Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over het Regiodecreet
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, ik spits me in mijn vraag eerder toe op Watou, maar uiteraard heeft dit ook te maken met het Regiodecreet. De heer Meremans zal meer een algemene vraag stellen over de vooruitgang van dat decreet.
Wat het kunstenfestival van Watou betreft, is mijn vraag gebaseerd op wat ik in de media half februari heb gelezen. Er zou een oplossing in de maak zijn tussen de Vlaamse Gemeenschap, de provincie West-Vlaanderen en de stad Poperinge om het kunstenfestival Watou te redden. Voor alle duidelijkheid wil ik ook starten met mijn waardering voor het kunstenfestival van Watou uit te drukken omdat ik ervan overtuigd ben dat zeker in die regio, zo’n kunstenfestival een meerwaarde heeft zowel voor de mensen daar om een gespreid cultuuraanbod te houden, als voor het toeristisch-recreatief aanbod.
Op 7 maart kwam er nieuwe berichtgeving in de media die wat meer in detail een mogelijke oplossing situeerde. Als ik het goed begrijp, zou de stad Poperinge zelf de subsidies verhogen tot 125.000 euro. Na het wegvallen van de Vlaamse subsidiëring in het kader van het Kunstendecreet, heeft het kunstenfestival van Watou een aanvraag ingediend bij de provincie West-Vlaanderen. De provincie is bereid om in 2017 een subsidie van 225.000 euro te geven. Uiteraard valt de culturele bevoegdheid van de provincie West-Vlaanderen weg op 1 januari 2018, en dan gebeurt er een warme overdracht van deze culturele bevoegdheden. Voor 2018 en 2019 zou, volgens de media, de Vlaamse Gemeenschap de provinciale subsidies overnemen, maar voor een bedrag van 135.000 euro elk jaar.
– Wilfried Vandaele treedt als voorzitter op.
Minister, kunt u de berichtgeving uit de diverse media bevestigen? Kunt u een toelichting geven over die subsidiebedragen, over die overgang? De provincie engageert zich nu voor dat ene jaar, en dan neemt Vlaanderen over. Past dat inderdaad in deze warme overdracht en in het Regiodecreet? Wat is de stand van zaken voor het Regiodecreet, want volgens mijn aanvoelen is dit nog niet in het parlement aan bod geweest? Op basis waarvan kunnen deze beslissingen worden genomen?
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit aan. Watou, dorp van hoge gisting, maar dit geheel terzijde.
Het Vlaams regeerakkoord bepaalt, zoals iedereen intussen al wel weet, dat de provincies verder afgeslankt zouden worden. De persoonsgebonden bevoegdheden, waaronder cultuur, zullen verhuizen naar de lokale besturen of Vlaanderen. Vanaf 2018 moet cultuur overgeheveld zijn. Samen met de bevoegdheidsoverdracht zullen ook de middelen, ongeveer 63 miljoen euro, personeelsleden en roerende en onroerende goederen overgedragen worden naar hetzij Vlaanderen, hetzij de lokale overheden.
Waar mogelijk wenste u de provinciale taken te integreren binnen specifieke sectorale decreten zoals bijvoorbeeld het Cultureelerfgoeddecreet. Voor de taken waarvoor dit niet mogelijk is, zou het zogenaamde Regiodecreet een juridisch kader moeten bieden. In het kader van dit ‘nieuw’ beleid wou u ook nadenken over regionale spreiding en regiospecifiek beleid. Bij de overname van de taken en bevoegdheden sprak u het voornemen uit dat u in de eerste plaats zo veel mogelijk wilde continueren en waarborgen wilde bieden.
Nu las ik op 17 februari in de Krant van West-Vlaanderen dat u blijkbaar zeer ver staat met gesprekken met het kunstenfestival van Watou, de provincie West-Vlaanderen en de stad Poperinge over het overnemen van de subsidie voor het kunstenfestival van Watou in 2018 en 2019. De provincie West-Vlaanderen zou in 2017 middelen uittrekken om het kunstenfestival te ondersteunen: bijkomende middelen die de voorgaande jaren niet gegeven werden. Het is niet ondenkbaar dat ook door andere provincies in 2017 nieuwe of andere beleidsondersteuning geboden wordt dan die die in de voorgaande jaren geboden werd.
Minister, wat is de stand van zaken van de opmaak van uw Regiodecreet? Welke stappen zijn er gezet sinds de gedachtewisseling over de afslanking van de provincies en het regionale cultuur- en jeugdbeleid van 19 januari 2017?
Zijn er andere gelijkaardige gesprekken lopende met andere organisaties in andere provincies? Hoe staat u tegenover andere organisaties die bij u zouden kunnen komen aankloppen voor subsidies op basis van hetzelfde scenario?
