Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, op 18 november 2016 werd het VIPA-sectorbesluit voor de kinderopvang aangepast om in overeenstemming te zijn met het decreet Kinderopvang en de bijhorende uitvoeringsbesluiten, vergunningenbesluiten en subsidiebesluiten. Ik verduidelijk dit even. Voor kinderopvangvoorzieningen die aanspraak willen maken op subsidies via het VIPA, is er nu eigenlijk sprake van drie grote voorwaarden die zijn opgenomen.
De eerste voorwaarde is dat de voorziening een rechtspersoon met sociaal oogmerk moet hebben, boven op de publieke rechtspersonen en de vzw’s, die ook al een aanvraag konden indienen.
Ten tweede moet die voorziening vergund zijn door Kind en Gezin.
Ten derde – en dat is een nieuwe norm – moet de voorziening beschikken over minimum negentien kindplaatsen. Dat wil zeggen dat er minstens twee leefgroepen moeten zijn. Kleine vestigingsplaatsen met minder dan negentien kindplaatsen komen dus niet meer in aanmerking voor VIPA-subsidies (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden), terwijl dit voorheen wel zo was. Toen kon het vanaf veertien kindplaatsen.
Naast de drie grote voorwaarden voor VIPA, zijn er ook de ontvankelijkheidsvoorwaarden van VIPA. Daarbovenop is er het sectorbesluit Kinderopvang dat, boven op de normen die in het Vergunningsbesluit zijn vastgelegd, extra normen oplegt voor kinderopvanglocaties. Zij moeten dus aan extra normen voldoen ten opzichte van ons decreet Kinderopvang en het Vergunningsbesluit, zoals akoestische isolatie van rustruimtes, minimale raamoppervlakte, aparte administratieve ruimtes, enzovoort. Ik kom daar straks nog op terug.
Minister, zoals ik het kon lezen in het besluit, zijn deze bijkomende voorwaarden opgenomen om in overeenstemming te zijn met de EU-regelgeving. Er is zoiets als het besluit rond de diensten algemeen economisch belang. Dat besluit stelt dat staatssteun is toegelaten onder bepaalde voorwaarden. Een van de voorwaarden is dat ze een vorm van compensatie kunnen krijgen voor openbare diensten. Dat is niet het geval wanneer men een louter commerciële activiteit doet.
Aangezien kinderopvang door de overheid gesubsidieerd wordt en kan worden beschouwd als een economische activiteit van algemeen belang, vallen de investeringssubsidies die VIPA toekent, binnen het toepassingsgebied van het DAEB-besluit (dienst van algemeen economisch belang).
Ik geef enkele voorbeelden van die extra voorwaarden. Het zijn zeer gedetailleerde voorwaarden. Ik som er twee op. De infrastructuur en de technische installaties garanderen dat in de ruimtes die bestemd zijn voor de kinderen, de temperatuur in de leefruimte minimaal 22 graden bedraagt en in de rustruimte minimaal 18 graden. Een andere voorwaarde is dat de hoogte van de vensterbanken van de buitenramen in de leefruimtes maximaal 0,6 meter mag bedragen. Dat zijn dus zeer gedetailleerde normen.
Minister, in vergelijking met het proces dat we hier in Vlaanderen hebben doorlopen, rond de inwerkingtreding van het decreet Kinderopvang op 1 april 2014, merk ik toch enige discrepantie. We hebben de afgelopen jaren stappen gezet naar vereenvoudiging, naar minder reglementitis in de sector. Als ik dan kijk naar dit sectorbesluit, dan zien we echter dat de regels die we hebben afgeschaft binnen ons decreet Kinderopvang, opnieuw worden ingevoerd boven op de normen van het Vergunningsbesluit. Als buitenstaander lijkt dit mij zeker in tegenspraak te zijn. Ik heb het echter niet zelf uitgevonden. Ik krijg signalen vanuit de sector dat die extra opgelegde maatregelen als remmend worden ervaren voor nieuwe initiatieven.
Minister, is dit sectorbesluit niet in strijd met de visie die we hier hebben gehanteerd, namelijk het stopzetten van de regulitis of reglementitis binnen de sector van de kinderopvang?
Werd dit sectorbesluit besproken op het voortgangsoverleg kinderopvang, dat zeer hard werk aan die administratieve vereenvoudiging? Indien dit besproken is op het voortgangsoverleg, wat was hiervan dan het resultaat?
Waarom worden dergelijke gedetailleerde extra normen opgenomen? Wat is de reden daarachter?
