Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg gaat inderdaad over het groot aantal vacatures in de sociale sector. In de pers lag de nadruk op de provincie Antwerpen, maar bij uitbreiding geldt dit voor heel Vlaanderen.
Het voorbije jaar heeft VDAB in de provincie Antwerpen alleen al meer dan tienduizend vacatures in de sociale sector ontvangen. Volgens sectororganisatie Verso geraken veel jobs niet ingevuld, omdat de voordelen niet bekend zijn. Dat is opmerkelijk, omdat dit net toch een van de mogelijkheden bij het maatwerk is dat de werkzoekenden bij VDAB krijgen. Consulenten hebben de mogelijkheid om werkzoekenden warm te maken voor dit soort jobs.
Een op de vijf knelpuntberoepen bevindt zich inmiddels in de sociale sector. Vacatures voor schoonmakers, verpleegkundigen, opvoeders, maatschappelijk werkers en een heleboel andere beroepen uit de sociale sector raken zeer moeilijk ingevuld. Ondanks extra inspanningen vanuit VDAB blijkt het probleem alleen maar groter te worden. De vergrijzing en pensioneringsgolf draagt daartoe bij.
Voor een aantal beroepen, zoals verpleegkundige, is de onmiddellijke inzet van werkzoekenden uiteraard onmogelijk. Een degelijke opleiding duurt al gauw drie jaar. Voor schoonmaakpersoneel ligt dat echter totaal anders. Theoretisch zijn dit soort jobs makkelijk compatibel met laaggeschoolde en zelfs langdurig werkzoekenden. Eveneens kennen we ten gevolge van de vluchtelingencrisis een aanzienlijke toename van laaggeschoolde allochtonen, die voor een job in de schoonmaaksector slechts een beperkte kennis van het Nederlands moeten hebben en in principe inzetbaar zouden moeten zijn. Het moet dan wellicht iets te maken hebben met het slechte imago van de job, terwijl de appreciatie van de meeste klanten bijzonder groot is. Er is daarnaast ook de fysieke belasting van de arbeid. Maar daartegenover staat dan weer dat veel van deze jobs deeltijds gebeuren en het aandeel jonge mensen, die fysiek nog wel iets aankunnen, ook nog aanzienlijk is in de werkloosheidspopulatie.
VDAB ondertekende op 6 februari een samenwerkingsovereenkomst met Verso, om meer werkzoekenden naar een job in de sociale sector te loodsen. Dat is alvast een extra stap in de zoektocht naar mensen voor het opvullen van vacatures in knelpuntberoepen.
Minister, wat bepaalt de overeenkomst tussen VDAB en Verso precies en hoelang zal ze lopen? Wordt er gewerkt met specifieke richtcijfers? Op welke manier wordt de problematiek van knelpuntberoepen en -vacatures in de sociale sector systematisch opgevolgd door VDAB? Hoe kan worden verklaard dat de toeleiding naar laaggeschoolde vacatures in de sociale sector, in het bijzonder dan voor poetshulpen, blijft resulteren in zoveel knelpunten terwijl het aandeel laaggeschoolde en langdurig werkzoekenden toch aanzienlijk hoog blijft? Welke inspanningen zal VDAB doen om die toeleiding te verbeteren? Zal hierbij specifieke aandacht worden besteed aan jongeren en vluchtelingen?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, met deze samenwerkingsovereenkomst willen beide organisaties elkaar ondersteunen net om ervoor te zorgen dat de werkgevers, werknemers en werkzoekenden daarbij winnen. De overeenkomst gaat in op 1 januari 2017 en wordt afgesloten voor vijf jaar. Jaarlijks is er een evaluatie waarna bijsturingen kunnen gebeuren als dat nodig is.