Voor de overname van provinciale budgetten nam u als ijkpunt de jaarrekeningen van 2014 uit het beleids- en beheerscyclustraject van de provincies. Welk effect heeft dit voor eventuele nieuwe culturele beleidsinitiatieven van de provincies voor 2017?
Minister Gatz heeft het woord.
Collega’s, ik zal eerst iets zeggen over het algemene kader en de ontwikkelingen die tot dusver doorlopen zijn in verband met de provinciale overdracht van de culturele bevoegdheden en de opmaak van het Regiodecreet.
Ik kan zeker bevestigen dat ik inderdaad met de stad Poperinge en de provincie West-Vlaanderen gesprekken heb gevoerd voor de tijdelijke ondersteuning van het kunstenfestival Watou. Om de overname van de subsidiëring van Watou te kunnen plaatsen, zou ik van de gelegenheid gebruik willen maken om u een voorlopige stand van zaken te geven van het project afslanking provincies. Sinds de gedachtewisseling die wij hierover hebben gehad enkele maanden geleden, is er ondertussen gelukkig al heel wat denkwerk en ook praktisch werk verricht en zijn er opnieuw concrete stappen gezet richting 1 januari 2018. Het vertrekpunt kennen we allemaal en werd in dit parlement definitief goedgekeurd op 9 november 2016 en dat is het overkoepelende decreet betreffende de nieuwe taakstelling voor de provincies van mijn collega-minister Homans.
We kunnen het provinciale cultuur-en jeugdbeleid opdelen in drie deelluiken: de provinciale instellingen, het beleid, zijnde de 88 provinciale reglementen en het personeel.
Wat de instellingen betreft, zijn de werkgroepen voor de overdracht opgestart, zijn de gesprekken met de steden lopende en hebben we ondertussen ook al formele stappen op decretaal vlak gezet. Zo wordt in het zogenaamde minidecreet 3 dat straks voorligt in de commissie, een machtiging aan de Vlaamse Regering gegeven om de vzw Z33 op te richten. Daarnaast wordt ook de jeugdinstelling Hanenbos overgedragen aan de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme (ADJ).
Het tweede luik, het zogenaamde beleid van taken en bevoegdheden, bestaat uit verschillende deelaspecten. Ik zoom eerst in op de deelaspecten voor Cultuur.
Een eerste groep betreft de structurele subsidies die veelal nominatim in de provinciale begrotingen staan. Het is mijn bedoeling om die voor 2018 en 2019 over te nemen en dus ook zo in te schrijven in de Vlaamse begroting.
Een volgende groep betreft de aanvullende subsidiëring op Vlaamse decreten, zoals binnen kunsten en sociaal-cultureel werk, de zogenaamde 80/20-regeling binnen kunsten, en de 90/10-regeling binnen sociaal-cultureel werk. Voor deze organisaties is het mijn bedoeling de resterende middelen toe te voegen aan de desbetreffende enveloppes van de organisaties binnen de Vlaamse decreten.
Een laatste groep is de meest diverse, met name de projectsubsidies. Voor deze projectmatige subsidiëring zal worden gewerkt met tijdelijke reglementen, die in grote mate geïnspireerd zijn op de bestaande provinciale reglementen. Die worden momenteel ontwikkeld door een aantal werkgroepen bestaande uit personeelsleden van zowel de provincies als ons departement. De doelstelling is om deze oproepen voor het zomerreces voor te leggen aan de Vlaamse Regering. We hadden ook beloofd om het werkveld duidelijkheid te geven voor de zomer zodat zij weten waar ze aan toe zijn.
De werkgroepen die momenteel bezig zijn met de reglementen, houden bij de uitwerking hiervan ook rekening met alle aandachtspunten voor het Regiodecreet dat na het afwerken van de reglementen binnen deze groepen wordt ontwikkeld. Het is mijn betrachting om daar dit najaar een eerste keer mee naar de regering te gaan.
Dit is een tweestromenbeleid: de stroom tijdelijke reglementen voor de periode 2018-2019 en de stroom langetermijnreglementen voor het Regiodecreet. Deze manier van werken biedt de mogelijkheid om het zogenaamde decreet Regionaal Cultuurbeleid niet overhaast te ontwikkelen. Dit decreet zal immers cruciaal zijn om een aantal bestaande Vlaamse decreten te verbinden met een regionaal beleid dat vanuit Vlaanderen wordt aangestuurd.
Wat Jeugd betreft, zitten we al een stadium verder. De overdracht is kleiner en meer behapbaar en dus sneller te realiseren. De eerste teksten van een bovenlokaal decreet Jeugd liggen momenteel op mijn kabinet. De administratie schrijft aan de memorie van toelichting. Daarover zijn verschillende terugkoppelmomenten geweest met de sector. Ik wil hier binnen enkele weken een eerste keer mee naar de regering gaan. Dat betekent dat we voor Jeugd geen overgangsmaatregelen zoals voor Cultuur moeten uitwerken.