Waarom wordt de VIPA-subsidie enkel toegestaan voor initiatieven van meer dan negentien opvangplaatsen?
Minister, kunt u stappen zetten om die verdergaande detaillering en reglementitis in dit sectorbesluit aan te pakken? Of is dit onmogelijk?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het sectorbesluit diende te worden aangepast om zo veel mogelijk overeen te stemmen met het Vergunningsbesluit en het Subsidiebesluit van 22 november 2013. Dat heeft natuurlijk ook aanleiding gegeven tot enkele keuzes.
Zo werd ervoor geopteerd om enkel de groepsopvang vanaf negentien plaatsen en geen gezinsopvang of kleine groepsopvang toe te laten tot de VIPA-betoelaging.
Daarom werd de bepaling van minimaal negentien plaatsen ingeschreven. Er zijn immers maximaal achttien kinderen per leefgroep toegelaten conform het Vergunningsbesluit. We hebben de grens op negentien plaatsen gezet, net om te vermijden dat gezinswoningen worden gerestaureerd of gebouwd met VIPA-middelen.
Groepsopvang met minder dan achttien plaatsen gaat soms ook door in gezinswoningen. Twee leefgroepen realiseren in één gezinswoning is echter zo goed als onmogelijk. Daarnaast wilde het beleid een zekere schaalgrootte aanmoedigen om de effectiviteit van de ingezette middelen te verhogen.
De fundamentele keuze was om de VIPA-betoelaging voor de sector te behouden. Conform de Europese regelgeving waarnaar u verwijst, is deze subsidiëring slechts aanvaardbaar in zoverre zij de meerkosten om aan de extra normen te voldoen, compenseert.
Met de derde optie – het zo veel mogelijk behouden van de kwalitatieve standaarden die het VIPA vroeg – is het de bedoeling om niet alleen de veiligheid en het welzijn van de kinderen in de kinderopvang met VIPA gerealiseerd te waarborgen, maar ook om de andere groepsopvanglocaties ervan te overtuigen deze normen over te nemen als richtsnoer.
Bij het aanpassen van het sectorbesluit werden, om een overvloed aan regels te vermijden, enkel nog die normen die het VIPA oplegt boven op het Vergunningsbesluit en het Subsidiebesluit, aangehouden. Om de regulitis verder tegen te gaan werd tevens grondig door die extra VIPA-normen gegaan. Zo verdwenen bijvoorbeeld de minimumoppervlakte per kindplaats; het maximum van veertien kindjes per leefgroep werd verhoogd naar achttien, conform het Vergunningsbesluit; de verplichting om een rechtsvorm zonder winstoogmerk te hanteren; de verwijzing naar het koninklijk besluit van 28 maart 2001 betreffende de uitbating van speelterreinen; de verplichting tot het hebben van een buitenspeelruimte werd versoepeld en ook de bepalingen over het aantal bedjes en de plaatsing ervan werden aangepast.
Ik wil er nogmaals op wijzen dat de normen uit het Vergunningsbesluit op de gehele sector betrekking hebben, met onder andere gezinsopvang, terwijl de VIPA-normen slaan op infrastructuur die specifiek met het oogmerk kinderopvang werd opgetrokken.
We gaan ervan uit dat dergelijke infrastructuur, die bovendien met overheidsmiddelen wordt opgetrokken, een voorbeeldfunctie heeft. Het is de opdracht van het VIPA om duurzame en toegankelijke gebouwen te realiseren die minimaal 25 jaar dienen te functioneren.
Het aangepaste sectorbesluit werd niet op het voortgangsoverleg besproken, maar wel als een adviesvraag voorgelegd aan het Raadgevend Comité van Kind en Gezin van 25 juni 2015. Dit advies zorgde voor het verder schrappen van een aantal normen, die als te gedetailleerd werden aanzien.
Ik meen dan ook dat er niet echt sprake is van regulitis doch dat de overheid hier als goede huisvader optreedt. De extra bepalingen raken immers rechtstreeks aan de veiligheid en het welzijn van de kinderen. Initiatieven om te snoeien in deze kwaliteitscriteria of om de minimale schaalgrootte te verkleinen, zijn op dit ogenblik dus niet aan de orde.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting. Ik kan uw redenering volgen dat u de grens op 19 kindplaatsen hebt gelegd om te vermijden dat er gezinswoningen worden omgebouwd en dat we eigenlijk allemaal streven naar kwalitatieve kinderopvanginitiatieven. Ik kan u hierin volgen.
