat het merendeel, zoals u zegt, inderdaad als een goede huisvader heeft gehandeld. Ik kan eerlijk gezegd ook een beetje begrip opbrengen voor die organisaties die in 2016 nog dachten dat de soep niet zo heet zou worden gegeten als ze werd opgediend, die hebben afgewacht en op dat moment geen bewarende maatregelen hebben genomen. We zien dus dat er nu toch wel wat problemen zijn. Ik hoop in ieder geval voor die organisaties dat ze tot een goede oplossing kunnen komen en dat u daar ook het nodige begrip voor aan de dag zult blijven leggen.
Minister, ik wil daar graag een element aan toevoegen. Er is historisch gezien een zekere willekeur geweest. Laten we dat ook zeggen zoals het is. We zouden dat velen in de schoenen kunnen schuiven, maar de verantwoordelijkheid lag meestal niet bij ministers, maar bij subregionale tewerkstellingscomités die twintig jaar en langer geleden dossiers van allerlei organisaties behandelden. Daardoor heb je nu een soort historisch relict, dat inderdaad in hoofde van de toenmalige beslissingen voor die organisaties niet klopt. Die werknemers zijn natuurlijk wel personen die daar een deel van hun carrière aan hebben besteed. Je zit dus met die spanning.
Minister, anderzijds lijkt het me goed dat de middelen die vrijkomen, op die manier wel naar de sector terugvloeien, met prioriteit voor die etnisch-culturele federaties. Ik wil die beleidskeuze voor die etnisch-culturele federaties ook uitdrukkelijk steunen. Het is dus beter dat we dit regulariseren. Dat is ook al gebeurd met de DAC’ers. Ik kan ook getuigen dat het verhaal van de regularisatie zelf soms al vijftien jaar bezig is. Dat moet inderdaad op een bepaald moment worden afgerond. Dit is vooral pijnlijk voor individuele personen, maar structureel moest dit wel eens worden opgelost. Dat wil ik er ook wel eens bij zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.