Concreet worden zeven thema’s besproken in de overeenkomst. VDAB en Verso zullen elkaars instrumentarium bekendmaken en versterken. Er zullen collectieve instroomprojecten komen: als zorgvoorzieningen worden opgericht of uitbreiden en grote aanwervingsnoden hebben, zullen VDAB en Verso collectieve instroomprojecten opzetten. Verso neemt hierin een ondersteunende rol op. VDAB zorgt voor toeleiding van kandidaten. Er zullen bedrijfsbezoeken voor de VDAB-bemiddelaars worden georganiseerd zodat men nog beter met kennis van zaken kan selecteren. De goede praktijken zullen worden uitgewisseld, bijvoorbeeld over de tewerkstelling van vluchtelingen of het inzetten van een instrument als individuele beroepsopleiding (IBO) of andere. VDAB en Verso zullen elkaar actiever betrekken bij werkgeversevents. Op vlak van communicatie ondersteunen VDAB en Verso elkaar. Het zevende punt is de opvolging en de evaluatie.
Er zijn ook richtcijfers afgesproken. Per provincie organiseert Verso minimum één bedrijfsbezoek per jaar voor VDAB-bemiddelaars. Goede praktijken worden uitgewisseld op een driemaandelijks overleg tussen Verso en VDAB. Twee keer per jaar worden de communicatieplannen van beide organisaties naast elkaar gelegd om opportuniteiten te bespreken. Voor het mee organiseren van collectieve instroomprojecten, en het opzetten van bedrijfsbezoeken en werkgeversevents voor VDAB ontvangt Verso een subsidiebedrag van 46.100 euro per jaar. Na elk werkingsjaar en op basis van de door Verso aangeleverde verslagen volgt een evaluatie van het afgelopen werkjaar. Op basis van deze evaluatie kunnen bijsturingen gebeuren.
Elk jaar maakt de studiedienst van VDAB een analyse van de knelpuntberoepen. De samenstelling van de lijst gebeurt in verschillende stappen. Kort samengevat gebeurt dit zo: op basis van de VDAB-vacaturedatabank wordt een statistische analyse gemaakt. Aan de hand van bepaalde indicatoren wordt een lijst van ‘potentiële knelpunten’ samengesteld. Deze lijst wordt voorgelegd aan VDAB-medewerkers, zowel vacaturespecialisten als medewerkers opleidingscentra. Daarna wordt de lijst besproken met sectororganisaties zodat zij ook hun inbreng kunnen doen. Dan wordt er een definitieve lijst opgesteld door een werkgroep binnen de studiedienst op basis van de verzamelde informatie.
U hebt als voorbeeld van knelpuntberoep ‘schoonmaker van ruimten en lokalen’ gegeven. Er is voor dat knelpuntberoep geen tekort op de arbeidsmarkt. Er is geen kwantitatief knelpunt maar wel een kwalitatief knelpunt vanwege de eisen en de specifieke arbeidsomstandigheden.
De vacatures voor schoonmaker van ruimten en lokalen zijn heel vaak deeltijdse banen, die financieel niet altijd even aantrekkelijk zijn. Daarnaast vallen de werktijden dikwijls buiten de normale kantooruren, waardoor sommige mensen vaak niet beschikbaar zijn. Bovendien kampt het beroep met hardnekkige vooroordelen en een negatief imago. De laaggeschoolde arbeidsreserve kan maar deels worden ingeschakeld, ook wegens hoge rendementseisen. Bovendien bemoeilijkt de vereiste kennis – die mogen we niet onderschatten – inzake producten, machines, ergonomie en werkorganisatie de invulling van deze vacatures.
De talenkennis is in bepaalde gevallen ook nog een probleem, omdat lang niet alle kandidaten voldoende kennis van het Nederlands of het Frans hebben om vlot te kunnen communiceren.
Het is een beetje zoals ik daarnet al naar voren heb gebracht, naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Claes. Er zijn kwantitatieve, maar soms ook andere redenen waarom jobs, zelfs als ze geschikt lijken voor laaggeschoolden, niet meteen ingevuld geraken.