Het laatste luik, de overdracht van personeelsleden, kan eveneens worden opgedeeld in twee aspecten. Enerzijds is er het personeel dat is verbonden aan een instelling. Hierbij is de overdracht duidelijk: het personeel blijft verbonden aan die instelling en wordt ofwel stadspersoneel indien er een overdracht is naar het lokale niveau, of Vlaams personeel indien er een overdracht is naar Vlaanderen. Anderzijds is er het personeel dat momenteel op de provinciale diensten van de provincies werkt, het gaat over een honderdtal mensen. Over deze laatste groep is de grootste vraag wat hun standplaats zal zijn. De secretaris-generaal van mijn administratie zal daarover binnen enkele weken een definitieve beslissing nemen.
Wat de overname van Watou betreft, heb ik u verteld over de structurele nominatims die ik in 2018 en 2019 zal overnemen, Watou is er daar een van. Vanaf 2020 zal de organiserende vzw, zoals alle andere organisaties, via het regionaal decreet middelen kunnen aanvragen. Los van het bedrag en de nominatim in de begroting van 2018 en 2019 belet een en ander niet dat er bijkomende voorwaarden zullen worden gesteld. Zoals in het Kunstendecreet zal ook van deze organisatie verwacht worden dat zij voldoet aan de voorwaarden van goed bestuur. Concreet gaat het dan onder andere over de voorwaarde inzake transparantie van de structuur, helderheid over de delegaties van het beslissingsproces enzovoort. Transparantie – en ik trap een open deur in – houdt ook in dat er een gedragenheid moet zijn van het bestuur, dat louter uit derden kan bestaan en niet uit door familiebanden verbonden personen. Deze voorwaarden zullen nog verder worden uitgeklaard vanuit onze eigen administratie en, naar ik verneem, ook vanuit de stad Poperinge.
Wat het budget betreft, zou West-Vlaanderen volgens mijn informatie voor 2017 225.000 euro uittrekken voor de ondersteuning van het kunstenfestival Watou. Vlaanderen zal in de jaren 2018 en 2019 een jaarlijkse subsidie van 135.000 euro toekennen aan het kunstenfestival Watou. Dat bedrag is gebaseerd op enerzijds de engagementen van de provincie West-Vlaanderen in het verleden en anderzijds de middelen waarin voor het initiatief is voorzien in de verevening. Met alle middelen die het kunstenfestival Watou tot nu toe had binnen het Kunstendecreet en de provinciale en stedelijke ondersteuning, kwam het uit op een begroting vanuit publieke overheden van ongeveer een half miljoen euro. Er was een duidelijke meervraag bij het Kunstendecreet om richting 650.000 euro te groeien, maar zoals u weet, is die aanvraag, om redenen die u kent, niet gehonoreerd. Het bedrag waarmee nu, met de oplossing van de stad, de provincie en de Vlaamse Gemeenschap, het toekomstperspectief van Watou wordt gecreëerd, ligt op ongeveer 335.000 euro. Dat betekent nog altijd een substantieel bedrag, maar wel de helft van wat men voor ogen had in een groeiscenario. Ik wil de stad trouwens feliciteren met haar groot financieel engagement ten aanzien van de toekomst van een voor haar belangrijk kunstenfestival.
Momenteel maakt mijn administratie een overzicht op van de subsidiëring door de provincies in 2016 en in de mate van het mogelijke ook al van het lopende jaar. 2014 ligt al enkele jaren achter ons, en de engagementen die de provincie ondertussen heeft aangegaan, zullen zeker gewijzigd zijn. Ik zal dus de moeilijke oefening moeten maken om met de middelen die in de verevening op basis van de beleids- en beheerscyclus (BBC) 2014 zijn uitgetrokken, te zorgen voor een gecontinueerde subsidiëring in de overgangsjaren 2018 en 2019. Dat zal wellicht betekenen dat niet elk initiatief op dezelfde middelen zal kunnen rekenen. Dat kan in twee richtingen gaan: in een aantal gevallen zal het minder zijn, in een aantal gevallen kan het ook meer zijn. Ik zal er echter over waken dat de betrokken initiatieven zo snel mogelijk worden geïnformeerd over enerzijds de mogelijkheid tot het aanvragen van subsidies en anderzijds de continuering van de engagementen
Momenteel zijn er geen andere gesprekken met specifieke West-Vlaamse initiatieven. Wel zijn er gesprekken met een aantal initiatieven uit andere provincies die eveneens nominatim werden ondersteund. Deze passen binnen het vooropgestelde principe om te zorgen voor een maximale continuïteit in subsidiëring, zeker voor de zachte landing in 2018 en de pragmatische tijdelijke verlenging in 2019. Ik zal op basis van de overzichten van de structurele ondersteuningen van de provincie in 2017 zorgen voor een maximale continuïteit in subsidiëring.