Wat de regeltjes betreft, kan ik u eigenlijk niet volgen. Het besluit zegt inderdaad dat de meerkosten kunnen worden gesubsidieerd, maar voor ons is het uitgangspunt – en dat hebt u ook gezegd – de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen. Ik lees bij normen: “De hoogte van de vensterbank mag maximaal 0,6 meter bedragen” – als het 0,65 meter is, mag het dus niet. “Minstens een zesde van het vloeroppervlak moet de oppervlakte van de buitenramen bedragen.” Als het een vijfde is, heb je pech en krijg je de subsidie niet. Ik vind dat zeer strenge normen die, wat mij betreft, niet bijdragen tot de kwaliteit. Ik zie niet in waarom de hoogte van de vensterbanken invloed zou hebben op de kwaliteit.
Minister, u zegt dat het sectorbesluit niet besproken is op het voortgangsoverleg. Ik wil u vragen om dat toch nog eens voor te leggen, omdat ik toch wel uit verschillende hoeken en vanuit de sector zelf signalen heb gehoord. Als we signalen horen, is het belangrijk om ze mee te nemen en na te gaan of we ze gegrond vinden of niet. Op dit ogenblik is dat naar mijn mening te weinig gebeurd.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik kan enkel het standpunt van mevrouw Jans bijtreden. Na de eerste ronde van vereenvoudiging hebben we gezegd dat er een tweede ronde zou komen. We zien nu dat er toch een heleboel regeltjes worden opgelegd via de VIPA-subsidiëring die heel gedetailleerd zijn en waarvan ik me afvraag of ze wel een meerwaarde vormen. Mijns inziens zal dat de kwaliteit van kinderopvang niet echt sterk vooruit helpen.
We zien enkel de initiatieven van lokale besturen, van vzw's en van rechtspersonen met een sociaal oogmerk en niet de zelfstandige initiatieven. We kunnen ons natuurlijk de vraag stellen of we het geld van VIPA niet beter zouden besteden aan de gelijktrekking van de subsidiëring van trap 2a en trap 2b. Zelfstandige initiatieven slagen er wel in om in huisvesting te voorzien zonder die VIPA-subsidiëring. Het toont toch wel aan dat huisvesting niet het eerste probleem is, maar wel een degelijke vergoeding voor de zorgkost.
Minister, u hebt gezegd dat er een tweede ronde van vereenvoudiging komt. Wanneer mogen we die resultaten daarvan verwachten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De voortgangsgroep komt regelmatig bijeen. Ik zal eens vragen of er een aantal nieuwe conclusies zouden zijn. Ik kan die perfect opvragen bij het agentschap, maar ik ken de timing niet.
Ik heb een aantal algemene bedenkingen. Er is uiteraard wel gesaneerd. Ik heb u een aantal voorbeelden gegeven van dingen die geschrapt zijn. De sector is uiteraard uitdrukkelijk geconsulteerd omdat in het Raadgevend Comité al die sectoren expliciet aanwezig zijn.
Over een maat kan men natuurlijk discussiëren, maar in heel de welzijnssector is het wel zo dat als men investeringssubsidies vraagt aan de overheid, de overheid een aantal kwalitatieve infrastructuurnormen opneemt die, strikt genomen, door iemand die die subsidies niet vraagt, niet altijd spontaan worden opgenomen. Dat is net de reden waarom men voor subsidies toch een aantal minimale zaken vraagt. Ik ken die maten en gewichten niet allemaal van buiten, maar een van die dingen is dat een kind toch door een raam moet kunnen kijken. Als het raam te hoog is en het kind niet naar buiten kan kijken, is het niet bedoeling om dat te subsidiëren. Ik kan me voorstellen dat er een aantal normen zijn waarvan wordt gezegd dat ze minimaal zijn om kindvriendelijk en kwaliteitsvol te bouwen. Ik denk dat dat niet enkel in de kinderopvang zo is. Als we in de ouderenzorg de investeringssubsidies uitrollen, zijn er ook minimale architectonische normen afgesproken die moeten worden gerespecteerd als men een beroep wilt doen op de investeringssubsidies van de overheid. De bedoeling is dat diegenen die aan de voorwaarden voor trap 2 voldoen zoals ze in het Vergunningenbesluit staan, een beroep kunnen doen op de subsidies. Dat is een uitbreiding ten opzichte van de huidige situatie. Ik heb er geen enkel probleem mee om aan Kind en Gezin te vragen om in de voortgangsgroep hierover eens te praten. Dit heeft als besluit een heel traject doorlopen.