Door het verder optimaliseren van de werking van de servicepunten Zorg, die verspreid zijn over alle provincies, wil VDAB de tekorten in de zorgsector aanpakken. Hierbij ligt de focus zowel op de knelpuntopleidingen voor werkzoekenden als op de dienstverlening aan de werkgever. De matching van de werkzoekenden kan soms beter gebeuren door samen te werken met de werkgevers en een betere inschatting te geven van wat de nodige kennis en competenties zijn voor een bepaalde job. De nieuwe overeenkomst tussen VDAB en Verso past ook in die visie.
Ten slotte is er naar jongeren toe een uitgebreide reguliere VDAB-werking. Ik moet hier niet, en zeker niet tegen u, herhalen dat we de filosofie hebben van op maat te werken. Zo is er het opleidingsaanbod met verschillende partners, in dit geval de diensten van Gezinszorg. Nieuw – en dat is misschien interessant om te weten – is de uitbesteding rond het project Jongeren Actief in de Thuiszorg (JATZ). Dat is een korte, praktijkgerichte opleiding voor jongeren die willen werken in de thuiszorg. We proberen in te spelen op de enorme vraag die er is en waarop vandaag niet meteen een antwoord is.
Wat de vluchtelingen betreft, werken we samen met de sector Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de Social Profit (VIVO) aan het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) ‘Ieder talent telt’. De doelstelling daarbij is om, met het Minderhedenforum, deze doelgroep in kaart te brengen en waar mogelijk toe te leiden naar de zorgsector. Naast dat ESF-project besteedt VDAB ook in het reguliere aanbod veel aandacht aan de doelgroep van anderstaligen. Zo hebben we de vooropleiding voor anderstaligen georganiseerd en is er is ook een zorgportaal, waarbij de opleiding tot verpleegkundige met veel aandacht voor remediëring wordt verzorgd.
Ik denk dat we voldoende initiatieven nemen. Er is een nieuw iets: de samenwerking met Verso, die specifiek hierop wil ingaan. En er zijn de nieuwe projecten, zoals dat JATZ-project. Ik denk dat VDAB, zoals heel vaak, kort op de bal probeert te spelen om de oplossingen te brengen die noodzakelijk zijn.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik had niet anders verwacht dan dat u de nood ook erkent en er iets aan wilt doen. Die overeenkomst met Verso is zeker een heel goede stap. Ik ben ook blij dat het voor langere termijn is. Ik juich dat toe, mits natuurlijk de nodige evaluatie , overlegmomenten en bijsturing. U bent er uitvoerig op ingegaan dat dat zeker gepland is. Ik denk dat dat een vereiste is als de overeenkomst voor langere termijn wordt afgesloten.
De problematiek is natuurlijk niet uniek. We hebben het op andere momenten al over de transportsector en de bouwsector gehad. Soms is het ook regionaal gebonden, zoals in de Westhoek.
In de sociale sector nijpt het af en toe, omdat er heel wat vacatures zijn die in theorie op zeer korte termijn kunnen worden ingevuld, met een beperkte basisopleiding. Maar u begrijpt natuurlijk dat dat niet altijd zo eenvoudig is en dat het imago en de vrees voor de fysieke belasting twee heel grote werkpunten zijn, waarop we verder moeten inzetten. Het zijn ook haalbare werkpunten.
Anderzijds, met de herstellende economie en het groot aantal jobs, is er meer keuze. Mensen gaan dan vaak voor de meer hippe jobs, zoals verkoper, waarvoor je geen opleiding op tafel moet leggen. Ik denk dat die schoonmaaksector in de mindset van heel wat werkzoekenden de allerlaatste optie is. Daarop moeten we echt werken. Die overeenkomst zal daar inderdaad op inzetten.
Op federaal niveau is er de principiële onbeperktheid van de werkloosheidsuitkering. Er zijn nog andere elementen die meespelen.