De ondersteuning van Watou betreft dus geen uitzondering, maar is communicatief geëxpliciteerd omdat het een iets groter zorgenkind was dan sommige andere organisaties. Die andere organisaties kunnen wat mij betreft op hun twee oren slapen omdat ik de engagementen die bestonden vanuit de provincie wil overnemen in de omstandigheden die ik zonet heb geschetst. Zo wordt bijvoorbeeld ook onderzocht hoe initiatieven zoals Buren bij Kunstenaars en Boekstart kunnen worden gecontinueerd. De perspectieven daarvoor zijn zeer goed.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord en voor de stand van zaken met betrekking tot de overheveling van de provinciale bevoegdheden Cultuur. Dat is belangrijk om het verhaal Watou beter te kunnen kaderen.
Wat Watou betreft, zijn er voor 2017 in de provincie structureel nominatimmiddelen beschikbaar die worden overgenomen in 2018 en 2019. Het bedrag is gebaseerd op de engagementen uit het verleden.
Die voorafname van 135.000 euro voor 2018 en 2019 kan alleen worden uitbetaald wanneer die bijkomende voorwaarden van goed bestuur, transparantie en duidelijke samenstelling van de raad van bestuur zijn uitgeklaard.
Ik reken op u dat die voorwaarden snel duidelijk zijn en bij wijze van spreken op papier staan, zodat ook het kunstenfestival Watou daar rekening mee kan houden – er is nog tijd voor, in 2017 zijn ze verzekerd van die middelen – en dat er bij de warme overdracht een aantal rechten en plichten vervuld zijn. We moeten Watou absoluut een toekomst geven. Ik heb dat gezegd en ik wil dat gerust nog eens herhalen. Als West-Vlaamse weet ik dat dat een belangrijk festival is voor de regio, maar het minimum is dan dat de principes van goed bestuur en van een goed zakelijk beheer van de organisatie worden toegepast, zodat we in de toekomst opnieuw kunnen nadenken over eventuele groeiscenario’s.
Ik begrijp wel dat dat iets is dat nu media-aandacht krijgt, maar misschien moeten we wel opletten om hier nu geen precedenten te scheppen en er geen organisaties gaan denken dat ze snel eens bij de provincies voor 2017 subsidies kunnen aanvragen, die dan nominatim worden ingeschreven en dan bij de overdracht komen. Dat zijn natuurlijk middelen waarin niet voorzien was omdat de middelen voor de overdracht duidelijk zijn. Als we dan weer allemaal kleine beetjes zullen moeten geven, dan zijn we niet goed bezig. Als ik hoor dat er in verschillende provincies ook verschillende snelheden zijn waarop er nominatim subsidies toegekend zijn, dan denk ik dat we ook daar in de toekomst aandacht voor moeten hebben.
Ik ben ook zeer blij dat er verder wordt nagedacht over Buren bij Kunstenaars en Boekstart, in West-Vlaanderen absoluut belangrijke zaken, en dat er in andere provincies wordt gekeken om die oplossingen te vinden. Daar zullen we ook nog de nodige aandacht aan besteden.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, dank voor uw omstandige uitleg. Ik kom niet meer terug op Watou; dat heeft de collega gedaan. Het is uniek. Ik ben daar ook al een paar keer geweest. We vragen namens onze partij om de bemerkingen die de collega naar voren heeft gebracht, ter harte te nemen.
Ik kan u volgen als u zegt dat u die zaken moet continueren. Dat hebben wij ook gezegd. Alleen heb ik de vrees dat men plotseling een aantal zaken naar voren zal brengen die men gaat pushen om toch te behouden, waarbij op termijn altijd het Regiodecreet dat zal moeten bepalen en waar ook de toets van de kwaliteit moet worden gemaakt. Dat vind ik essentieel. De indruk mag niet ontstaan dat wij een aantal zaken gaan continueren die nu blijkbaar ook door de provincies gesteund worden en waarbij men er zeker van is dat het broodje gebakken is. We moeten zeker en vast niet kijken naar wat de provincie naar voren schuift, maar gaan kijken naar wat kwalitatief en zakelijk in orde is. Dat moeten we allemaal in het oog gaan houden.