Het is ook de resultante van de inspraakprocedure. Het feit dat er een belangrijke uitbreiding in zit voor wie in aanmerking kan komen, moet toch positief in de oren klinken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik wil uiteraard het principe van de subsidie niet in vraag stellen. Ik steun wel de vraag van mevrouw Saeys om te kijken of ook de trap 2a in ogenschouw kan worden genomen.
Wat de normen betreft, is voor mij het uitgangspunt kwaliteit. Hoe minder regels er zijn, hoe beter. We moeten alleen grondig bekijken of de extra regels die er voor de subsidie worden vastgelegd, wel de juiste regels zijn om dat doel te bereiken. We hadden met het decreet Kinderopvang in eerste instantie ook heel wat normen opgelegd. We noemen dat dan voortschrijdend inzicht, mede dankzij de werkgroep met betrekking tot het voortgangsoverleg kinderopvang. We hebben moeten vaststellen dat bepaalde normen die oorspronkelijk werden vastgelegd, niet de meest zinvolle waren. Mijn vraag is – en ik heb begrepen dat u daarop wilt ingaan – om dit toch nog eens opnieuw voor te leggen om na te gaan of dit zinvol is, zeker omdat ik vanuit de sector daarover de nodige signalen krijg. Ik vind het zeker de moeite waard om dit te bekijken en, indien nodig, gemotiveerd te weerleggen waarom we die regels al dan niet behouden.
Ik heb daar een principiële commentaar op. Dit heeft een intens participatief traject doorlopen. Bij besluitvorming waarbij inspraak is geweest, waarna de regering heeft beslist, waarna er advies is geweest van de Raad van State en waarna de regering opnieuw beslist, zal ik niet opnieuw het traject openen want iedereen was op voorhand geconsulteerd. Dat zal ik echt niet doen. Dit is een definitieve beslissing van de regering en iedereen heeft er zijn zeg over gehad. Er zijn wel degelijk verbeteringen aangebracht.
U krijgt suggesties om nog meer te dereguleren. Dat is op zichzelf een kritische oefening die altijd moet gebeuren, maar ik krijg andere vragen. Ik krijg vragen naar veel duidelijkere normen die veel minder interpretatie toelaten door de inspectie enzovoort. Ik krijg vragen over wat kwaliteit is, hoe dat gekwantificeerd moet worden enzovoort. Het is dikwijls zoeken naar de gulden middenweg.
Als de suggestie is dat kwaliteit per definitie altijd gelijkstaat aan deregulering, dan is dat niet zo. Met name in het VIPA als het erop aankomt om duurzaamheid te promoten, dan zijn daar specifieke normen voor gemaakt. Als ik kijk naar de klimaatconferentie waar we aan hebben deelgenomen, dan zijn de resultaten van het beleid van het VIPA over de jaren heen zelfs behoorlijk indrukwekkend te noemen.
Het parlement is de meester van de democratie. Ik zal Kind en Gezin vragen om dit nog eens op te nemen met het voortgangsoverleg, maar ik betwist wel de suggestie alsof er allerlei perverse regels ingeslopen zijn. Dit is het resultaat van een traject met alle partners om ervoor te zorgen dat de regels selectief zijn en tot een minimum beperkt en geïnspireerd door veiligheid en kwaliteit. Suggereren alsof die reflecties niet aan de basis liggen van dit besluit, daar ben ik het niet mee eens. Maar als het uw vraag is om die toets te doen, dan lijkt me dat bij Kind en Gezin geen enkel probleem te zijn.
Ik ben tevreden dat u dit opnieuw wilt opnemen met Kind en Gezin. Normen over de raamoppervlakte hebben we bij het decreet Kinderopvang uit het vergunningenbesluit gehaald. Normen over de juiste hoogte van de vensterbanken van de buitenramen hebben we eruit gehaald omdat we vonden dat ze niet noodzakelijk waren. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
We hebben het nu over de sector van de kinderopvang, en daar hebben we die normen eruit gehaald omdat we vonden dat ze niet genoeg bijbrachten of noodzakelijk waren om de kwaliteit te garanderen. Als extra objectieve normen moeten worden vastgelegd om de subsidie te verantwoorden binnen het DAB-besluit, dan is dat nodig. Ik vraag enkel om dit op een manier te doen die voor iedereen in de sector als aanvaardbaar wordt beschouwd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.