Wat de opleiding op Vlaams niveau betreft, zei u daarnet dat er vaak een gebrek is aan kennis van producten. Daar zie ik dan meteen een element op korte termijn, namelijk om daar gerichte opleidingen te plannen, zeker voor de jongeren en vluchtelingen, om hen zo snel mogelijk naar die sector toe te leiden.
Minister, ik heb nog drie specifieke bijvragen. Ten eerste, over de passende dienstbetrekking. Heel wat jobs, zoals jobs in de schoonmaaksector, maar bijvoorbeeld ook in de fruitpluk, zijn niet zo aantrekkelijk. Maar als ze die job aangeboden krijgen, moeten ze die wel aannemen. Die schorsing wegens werkweigering is een Vlaamse bevoegdheid geworden. Hoe strikt wordt er daarop toezicht gehouden?
Een tweede aspect is de medische factor. Heel wat jobs hebben een fysieke belasting. Vaak wordt er bij het voorleggen van een job aangehaald: ‘Fysiek zal ik dat niet aankunnen.’ Hoe gaat u daarmee om? Hoe wordt gecontroleerd of dat een eigenlijk argument is om een job te weigeren?
Een derde aspect is de werkgever zelf. Hij zit uiteraard niet te wachten op niet-gemotiveerde werkzoekenden die ze dan naar klanten moeten sturen om te gaan poetsen. Hoe worden zij vanuit VDAB benaderd om hiermee om te gaan? Uiteraard is het niet de bedoeling dat ze permissief sollicitatiebewijzen afleveren aan mensen die eigenlijk gewoon pro forma komen opdagen.
Ik dank u.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Collega’s, ik wil jullie er in de eerste plaats attent op maken dat deze problematiek binnen een tweetal weken ook in de commissie Welzijn aan bod komt. We hebben daar de ambassadeur van de zorgberoepen te gast. Hij komt de jaarlijkse rapportage geven van de inspanningen die worden geleverd om mensen toe te leiden naar deze sector. Het feit dat dit al lang gebeurt, bewijst de complexiteit van wat hier wordt aangehaald. We hebben allemaal het Verso-rapport gezien: het aantal arbeidsplaatsen in de brede ‘social profit’ neemt sneller toe dan de algemene tewerkstelling. We zullen dit debat de komende jaren nog moeten voeren.
Ik wil toch benadrukken dat werken in de zorg in de eerste plaats een positieve keuze zou moeten zijn. Dat geldt voor elke job, maar zeker hier. Al is het maar omdat mensen vaak iets breder ingeschakeld worden dan de enge jobomschrijving suggereert. Een logistieke hulp in een opvoedingsinstelling doet nog heel wat andere taken dan alleen maar eten maken en afwassen. Ze worden evengoed ingeschakeld in een algemene werking. Dat vraagt dus ook een ander engagement en andere skills dan wij generiek hebben.
Minister, u hebt terecht gewezen op een aantal generieke problemen in verband met schoonmaken. Hier is het ook anders. Het schoonmaken van een bedrijf of op kantoor gebeurt heel vaak ’s nachts. Maar in een context waar mensen dag en nacht verblijven, bijvoorbeeld een ziekenhuis of een rust- en verzorgingscentrum, wordt er verondersteld dat er toch wel enig contact is met de residenten of patiënten. Dat vraagt ook andere vaardigheden, bijvoorbeeld taal en dergelijke meer.
Minister, ik wil ervoor pleiten om versterkt werk te maken van het zalmprincipe. Het is moeilijk om mensen naar die sector te krijgen, maar als ze er eenmaal zitten, zouden we voor een deel een interne promotie moeten kunnen organiseren. Dat kan via opleidingen op de werkvloer, maar ook via innovatieve toepassingen waarbij we ernaar streven om van mensen die schoonmaken logistiek assistenten te maken. In het verleden zijn er goede experimenten geweest om van verzorgenden verpleegkundigen te maken. Hun basiskennis, skills en ervaring reduceren de opleidingstermijn die je nodig hebt.