Ik ga erin mee als u zegt dat we die zaken moeten continueren. Dat hebben wij ook altijd gezegd en daar ben ik het mee eens. Maar zodra er een andere regeling is, moeten we het gaan bekijken. Mijn vrees is gewoon dat de provincies een aantal zaken naar voren gaan schuiven en men dan zegt: ‘Dat wordt het dan.’ Zo mag het niet zijn natuurlijk. Het zijn niet de provincies die gaan bepalen wat uiteindelijk moet voortbloeien of ontstaan; het zal vooral zijn wat het Regiodecreet bepaalt.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, nu begrijp ik het dus. Nu begrijp ik ook dat je maar beter door de provincie kon worden gesubsidieerd de voorbije jaren. Dat is de beste levensverzekering die je kon hebben blijkbaar, beste N-VA’ers. Het is maar dat u het goed beseft. Dat is de enige werkwijze waar geen beoordeling een geen zaagblad komt en waar je kunt overleven ondanks alles. Het gaat niet alleen over Watou, want ik ben zeker dat er nog een pak zijn.
Minister, ik zou graag hebben dat er een extensieve lijst wordt gegeven aan de commissieleden in het parlement, van alle reglementen en van alle nominatims van alle provincies met de bedragen van 2014 en van 2016. 2016 is het jaar van de verevening en het jaar waarop deze politieke beslissing, naar ik mag aannemen, gebaseerd is. Ik val eigenlijk van mijn stoel. Wat is nu de meerwaarde van die nieuwe taakstelling voor de provincies, vooral voor het veld? Niets, totaal niets. We gaan een overgangsfase hebben van zeven tot acht jaar vooraleer dat leidt tot beleid. Ik praat nu over de periode zodra de Vlaamse Regering principieel beslist om de provincies de persoonsgebonden bevoegdheden af te nemen. Je kunt daarover discussiëren, maar als men dat doet, dan moet je daar snel beleid op voeren, dat moet je dat in de praktijk toepassen en moet je daar regelingen voor maken.
Minister, ik ben heel verstoord. Ik ga zeggen waarom. We hebben in deze commissie al tien keer, en ik niet alleen, gevraagd naar de stand van zaken, naar teksten van Regiodecreten, naar voorontwerpen en conceptnota’s. We krijgen niets, of zeer voorzichtig wat informatie, zeer oppervlakkig. Ik lees in de kranten en ik zie op de regionale televisie dat u een belofte hebt gemaakt op basis van een Regiodecreet aan lokale actoren. Zo lees ik het toch in De Standaard en zo zie ik het toch op Focus. Maar dat is toch niet in orde, hé! Dat is geen beleid! Het komt over als een beleid ‘à la tête du cliënt’, daarom mijn boze reactie op Facebook. Nu hebt u het wel geobjectiveerd, u hebt een regeling voorgesteld. Maar die regeling had ten minste kunnen worden meegedeeld.
Ik vind ook dat hier op deze tafel een Regiodecreet moet liggen dat dan misschien wel overgangsfases bevat voor wat heet ‘een warme sanering’ – ik ben even in de landbouwtermen verzeild geraakt, omdat ik die materie ook volg – maar die toch een perspectief tekent. Er is geen perspectief. We krijgen in het najaar een decreet en ondertussen gaan we tot 2020 – formeel tot 2019, maar het is tot eind 2019 – doen alsof we in de vorige eeuw leven. Ik overdrijf het een beetje. We gaan de situatie van vijf jaar geleden continueren.
Ik kan daar niet mee leven, dat is onaanvaardbaar. Sorry, minister, ik weet niet hoe het komt, maar u weet al bijna drie jaar dat dat de bedoeling is. Uw administratie weet dat ook allemaal heel goed. De provinciale diensten weten dat ook allemaal. En toch gaan wie hier ‘à l’improviste’ – want dat is het – voortdoen.
Ik wil echt dat er garanties zijn dat er geen trucs gebruikt worden, zoals door mijn collega wordt gesuggereerd, waarbij de provincies nog vlug beslissingen nemen die dan twee jaar later door de Vlaamse overheid mogen worden betaald en die – dat is wat mij het meest stoort – ontsnappen aan alle regelgeving die voor de Vlaamse gesubsidieerde organisaties wel gelden. Watou is maar een ‘pars pro toto’. En dit ondanks het feit dat je door het Kunstendecreet geen subsidie kreeg, of door het Erfgoeddecreet, want er zijn er ook in de overgangsfase van het Erfgoeddecreet, zoals het Bakkerijmuseum, ook uit West-Vlaanderen. Ik moet me forceren om tegen mijn eigen West-Vlaamse winkel te argumenteren, maar ik ben zeker dat er ook in de andere provincies veel dossiers zijn. Daarom die lijsten. Er zijn mensen die niet door de beoordeling komen, niet door u opgevist worden. U hebt een Limburgse uitzondering gemaakt, die gemotiveerd was. Je kunt daarover discussiëren, maar dat was duidelijk. Dat is een gevolg van een politieke beslissing op Vlaams niveau van door de Vlaamse overheid gesubsidieerde organisaties. Wel, heel die regeling ontsnapt daaraan. Wat is de geloofwaardigheid eigenlijk nog van die andere decreten? Je had maar beter door de provincie kunnen worden gesteund, want dan blijf je nog een aantal jaren overleven. Je ontsnapt aan beoordelingen, aan inhoudelijke criteria.