Maar er is wel een probleem: het inkomen. Een tiental jaar geleden was er het project met zeshonderd verzorgenden die het op dat moment grote knelpuntberoep van verpleegkundige zouden invullen. Zij konden met behoud van loon gaan studeren. Misschien moeten we eens nadenken over vormen van deeltijdse opleiding waarbij mensen aan de slag kunnen blijven en hun inkomen behouden, maar daarnaast op de werkvloer een opleiding kunnen volgen of zich zelfs specialiseren tot verpleegkundige, wat vandaag gelukkig een iets kleiner knelpuntberoep is dan een aantal jaar geleden. We moeten zo’n principe een kans geven in deze sector. Het lijkt mij aangewezen om eens die opleidingen op de vloer te bekijken. Uit andere studies blijkt dat ze, als ze eenmaal binnen zitten in deze sector, de werksituatie heel sterk waarderen. De werkbaarheid ligt daar hoger dan in andere sectoren. Het lijkt mij een aangewezen piste om daar gebruik van te maken.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, Verso is de koepel van gezondheidsinstellingen en welzijnsvoorzieningen. Er is nu een overeenkomst tussen VDAB en Verso. De vraag van mevrouw Talpe doet uitschijnen dat het knelpunt binnen de zorgsector een knelpunt is van laaggeschoolden en poetspersoneel. Minister, klopt dat? Hebt u de cijfers over de knelpuntberoepen binnen Verso en de voorzieningen die binnen Verso vallen? Als u die cijfers vandaag niet kunt geven, lijkt het mij wel interessant om ze toe te voegen aan het verslag. Het is toch belangrijk dat we weten welke problemen er juist zijn. Anders zijn er linken naar onderwijs, als het over opleiding gaat. Het gaat over mensen die niet zomaar duidelijk inzetbaar zijn en die een langetermijnopleiding nodig hebben vooraleer men daaraan iets kan verhelpen.
De heer Ronse heeft het woord.
Er zijn natuurlijk ook een aantal zaken gebeurd, bijvoorbeeld de dwang van Europa uit om de opleiding verpleegkunde naar vier jaar op te trekken. Onderwijsspecialisten zeggen mij dat dat absoluut absurd is. Dat heeft voor een verminderde instroom in die sector gezorgd.
Er zijn er al heel wat elementen aan bod gekomen. Ik voorspel dat we hier in elke vergadering over sector X en sector Y en sector Z een actieplan gaan vragen. Ik heb de vorige keer in de commissie voorgesteld om voortaan niet meer te spreken over beroepen maar over knelpuntberoepen, want het gaat over alle sectorengrenzen heen.
Minister, u hebt wel telkens goede actieplannen om binnen een specifieke sector te werken. Kan duaal leren ook een oplossing bieden om heel veel van de profielen daar sneller tot een instroom te leiden?
Minister Muyters heeft het woord.
Er zijn nog heel veel vragen, maar ik denk niet dat ik nog veel antwoorden kan en moet geven.
Mevrouw Claes, ik wil die cijfers geven. Maar ze stonden in de krant. Daarop heeft mevrouw Talpe haar vraag gebaseerd. Het ging over geschoolden. Met betrekking tot het verplegend personeel was er niets nieuws. Het ging tot en met het schoonmaakpersoneel. Het zat heel breed. Ik geloof dat het Familiehulp was die er commentaar op leverde. U hebt gelijk: we moeten niet doen alsof het alleen om laaggeschoolden gaat. Het gaat van geschoolden tot de laaggeschoolden die gezocht werden.
Collega Ronse, duaal leren moet een positieve keuze worden, waarbij het kunnen leren op de werkvloer een troef is. Bij verpleging is dat bijvoorbeeld al zeker het geval. Ik herinner mij de tijd dat mijn echtgenote als verpleegster moest werken. Daar zat heel veel stage bij, dat kan ik u garanderen, al in de opleiding.
Collega Talpe, volgens mij moeten we, daar waar we vol knelpuntberoepen zitten, stilaan een mentaliteitswijziging hebben. We gaan meer kijken welke competenties en talenten iemand heeft, en hoe we die binnen de organisatie gaan inzetten. Nu is het nog altijd: we hebben de vacature van bijvoorbeeld schoonmaker van ruimten en lokalen. Misschien is twee derde van die job wel invulbaar door iemand, maar een derde niet, vanwege fysieke beperkingen. We hebben nogal de neiging om te zeggen dat je heel die job moet aankunnen, of we kunnen niets. Dat is iets dat in de toekomst moet wijzigen, dat het minder die vaste jobs zijn.
Collega Van Malderen, u verwees naar het zalmprincipe. Ik zal het zeker nog eens bekijken. Dat heeft natuurlijk ook een financiële impact. Ik denk dat dat nogal een belangrijke financiële impact heeft, als je gaat zeggen dat iemand die de volgende stap doet, dat dan misschien in plaats van in vier jaar, in drie of twee jaar kan doen. Dan is dat nog een belangrijke impact. Dat is niet zo evident om op die manier te werken. Maar ik wil dat zeker nog eens bekijken. Ik denk dat er zo een aantal mogelijkheden bestaan, dat ook een aantal instellingen dat zelf op die manier doen, om ervoor te zorgen dat er vacatures ingevuld worden. Maar ik zal het zeker nog eens verder bekijken.
Collega Talpe, van de passende dienstbetrekking zijn de contouren nog altijd federaal. De federale overheid bepaalt wat passend is.
De schorsing gebeurt nooit op één element alleen. Dat is een totaalbeeld. Bij iemand die bijna bij elke job zou zeggen dat het fysiek moeilijk is, kun je je vragen beginnen te stellen qua motivering om echt naar een job te gaan. Je kunt zo’n schorsing dus niet op één punt doen. Je doet dat in zijn totaliteit. We vragen ook aan werkgevers, als mensen bijvoorbeeld pro forma komen solliciteren, om ons dat door te geven. Als we het niet doorkrijgen, kunnen we het niet weten. Dat kan een van de elementen voor een schorsing zijn. De bedoeling van VDAB is niet om zo veel mogelijk mensen te schorsen. Het schorsen is eigenlijk een mislukking, ook van VDAB, want dat wil zeggen dat ze mensen niet de stap naar werk hebben kunnen laten zetten. Dat is belangrijk in dat geheel. Maar een schorsing is dus nooit op één element, maar in een totaalbeeld.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Bedankt, minister. De sociale sector is een mooie sector om in te werken, want je helpt ook echt andere mensen. Je helpt hen om gezonder te worden, om langer te leven, om meer vrije tijd te hebben, om meer tijd met de kinderen te kunnen doorbrengen, doordat iemand anders de huishoudelijke taken overneemt. Het is eigenlijk een heel waardevolle sector om te werken. Verso wil dat aantrekkelijker maken, en dat juichen wij volmondig toe. Vlaanderen heeft de tools in handen, met opleiding.
Het zalmvoorstel van collega Van Malderen spreekt mij ook wel aan. Ik denk dat het aansluit bij uw competentieversterkende aanpak, dat we mensen steeds moeten proberen naar een hoger niveau toe te leiden en hun kwaliteiten nog meer aan te scherpen.
Ik denk dat we die toeleiding nu inderdaad wat moeten verscherpen en opportuniteiten grijpen om langdurig werklozen, jongeren, vluchtelingen op die manier toch te activeren. Ik ben zeker ook gewonnen voor uw andere aanpak, om vanuit het individu zelf te vertrekken en te kijken wat die persoon kan, en dat zo in te passen in het bedrijf.
De vraag om uitleg is afgehandeld.