Wat mij bijzonder opvalt, is het cryptische taalgebruik over goed bestuur en transparantie die over het specifieke dossier van Watou wordt gehanteerd. Ik begrijp het wel, ik ken het ook, ik begrijp wat er wordt bedoeld. Als we op die manier moeten handelen? Ik vind het nogal logisch dat goed bestuur voor elke door de Vlaamse overheid gesubsidieerde organisaties een criterium is.
Het feit dat het benoemd wordt, maakt mij helemaal ongerust. Zijn er daar dingen aan de hand die niet kloppen?
Los daarvan: Watou kan een toekomst hebben, maar dat moet dan het gevolg zijn van een beleidskeuze, en niet van zo’n regeling zoals nu. Daarenboven vind ik ook de piste van de provincie – dat is uw verantwoordelijkheid niet – om dit jaar uitzonderlijk 100.000 euro meer te geven ook onwaarschijnlijk. Welke momenten spelen er hier? Welke beïnvloedingslijnen zijn er hier? Hoe komt men in Vlaanderen tot dit soort ad-hocbeslissingen? Dat is onwaarschijnlijk.
Dat er een overgangsregeling komt voor 2018, zou ik nog kunnen geloven. Maar u zei mij wel in de plenaire vergadering drie weken geleden, toen ik vroeg of de provincies in het kader van het huidige Cultureelerfgoeddecreet indelingen en basiserkenningen en kwaliteitslabels mogen toekennen, dat dat niet meer mag. ‘Want wij moeten dat dan overnemen. Liever niet.’ En hier kan het allemaal wel?
Ik ga samenvatten: dit is geen goed bestuur. Als er nog een overgang zou zijn voor 2018, zou ik het nog begrijpen, omdat er ambtenaren en zo geïnsourcet moeten worden en er overgangen gemaakt moeten worden. Dat zou ik nog begrijpen. Maar voor 2019 zeker niet. Organisaties hun onzekerheid wegnemen door ze twee jaar te verlengen, dat vecht met de belangen van alle andere organisaties. Ik heb het niet over dat stukje Kunstendecreet-extra’s en dat stukje Erfgoeddecreet – tot daaraan toe. Het is een voorbeeld van slecht bestuur. Dit is echt niet aanvaardbaar. Het spijt mij zeer.
Minister Gatz heeft het woord.
Dit is een heel boeiende discussie, omdat het parlement, over meerderheid en oppositie heen, mij eigenlijk vraagt om water en vuur te verzoenen. En ik slaag daar nog in ook. Ik zal u uitleggen hoe ik dat doe.
Om te beginnen is er de vrees, uitgedrukt door de heer Meremans en mevrouw Coudyser: we willen natuurlijk niet dat de provincies nu nog rap, rap een aantal zaken beginnen op te starten of nieuwe initiatieven te ondersteunen, en dan moet de Vlaamse Gemeenschap dat maar overnemen. Ik denk dat de kans daartoe veeleer beperkt is, omdat wij tot drie maand geleden, zes maand geleden, in deze commissie veeleer de omgekeerde vragen gekregen van de provincies. Wetende dat ze een aantal dingen moesten overdragen, zijn veel dingen aan het afbouwen.
Daarom hebben wij ook telkens gezegd dat we referentiejaar 2014 nemen, om te zien wat er daar, in volle provinciale kruissnelheid, aanwezig was aan ondersteuning voor Cultuur en Jeugd. Met andere woorden: we zullen zeker kijken, mocht dat het geval zijn, als er allerlei kunstmatige nieuwe projecten opduiken, hoe we ons daartegenover positioneren. Wij kijken naar wat er op het terrein bestaat in 2017, maar ons referentiejaar is 2014.
Ik heb u ook verteld hoe ik daar die afweging tussen initiatieven en bedragen die er bestaan op 31 december 2017 ten opzichte van de bedragen die we ingecalculeerd hebben, zal doen. Over het algemeen, met de kennis die we nu hebben, zal dat niet tot grote problemen leiden. Hier en daar kan dat een afweging zijn die voor een bepaalde organisatie misschien wat minder is, maar soms ook beter, omdat sommige organisaties – misschien wel een hele reeks – nu minder subsidie hebben dan in 2014.
Er bestaat geen mooi handboek om te zeggen hoe men initiatieven en organisaties verder moet overnemen en ondersteunen van het ene beleidsniveau naar het andere. Ik vind dat wij zeer oordeelkundig te werk gaan, door de oplijsting te maken. We zullen u die geven zodra we die in detail hebben. Wij hebben die, maar ik heb gekeken of we die u vandaag of morgen kunnen geven. Misschien niet, maar we hebben die wel. We zullen u die geven zodra we die hebben. Dit debat is zeker niet afgerond. We hebben het hier nu naar aanleiding van Watou en we vermengen het een stuk met de globale overdracht, maar we beschikken dus wel degelijk over die cijfers. De afweging van wat we vandaag hebben ten aanzien van het verleden, doen we wel degelijk.
En dan is er de andere vraag: waarom gaat het niet sneller? Iedereen is het erover eens dat we in 2018 een warme overdracht en een zachte landing moeten kunnen realiseren. We gaan dat ook doen, in de omstandigheden zoals ik u net geschetst heb. En dan is de vraag: wat met 2019?
Als je de evolutie van het cultuurbeleid en zijn impact op micro- of mesoschaal bekijkt, dan werkt cultuurbeleid niet in een schokgegeven van jaar op jaar. Ik kan hier nu heel ver teruggaan en beginnen over de bibliotheekplicht die door vorige, vorige, vorige regeringen is opgelegd vanaf 1987 en waar we het sluitstuk eigenlijk nu pas van bereikt hebben. Met andere woorden: cultuurbeleid is iets dat over verschillende jaren heen gaat, en niet met sprongen van jaar tot jaar.
Ik kan u een voorbeeld geven dat u zeer goed kent, mijnheer Caron, van hoelang erover gedaan is om met het lokale cultuurbeleid de driehoek tussen de gemeentelijke cultuurdienst, het cultuurcentrum en de bibliotheek tot stand te brengen. Dat is ook niet op een of twee jaar gegaan. Daar is in vele gevallen tien tot vijftien jaar overheen gegaan. En dat is ook niet abnormaal, omdat een aantal ontwikkelingen die dergelijk tempo hebben, ook aangeven dat de verankering zeer diep en het draagvlak zeer groot is. Met andere woorden: op dat ene jaar in 2019, om nieuw beleid te voeren of een stuk continuering van beleid vanuit de provincies, zoals we die nu hebben, daar komt het voor mij ook niet op aan. Ik denk dat als ik vandaag aan de duizenden organisaties die vandaag door de provincie gesubsidieerd worden, vraag wat ze willen, een stuk continuering in 2018 en nieuw beleid in 2019 of een continuering in 2018 en 2019 en nieuw beleid in 2020, ze allemaal voor het laatste zullen gaan.
Ik denk dat ik dan ook de juiste keuze neem, want dat is een eerlijke deal, dat is een eerlijke communicatie. Dat is een duidelijke communicatie, die ik hier vandaag inderdaad ook voor de eerste keer politiek, naar aanleiding van deze vraag, wil doen en waarvan ik hoop dat ze straks kan worden verdergezet in de bespreking van het minidecreet. Dat is duidelijkheid, en duidelijkheid is ook een element van goed bestuur. Wij gaan wel degelijk oordeelkundig om met het provinciale kostbare weefsel – en dan bedoel ik de initiatieven op het terrein – door 2014 als beter financieringsjaar te nemen dan 2017.
Wij gaan in een zo goed mogelijke overdracht die sprong van 2017 naar 2018 doen. Wij bieden een stuk zekerheid voor het terrein. En tegelijkertijd werken wij inderdaad aan dat Regiodecreet, dat voor mij geen nooddecreet of noodoplossing is, maar dat een nieuwe invulling zal geven aan het regionale cultuurbeleid in Vlaanderen. Ik heb u dat altijd gezegd. Ja, dat is een beetje ‘shit’ om die overdracht te moeten doen als minister, maar het toeval wil dat ik daar wel van houd. Ik ben er zeker van dat als wij iets meer tijd nemen voor dat Regiodecreet – en we zijn daaraan bezig – de impact daarvan niet meteen op een overgangsjaar van 2018 naar 2019 of 2019 naar 2020 voelbaar zal zijn, maar dat dat ook in een bepaalde geleidelijkheid zal gaan, die zich inderdaad vooral in de volgende legislatuur zal afspelen. Maar dat is niet verkeerd. Het is niet verkeerd voor een beleidsvoerder om een evenwicht te zoeken over de belangen van cultuur op het terrein en de belangen van een cultuurbeleid dat dan meer top-down gebeurt. Dat noem ik wel goed bestuur, mijnheer Caron.
En u moet nu wel eens weten wat u wilt ten aanzien van Watou. Warm en koud blazen, dat kunnen we als politici natuurlijk allemaal zeer goed. Daar hoef ik u geen lessen over te geven en u mij ook niet. Maar wat wilt u nu eigenlijk met Watou? Dat heb ik u nog niet horen zeggen.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Bedankt. Nog even algemeen: ik denk ook dat de afslanking van de provincies, wat cultuur betreft, echt niet de gemakkelijkste oefening is. Al die provincies hebben over de jaren heen hun eigen dynamiek ontwikkeld. Dit wordt nu vanuit Vlaanderen beheerd. We stellen vast hoe verschillend het overal is. Ik denk dat we daar een opportuniteit hebben om, als we die twee jaar nu overbruggen, goed te kijken waar de meerwaarde zit, wat we beter op elkaar kunnen afstemmen. Het Regiodecreet is in het vooruitzicht. Ik denk dat we daar duidelijk accenten moeten leggen van nieuw beleid, hoe we met die bovenlokale werking omgaan. En ik denk dat we dan inderdaad ook realistisch moeten zijn en kijken, met die tijdelijke warme overdracht, waarbij we een aantal zaken nu gewoon verder gaan beheren, om van die gelegenheid gebruik te maken om daar te kijken hoe dat juist werkt, wat de impact daarvan is en hoe we die ‘good practices’ kunnen overzetten in dat Regiodecreet.
Het heeft dus voor- en nadelen. Ik had natuurlijk ook liever gehad dat we sneller konden gaan, maar als we sneller gaan en fouten maken of eigenlijk geen nieuw beleid voeren, dan heeft het ook allemaal geen zin. Ik denk dus dat we de realiteit onder ogen moeten zien dat de oefening ook moeilijker is dan we hadden gedacht. De situatie is zoals ze is. We kunnen beter goed werk afleveren en het cultuurbeleid zal heus niet met dat ene jaar langer minder goed gaan, integendeel. Ik ben ervan overtuigd dat we die oefening goed kunnen maken en de accenten en lijnen in deze legislatuur kunnen uitzetten, in de hoop dat ze in de volgende legislatuur gecontinueerd kunnen worden. We moeten er nu met z’n allen werk van maken. Het is ook belangrijk dat we heel snel de expertise die in de provincies aanwezig is, kunnen overnemen op het Vlaamse niveau.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik treed uiteraard mijn collega bij. Het feit dat we met twee van dezelfde partij deze vraag stellen, duidt ook op het belang van de afslanking, de overheveling en de warme landing. Het zal wel karakterieel zijn, maar ik behoud altijd een gezond wantrouwen tegenover gezag en tegenover provincies.
We zullen die lijsten ontvangen, waarvoor dank. We zullen ze in ieder geval met argusogen onderzoeken.
Ik volg ook wat de collega zegt. Nogmaals, ik kan begrijpen dat u zegt dat u de tijd wilt nemen, iets langer dan gepland. Ik had het liever nu ook gehad, maar goed. Maar ik denk dat we deze legislatuur zeker met een goed onderbouwd decreet moeten komen. Deze commissie zal daarin zijn rol moeten spelen. We hebben een aantal ideeën die we te gepasten tijde naar voren zullen brengen. We moeten aandacht aan de provincies schenken, maar, zoals gezegd, met gezond wantrouwen.
Ik zou toch willen zeggen dat wat intussen wordt gecontinueerd, zakelijk goed in elkaar moet zitten en dat we daar de garanties voor hebben. De provincies beheren hun budget maar wij zijn bezig met geld van de Vlaamse belastingbetaler – de provincies natuurlijk ook – waarvoor wij in dit parlement verantwoordelijk zijn en er moet nagegaan worden of het allemaal wel klopt. Daar moeten op zijn minst toch wel de nodige garanties voor worden gevraagd.
De heer Caron heeft het woord.
Overgangsmaatregelen zijn logisch en continuïteit in een cultuurbeleid is ook logisch, maar eigenlijk maakt dat deel uit van een decreet waar in het laatste hoofdstuk overgangsmaatregelen staan om de landing voor te bereiden. En dat mis ik.
Ik ga zeggen wat me aan Watou bijzonder irriteert: de toonzetting van henzelf in de media. Die irriteert mij mateloos. Wij moeten daar ook lezen wat er blijkbaar in een decreet of in een regelfonds moet komen, uit de mond van een artistieke organisatie in West-Vlaanderen; ‘ça me gêne.’
Ik wil dat Watou, artistiek en zakelijk, een topproject wordt dat op het kruispunt van literatuur, poëzie en beeldende kunst werkt. Als ik het voor het zeggen zou hebben, zou ik de opdrachtgevers aanspreken om te maken dat er artistiek en zakelijk garanties zijn dat het project van topniveau is. Ik denk dat u men goed begrijpt. Ben ik duidelijk? Dank u wel, voorzitter.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.